Zoek
 
Sluiten
INDISCHE ENCYCLOPEDIE
Indopedia
INDOPEDIA
De Indische Encyclopedie
 

Index encyclopedie

Tel. / adres boeken

Recepten, Gerechten

Djamu (Jamu) - medicinale kruiden , planten en vruchten. Ziekten & Kwalen

Indische Boekrecensies

Verhalen

Bladmuziek Krontjong

Bezoekers vanaf jun. '09

 19640133 Bezoekers

 34 Bezoekers online

rss Deze artikelen zijn ook met een RSS reader te lezen. :
https://indopedia.nl/data/nl-articles.xml

Zending (Protestantsche).
De protestantsche zendingsarbeid in den Oost-Indischen archipel vangt ongeveer aan met de stichting van de Oost-Indische Compagnie in 1602. De pogingen van de Compagnie om gedurende haar heerschappij de Kerk tot staatszaak te maken, hebben zoowel voor den godsdienst als voor den staat zelf weinig bevredigende uitkomsten opgeleverd. Niettemin is door deze pogingen de Kerk in Ned.-Indië geleidelijk geheel ondergeschikt gemaakt aan de regeering.

In 1623 werd te Leiden, naar de plannen van den hoogleeraar Ant. Walaeus het „Seminarie van Walaeus" gesticht door de O.-I. Compagnie voor de vorming van predikanten. Reeds na 10 jaren echter, in 1633 moest het seminarie worden opgeheven wegens de hooge kosten welke de stichting met zich bracht.

Gedurende de twee eeuwen van het bestaan van de Compagnie werden eenige tientallen Christengemeenten gesticht. Meer dan 900 predikanten, bijgestaan door honderden ziekenbezoekers hebben in den archipel met groote toewijding gearbeid. Toen in 1795 de Compagnie ophield te bestaan waren in den archipel 70.000 Inlandsche Christenen voor wier geestelijke verzorging in den geheelen archipel 5 predikanten bescheiden waren (eertijds beliep het aantal van 17 tot 48), zonder ziekenbezoekers. Nu volgde een periode waarin de kerk geheel aan haar lot werd overgelaten, totdat bij koninklijk besluit van 7 December 1820 werd bepaald, dat alle protestantsche kerken in Ned.-Indië voortaan zouden zijn vereenigd onder één bestuur. De „Commissie tot de Zaken der Protestantsche Kerken in Ned.-
Oost- en West-Indië", ook wel Indische of Haagsche Commissie genoemd werd belast met de zorg der kerkelijke belangen.

Intusschen ontwikkelde zich een nieuwe beweging ten gunste der zending, ook in Nederland, onder den invloed van het piétisme in Duitschland en het methodisme in
Engeland en vooral ook door het voorbeeld van de zending der Hernhutters - wier gemeente te Zeist de oudste organisatie op dit gebied in Nederland is. Hoewel deze beweging aanvankelijk beperkt was tot zekere kringen was haar principe dat de zending de plicht en de taak is der gemeente, meer en meer veld.

Deze nieuwe beweging begon met de stichting op 19 December 1797 van het „Nederlandsch Zendelinggenootschap". Sedert zijn in Ned.-Indië een 30-tal (zie hieronder) zendingscorporaties werkzaam.

Ingevolge art. 177 der I.S. moeten de zendelingen voor de verrichting van hun dienstwerk voorzien zijn van eene door of namens den gouverneur-generaal te verleenen bijzondere toelating, die door dezen kan worden ingetrokken, wanneer zij schadelijk wordt bevonden, of de voorwaarden daarvan niet worden nageleefd. In de praktijk moet elke zending haar terrein van werkzaamheid aanduiden.

Met uitzondering van een groot deel van Sumatra en van Borneo, van enkele minder uitgestrekte gebieden op Celebes, wijders van Bali, Lombok, Soembawa en Flores, werkt de protestantsche zending thans over geheel Ned.-Indië.

Een belangrijk deel van haar arbeid - voornamelijk in de Molukken - komt toe aan de Indische Kerk. Na de instelling van de genoemde Indische of Haagsche Commissie, werden de zaken van deze kerk zoowel in Nederland als in Indië in den loop van de 19e eeuw beter georganiseerd, terwijl haar verhouding tot de kerk in het moederland en tot de overheid beter werd geregeld.

Het aantal protestantsche inheemschen bedroeg ult°. 1931 ongeveer 575.000.

De zendingsarbeid bestaat zoowel uit de prediking van het Evangelie als de medische verzorging van en het onderwijs aan de bevolking. Vooral aan de oprichting en verbetering van ziekenhuizen en klinieken zijn in de laatste jaren groote sommen besteed.

Gedurende de laatste decennia werd de noodzakelijkheid tot samenwerking van de zendingsgenootschappen meer en meer gevoeld. Het was het „Nederlandsch Bijbelgenootschap" hetwelk in 1906 het initiatief nam tot de stichting van het „Zendlngsconsulaat”, teneinde de belangen der geheele protestantsche zending in Ned.-Indië te behartigen, in de eerste plaats bij de regeering en hare organen. Het staat in relatie met de onderscheidene Nederlandsche en buitenlandsche zendingscorporaties en kerken en hare zendingsarbeiders in Ned.-Indië en vormt in algemeene zendingsaangelegenheden den schakel tusschen de regeering en de zendingsorganen. Het handelt in opdracht dezer groepen en kan tevens op eigen initiatief stappen doen. Sinds 1919 is, met een korte onderbreking, het consulaat door twee functionnarissen bezet
geweest. Naast het vervullen van bovengenoemde werkzaamheden vormt het zendingsconsulaat tevens het punt van internationaal contact met de protestantsche zending in de landen buiten Ned.-Indië. Het zetelt te Batavia.

Dank zij de wereldconferentie der zendingen te Edinburg in 1910 en de instelling van een „International Missionary Council" in 1921 deed de behoefte aan internationale samenwerking zich ook in Nederland gevoelen, welke zelfs gedurende en later na den wereld-oorlog herhaaldelijk plaats had op internationale besprekingen inzake de zending. De Nederlandsche zendingsgenootschappen hebben uiteraard ook haar plaats in de organisatie van den „International Missionary-Council" - een direct gevolg van de zendelingenconferentie te Jeruzalem die op Paschen in 1928 plaats vond. Zoodoende werd op 10 October 1929 de „Nederlandsche Zendingsraad" ingesteld, waarin met uitzondering van de gereformeerde kerken, alle Nederlandsche Zendingsgenootschappen zijn vertegenwoordigd.

Behalve in den „International Missionary Council" is de Nederlandsche zending door een tweetal afgevaardigden vertegenwoordigd  in den „Kontinentale Missions-Aus-schuss", die zijn centrale zetel heeft in Duitschland. Het totale budget der Nederlandsche zending bedroeg in 1930 ongeveer f1.900.000, waarvan f1.740.000 benoodigd was voor Ned.-Indië. Men legt er zich meer en meer op toe de inheemsche bevolking - die zich in sommige streken onwikkelt en getuigt van een zekere zedelijke zelfstandigheid - in hare eigen behoeften te laten voorzien. Niet alleen in Nederland maar ook in Ned.-Indië gevoelt men de behoefte aan een nog nauwere en betere samenwerking tusschen de genootschappen en kerken. In 1930 is ingesteld een centrale zendingsraad op Java, bestaande uit een zendingsraad, samengesteld uit vertegenwoordigers der genootschappen en kerken die onder de Javanen arbeiden en een Javaansche raad, samengesteld uit vertegenwoordigers der jonge Javaansche kerken. Verder werd te Makassar een plaatselijke zendingsraad ingesteld, waarin ook de Indische Kerk en het Leger des Heils zitting nemen. Men zal er toe moeten geraken al deze raden te laten samenwerken in een te stichten grooten zendingsraad van Ned.-Indië.

Aldus heeft de protestantsche zending, vooral gedurende de laatste decennia, zich geleidelijk een plaats veroverd in Ned.-Indië en in Nederland, zoowel als in de gezamenlijke internationale zendingsbeweging. (Het vorenstaande is grootendeels ontleend aan de uitgave „Exposition coloniale internationale, „Les Indes Neérlandaises", Paris 1931). Zie verder ook onder Eeredienst.

In verband met de bovengenoemde ontwikkeling en zelfstandigheid der inheemsche bevolking, moge melding worden gemaakt van de in 1930 ingevoerde nieuwe kerkorde voor de Bataksche Kerk („Hoeria Kristen Batak Protestant"). In Februari 1931 kwam de eerste synode bijeen van Javaansche kerkelijke ambtsdragers op het zendingsterrein der gereformeerde kerken (Midden-Java ten Zuiden) en op 11 December van dat jaar werd de synode („Madjelis Agoeng") geinstitueerd voor de Javaansche Christelijke kerk in Oost-Java (arbeidsveld van het Nederlandsch Zendelinggenootschap en van het Java-Comité). Dit bijeenkomen der eerste synode van de Bataksche Kerk en van de Javaansche kerken respectievelijk in Midden-Java ten Zuiden en in Oost-Java, kunnen worden gezien als een verschijnsel van gegroeide zelfstandigheid, van
mondigheid en als een erkenning van dit feit door de in deze streken werkende zendingscorporaties. Dit is geheel in overeenstemming met de eeuwenoude traditie der protestantsche kerken in verschillende landen en werelddeelen. Zoodra voldoende kracht en bewustheid aanwezig is, maakt de zending plaats voor de kerk, door het betrokken volk zelf gedragen, naar binnen zich uitende in kerkelijk leven, naar buiten in zending.

Einde 1931 stonden in dienst der protestantsche zending 160 Europeesche en 18 Amerikaansche zendelingen en 289 inheemsche kerkelijke voorgangers. Het aantal onder beheer der zending staande Hollandsch-Inlandsche, Hollandsch-Chineesche scholen en schakelscholen bedroeg op genoemd tijdstip onderscheidenlijk 43, 35 en 7, dat der volksscholen 1749, der standaardscholen 68, der inrichtingen tot opleiding van Inlandsche onderwijzers 20 en der ambachtsscholen 3. Het aantal aan deze scholen verbonden leerkrachten bedroeg 568 Nederlandsche, 3026 Inlandsche en 7 Chineesche.

In dienst van het Nederlandsch Bijbelgenootschap werken voorts vier taalgeleerden, namelijk in Midden-Celebes, op Soemba en op Java (een van de op Java werkende geleerden wijdt zich uitsluitend aan een herziening der Maleische Bijbelvertaling).

De medische verzorging der inheemsche bevolking van de zijde der protestantsche zending geschiedde in 1931 in 23 hoofdziekenhuizen en 35 hulpziekenhuizen (met 3031 bedden), 83 poliklinieken en 3 leprozerieën. Aan deze inrichtingen waren verbonden 45 Europeesche en 3 Inlandsche artsen, 57 Europeesche verpleegsters en 687 Inlandsche verpleegkrachten.


Creatie datum: 09/06/2017 14:30
Categorie: - Z
Pagina gelezen 1010 keren


Reacties op dit artikel

Er heeft nog niemand gereageerd.

Nieuws van den dag uit het voormalig Nederlandsch-Indië