INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19660151 Bezoekers
11 Bezoekers online
Herinneringen van een Stadswachter van Semarang.
Uit het dagboek van H.A.T. Derks.
December 1941-December 1945.
1) De eerste oorlogsmaanden. (December '41 - 15-4-'42).
In de vroege morgen van den negende December 1941, werd Nederlandsch Indië gewekt met de mare dat de oorlog aan Japan werd verklaard, omdat een onverwachte aanval, door de Japansche vloot en luchtstrijdkrachten, op den achtste dezer werd gedaan op Pearl Harbour en aldaar de groote Amerikaansche vloot nagenoeg totaal vernietigde.
Ned. Indië koos hierbij de zijde van Amerika als bondgenoot omdat verwacht kon worden dat ook Ned. Indië onder de leuze:
"Azië voor de Aziaten" zou moeten vallen in de handen der Japanners.
Later op de morgen werd de Semarangsche Stadswacht gealarmeerd en op de komende gebeurtenissen voorbereid.
De algemeene mobilisatie van het geheele leger werd gelast op 11 December 1941, waardoor de heele stad in rep en roer was. De Stadswacht werd al dadelijk geconsigneerd en wel als volgt:
In de werkuren allen vrijaf om de burger betrekking waar te nemen, want dat moest voorlopig blijven voortgaan, en de rest van de dag en nacht in de kazerne.
Er werd door onze drie compagnieen op afzonderlijke plaats legering gevonden en zoo begonnen de voorbereidingen, waarvoor wij op ongeregelde tijden verder werden getraind.
In de werkuren moesten wij gewapend blijven en waren dus op en top soldaat.
Allen die in opleiding waren voor een hoogere rang werden dadelijk daarin bevorderd.
Alle brigades werden op volle sterkte gebracht van 10 soldaten, 2 korporaals en 1 sergeant.
Drie brigades vormde 1 sectie en 3 secties 1 compagnie.
Verder was er de staf en de geneeskundige dienst. In totaal plus minus 600 man waaronder een tiental Engelsen. De algemeene indeeling in volksaard was 200 Europeanen, 200 Chinezen en 200 Inlanders, allen ook in de brigades zooveel mogelijk gelijk verdeeld.
Zoo bleef onze indeeling tot eind Februari 1942 in welke tijd de Jap geweldige vorderingen maakte en telkens meer landen onder zijn bezetting kreeg. Hongkong, de Philippijnen, Birma, Indo China, Siam, Malakka,en tenslotte viel ook Singapore in handen van den vijand.
Diverse eilanden van Ned. Indië werden mede overrompeld en Java kwam in de tweede helft van Februari aan de beurt.
Wij waren naar onze mening prachtig voorbereid. Overal aan zee en in de bergen lagen wij in stellingen genesteld en wij verwachten steun van Engelsche en Amerikaansche troepen, waarvan al een deel op Java was.
Ook in de steden waren alle voorzorgingen getroffen, namelijk schuil en verdedigingsplaatsen opgericht. Ieder huisgezin had in of bij zijn huis een beveiligde plaats voor luchtaanvallen. Inderdaad was in de tweede helft van Februari 1942 het luchtalarm soms twee keer in de 24 uren in de lucht.
Echte bombardementen maakte Semarang toen echter niet mee. Batavia en Soerabaja werden wel gebombardeerd en in een paar dagen door de Jap overlopen.
Thuis hadden wij een keurige betonnen schuilplaats achter aan het huis gebouwd met alle denkbare comfort als divan, radio, wasch en W.C. gelegenheid en wat te lezen. Ook de bedienden konden daarin.
De afmeting was 1.80 x 3.50 m. en goed geventileerd hoog 2 m. Op den eerste Maart smorgens om half elf kwam Mams en Rika langs onze kazerne (school) om wat te praten. Ik had die nacht dienst gehad. Onder het praten kwam een Inlander hard aangelopen met een angstig gezicht en riep ons toe "Bom bom gang Jawa". Inderdaad zagen wij in die richting namelijk naar de haven, rookwolken opstijgen en binnen vijf minuten was het ons duidelijk dat de vernieling was begonnen. Ik raadde Mams en Rika aan huiswaarts te gaan en de schuilkelder te gebruiken als het erger werd. Binnen een half uur was de vernieling in volle gang en begon de paniek. Honderden van allerlei landaard in allerlei voertuigen en bundels kleeren en eten bij zich haasten zich naar de weg Semarang-Salatiga en binnen een uur was de paniek volkomen. Alles liep verward dooreen en overal zaten de voertuigen in de knel. Om twaalf uur kwam het bevel tot verzamelen en kregen wij een korte toespraak dat het ergste begon en de Jap verwacht werd.
Dat was in de eerste dagen van Maart. Vlak daarop werd een algemeen terugtrekken van al onze troepen in de richting Bandoeng bevolen.
De Jappen landden intussen op tal van plaatsen aan de noordkust o.a. te Cheribon en Japara enz.. Zij trokken in diverse richtingen achter ons aan naar Bandoeng op, met een overweldigende snelheid. Bij die opmars werden kleine gevechten geleverd, die, door de overmacht van de Jap, allen in het voordeel van de vijand waren. Heel Java was ineens in volkomen disorde en de commandanten afgesneden van de hoofdmacht, wisten niet wat zij moesten doen. De berichten door de radio waren verward. Zelfs een Jap sprak voor de radio ergens in Midden Java. Te Semarang was de stadswacht in de middag van den eersten Maart 1942 op bevel teruggetrokken op Salatiga en 's nachts weer naar Semarang terug gezonden.
In die nacht was Semarang voor een groot deel verwoest. Het havengebied, door eigen vernielingswerk. Ook de Politie en het B.B. had Semarang de vorige dag verlaten zodat het gepeupel vrij spel had en behoorlijk aan het rampokken en brandstichten was gegaan, in de winkelwijken en pakhuizen in het bijzonder doch ook aan particuliere woningen, die verlaten waren. Het was dan ook een geweldige wanorde toen wij den tweede Maart om 6 uur s'morgens in Semarang terugkwamen.
Reeds heel uit de verte hadden wij vanuit de bergen een pracht schouwspel te aanschouwen, van het wel op honderd plaatsen brandende Semarang.
In de stad waren alle straten rommelig, sommige zelfs geheel gebarricadeerd, met voornamelijk huisraad en op verschillende plaatsen werd nog gerampokt. De verschillende gevangenissen waren deels leeggeloopen en de gewone burgers zaten overal in angst en spanning.
(Rampokken betekent Stelen of Roven, Rampokker is een dief). red.
De terugkeer van de stadswacht, later op de dag ook de politie, werd zeer toegejuicht en had het resultaat, dat ziender-
ooge de rust weerkeerde, zoodat binnen een paar dagen het in Semarang weer veilig was.
Aan onze zijde zijn een paar politiemannen gesneuveld en meerdere rampokkers werden neergelegd.
Onze stadswachters hadden spoedig contact met de wederzijdsche familie leden en waren wij na een paar dagen van de grootste schrik bekomen.
Intussen bleef het buiten Semarang rumoerig.
De rampokkers verplaatsten zich naar daar, zoodat ook de stadswacht naar buiten, tot zelfs in Weliri en Kelat, moest optreden.
lntussen was het den negende Maart geworden en hoorden wij de eerste berichten van de val van Bandoeng. Daarmee was geheel Java in handen van de Jappen. In Semarang was echter nog geen Jap geweest. Onze commandant kreeg echter het bevel zich over te geven aan een stel Jap.officieren die den tiende zouden komen. Inderdaad kwam in de vroege morgen van de tiende een vrachtauto met 10 Jappen en 3 officieren in ons kamp aan. De overgave van Semarang aan dat handje vol sloebers, werd geregeld door onze commandant, de Ass. Res. en de Controleur.
Die 10 Jappen waren flinke vechtersbazen, tegen geen van hen, had ik de flinkste stadswachter geen schijn van kans gegeven in een tweegevecht en zij waren streng gediciplineerd.
Hun indruk op mij was, dat het flinke vechters waren en zoo moeten alle stoottroepen van de Jappen in de beginne zijn geweest. Later ontmoetten wij de bezettingstroepen, die er heel wat minder sterk uitzagen en lang niet zooveel voorstelde, alhoewel erkend mag worden dat ook zij goed gediciplineerd waren. Door de Jappen werd goed gevonden dat de stadswacht voorlopig politiediensten onder hun supervisie in Semarang zou doen, totdat er voldoende Jappen zouden zijn om daarin te voorzien. Zoo bleven wij tot den negentiende Maart 1942 in functie.
Intusschen waren een 300 Jappen in Semarang gearriveerd in vrachtwagens luid toegejuicht door de Inlanders.
Overal waren Japansche vlaggen, de witte met een rood cirkelvlak " de rijzende zon ", aan boomen en huizen gestoken.
Op den achttiende verdwenen plots al onze officieren en de geheele politie en werd ons bevolen, om, tot ontbinding van de stadswacht, op morgen den negentiende om 11 uur, aanwezig te zijn op de Societeit.Ik voelde al dadelijk, en toch maar weinigen met mij, dat dat op internering zou uitlopen en bracht daarom de nacht thuis door.
Ik kleedde mij 's morgens als burger aan om dat feest aan de Societeit mede te maken. Ook Moeder voelde dat het mis ging en bij het achterlaten van m'n ringen, m'n horloge enz. en het pakken van een koffertje, dat mij zoo noodig nagestuurd kon worden, vielen er oorlogstranen. Onze kleine Rieka hield zich flink, doch op al onze gezichten en die van een iedereen stond bezorgdheid te lezen.
Inderdaad was dit de laatste band met mijn gezin voor vele jaren, een moment dat ik nooit kan vergeten.
Gelukkig hadden wij de laatste twintig dagen veel bij elkander
doorgebracht en allerlei dingen voor de komende moeilijke tijd geregeld.
Ik ging dus na volledig mijn voorzorgen te hebben kunnen nemen naar de Societeit, waar wij binnen een uur hoorden dat wij krijgsgevangenen waren en in gereedstaande auto's moesten stappen. De auto's zetten zich in beweging en binnen een uur zaten wij gezevenen bij elkaar in de lugubere cellen van de gevangenis Mlaten op Djoernatan.
===========================
Copyright: R.Derks
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage