INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19807346 Bezoekers
27 Bezoekers online
Herinneringen van een Stadswachter van Semarang.
December 1941-December 1945
7) Twee en een halve maand in Changi.
Ons eerste avondmaal, na een bad genoten te hebben, was een vette schapensoep met rijst en oebi plus een dover (een soort gehaktbal met rijst en kruiden).
De volgende morgen een soort maizena pap en verder die dag twee keer rijst met eens een groentesoep en corned beaf en 's avonds weer vette schapenvleeschsoep met een dover.
Zoo aten en dronken wij 14 dagen en hadden het goed.
Intusschen was onze eigen keuken klaar en onze jongens kregen dezelfde ingredienten als de Aussies doch kookten niet zo lekker en heelemaal niet gevarieerd.
Aldus verslechterde al gauw de algemeene toestand.
Intusschen waren corvee ploegen ingedeeld, van hout halen, bosch kappen en aanleg van groente tuinen, waar zwaar werk werd verricht.
Ik had het geluk als manusje van alles (timmerwerk, metselwerk, smidswerk), in de keuken geplaatst te worden en had daar een goede baan en goed te eten.
Na een poosje werden de corvee's betaald met 3 tot 5 cent per dag zoodat wij na een maand werken ternauwernood één dollar ontvingen.
Tabak en eterij was erg duur en dus zaten wij allen spoedig zonder geld.
De black market begon, dat gaf enkele groote winsten en allen de kans om door verkoop aan wat geld te komen.
Toch bleef het moeilijk en deed cigarettennood de toevlucht nemen tot theebladeren, gedroogde bladeren van de Jap.kers, en bloesem van de Rameh Alas, doch lekker was het niet.
Intusschen werd het eten slechter.
De Roode Kruis voorraad aan bevroren schapen, corned beaf, meel enz. raakte op, en er werd gerantsoeneerd.
De koks verknoeiden en stalen het weinige eten dus de hardwerkende gevangene kreeg te weinig. Ondervoeding deed zich gelden en de ziekenzalen werden overvuld. Bery2 oogziekten en dyarreh waren aan de orde van de dagen en dagelijks vielen er eenige aan ten offer. Ook spoedig één der onzen een goed vriend van v. Benthem, ook de Meijer werd ziek en ging naar het hospitaal doch genas weer spoedig. Helaas was dat het begin van zijn ellende en stierf hij in Kwie-ma in Mei 1943. (zie verder op pagina 40).
Ik voor mij bleef kerngezond werkte van 's morgens vroeg tot 's avonds laat om de dag maar vlug door te komen en had alleen elke avond m'n uren van verlangen naar het onbereikbare Java en wat ik daar achter had moeten laten.
Veel tranen en gebeden werden smeekingen om hulp van de Allerhoogste doch er was geen doorzicht. De berichten waren hoopvol hier in de Oost doch in het Westen ging het nog heelemaal niet goed. De eerste grote vorderingen in Afrika o.a.
werden door Generaal Rommel geheel te niet gedaan en het leek er op dat Duitschland zou zegevieren in het Westen.
Niemand echter geloofde aan de overwinning van Duitschland en dus bleven wij maar hoopen.
Ons leven als krijgsgevangene, onder gebracht in groote betonnen kazerne's nog voorzien van een goede badgelegenheid en opgevroolijkt door elke week een nieuw schouwburg programma
met goede spelers, was trots het harde werk en slechte voeding nog eenigzins dragelijk.
Ik herinner mij weinig meer van de details van de diverse stukken die ik daar zag.
De meeste indruk op mij heeft het stuk "De thuiskomst in 1946" op mij gemaakt.
Er werden goed gekozen voorstellingen gegeven van o.a.
de thuiskomst van een zoon bij zijn oude moeder, dan één van een man bij zijn jonge vrouw die twee kinderen meer had dan toen hij wegging, voorts een verloofde die zijn trouw gebleven meisje ontmoette, nog weer een jong getrouwde man die onverwachts thuis kwam en zijn vrouw met een andere man in zijn eigen huis aantrof enz. enz..
Verder zag ik eens een klucht namelijk een dame die met een baby kwam bij een wonderdokter omdat het kind maar niet wilde groeien. De baby werd voor vijf minuten in een wonderkist gestopt en kwam er, nadat de dame in kwestie een half uur met de dokter geflirt had, als volwassen persoon spiernaakt uit met een vijgenblad getooid. De zaal schudde van het lachen.
Tenslotte was er een pracht band en waren er veel goede songs. De sluiting werd benut voor de drie volksliederen Australie Engeland en Holland en daverend meegezongen.
Zulke avonden deden ons zeere hart goed en de volgende dag brak de tragische dagtaak steeds weer aan.
Onderwijl liep het naar half December 1942.
Voor het kerstfeest der vrouwen en kinderen in de gevangenis, die het daar ook niet al te best hadden, werd geld ingezameld en uit onze magere beurzen werd goed gegeven.
Ons eigen kerstfeest werd in de keuken voorbereid door blikjes en zoo meer achter te houden, dus ons maal nog minder te maken, om althans met de kerstdagen eens goed te eten.
Even voor de kerstdagen werden wij evenwel plots overgeplaatst naar een ander complex, een ½ uur loopens ver gelegen, namelijk " The South Aerier ".
Die verplaatsing was een zwaar corvee en gaf geen verbetering. Wij waren weer verder van de schouwburg en het eten werd daar beroerder. De omgeving was echter wonderlijk mooi van natuurschoon. De uitzichten van hoog gelegen punten op de straat van Jahore aan de eene kant met het mooie tropische achterland en de kalme mooie zee in oorlogsbedrijvigheid aan de andere kant, deden je soms voor een uurtje de ellende vergeten.
Mooi waren ook de wandelwegen en de beplanting daarlangs. Genieten kon je ook nog van wat literatuur en elke week zorgde Dominee Hamel voor een aanmoedigend woord. Velen die anders nooit ter kerke gingen kregen daar Geestelijk voedsel.
Dominee Hamel mijn buurman uit Semarang was bij iedereen bemind en preekte even vlot in de Engelsche als in de Hollandsche taal. Hij was geen gewoon mensch doch had de kracht en de geest van een Apostel van Christus. Duizenden onzer heeft hij het lijden verlicht en weer levenskracht geschonken. Zonder hem, en menig ander Geestelijk Vader, zouden er zeker nog veel meer gevallen zijn in deze moeilijke gevangenschap.
Zoo aldus brak ons eerste kerstfeest aan in de vreemde en onder zulke gedrukte omstandigheden. Wij aten dien dag goed.
De Jap had inderdaad voor iets extra gezorgd en onze keuken liet zich dien dag goed kennen.
Ook Geestelijk was er iets gedaan en ieder voor zich maakte van die dagen wat er van te maken was.
De volgende dagen tot het oude jaar waren voor ons pijnlijk. De gedachten aan huis vulde ieder voor zich en een sombere trek teekende alle gezichten. Toch werd oud en nieuw zoo goed als het ging gevierd, hier en daar ernstig, op andere plaatsen vroolijk en door de Jap werd zwaar gefuifd. De berichten waren voor hem nog goed. De Jap ging zelfs zoover in zijn vreugde, dat wij voor zes man een flesch brandy kregen en dus genoten wij allen een borrel die wij in negen maanden niet gedronken hadden. Onze compagnie maakte er met vruchten en ajer blanda een sterke bowl van, zoodat wij ieder een mok vol hadden.
Ik nam deel aan de bereiding en genoot er een extra slok bij.
Ook de heer Prant had zich met Bokhoven in de keuken uitgesloofd voor een stuk koek per man te maken en dus hadden wij feest.
Het nieuwe jaar brak somber aan en daar kregen het vertrek van duizenden naar waar was onbekend, doch doorgelekt was het, dat wij vijf dagen ver moesten en aldaar aan een spoorweg een kanaal of een vliegveld moesten gaan werken.
Ook onze groep werd aangezegd tot vertrek over eenige dagen.
Intusschen was het eten zeer miniem en slecht geworden.
Vleesch was er niet meer. Soms een beetje visch half bedorven en als groente slechts knollen in allerlei soort en veel oebi. Voor groente werden de bladeren van de Kembang Sepatoe en andere gewassen o.a.Ketella bladeren gebruikt.
De smaak was slecht en vooral het nat er van gewoon ongenietbaar. Zelf koken mocht niet en werd dan ook weinig gedaan want je kon niets bemachtigen om te koken.
Alzoo brak op den morgen van den 15de Januari ons vertrek aan.
Velen onzer lagen in het ziekenhuis en moesten achterblijven.
Ik herinner mij nu o.a. Dudok van Heel en van Loon welke beiden daar ook helaas hun graf vonden doch er waren er veel meer.
Enkele volgden later en zagen wij dus niet terug.
Wij kregen vol bepakt een marsch van een uur naar het autopark en gingen vandaar per vrachtauto naar het S.S. Singapore.
De stad was in die tusschentijd nog troosteloozer geworden.
De heele bevolking gedroeg zich als gedrukt onder het juk van de Jap en alleen de Jappen leefden fel op en stelden zich hoogst onbeschoft aan.
Zij kleineerden ons en wij voelden onze onmacht heel sterk.
In beestenwagens werden wij ingeladen met 50 bij elkaar; gewoon onmogelijk weinig ruimte hadden wij om te zitten, laat staan om te slapen.
Het stond toen vast dat wij heel Malakka zouden door sporen en ergens in Siam zouden belanden.
Op de wagens stond op een papiertje tusschen vele Japansche karakters het woord Ban Pong.
Wij dachten dat is een Jap verbastering van Bangkok, doch later bleek dit inderdaad de plaats van ons eindpunt in Siam.
(Ajer blanda = spuitwater, Oebi = een zoete aardappel, Kembang Sepatoe = chinese roos, Ketella = aardappel) red.
===========================
Copyright: R.Derks
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage