INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19705674 Bezoekers
51 Bezoekers online
Waterrecht.
Over de Inlandse rechten op bevloeiingswater bestaat weinig litteratuur. Voor grote bevloeiingsgebieden konden dergelijke adatregelen zich moeilijk ontwikkelen, omdat onderlinge controle dan niet mogelijk is. De bevolking aan den benedenloop van een rivier kon niet beletten, dat die in de bovenstreken het daar benodigde bevloeiingswater aftapte. Voor een billijke regeling van de waterverdeling tussen boven- en benedenstreken moest ook vroeger het bestuur zorgen of zooals op Bali, waar zeer veel sawahs voorkomen en elders, de vorst en zijn ambtenaren. Op Java en Madoera is de hoofdverdeling van het bevloeiingswater thans vrijwel overal in handen van het personeel der irrigatieafdelingen en waar die niet zijn ingesteld, in handen van ander irrigatiepersoneel of van het bestuur. Alleen in de Vorstenlanden zal die verdeling op den duur tot de taak der waterschappen behoren. Zie onder Waterschappen.
Voor de bevloeiing uit kleine waterleidingen of tertiaire leidingen, voor de detailbevloeiing, die voor zoover de Inlandse bevolkingsaanplantingen betreft, als regel aan die bevolking zelve wordt over gelaten, bestaan dikwijls nog wel adatregelen bijv. op het punt van voorrang van sommige beplantingen (padikweekbedden enz.), van voorrang voor de het laagst gelegen gronden, die anders watergebrek zouden hebben als de hoger gelegen gronden bewerkt zouden worden enz. Ook onderlinge beurtregelingen komen voor. De uitvoerigste regelingen van dit waterbeheer bestaan bij de Balische soebaks (zie onder Waterschappen). Ook niet-inlanders hebben in Ned.-Indië slechts bij hoge uitzondering bepaalde, duidelijk omschreven rechten op het water. De vergunningen tot watergebruik voor het drijven van fabrieken en andere doeleinden aan niet-inlanders verleend, zijn bijna altijd tot wederopzeggens gegeven, niet met de bedoeling die later in te trekken, maar wel om het beheer van het water altijd geheel in handen van de Overheid te houden, om steeds gerechtigd te zijn zuinigheid in het watergebruik voor te schrijven, wijzigingen in den watertoevoer te kunnen aanbrengen enz. Slechts in enkele gevallen is tot gebruik van water een vaste vergunning verleend, dan echter gewoonlijk voor een zekeren termijn. Ook enkele particuliere landerijen (zie aldaar) hebben nog waterrechten, die wel is waar niet tot toevoer van een vaste hoeveelheid water verplichten, maar toch een vrije verdeling van het water door de overheid in den weg staan. De overheid wordt overigens bevoegd geacht het beschikbare water te
verdelen als in het algemeen belang het beste wordt geacht en heeft zich bijv. dan ook niet ontzien om aan bouwvelden het bevloeiingswater te ontnemen, zij het
tegen schadeloosstelling, om dat te gebruiken voor de drinkwatervoorziening van steden, voor de behoefte aan water van de locomotieven der spoorwegen en dergelijke doeleinden. Onteigening op den voet der onteigeningsordonnantie werd niet nodig geacht. Op Java en Madoera is het waterbeheer in het algemeen overgedragen aan de provinciën. De te maken provinciale regelingen behoeven echter de goedkeuring der regering.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage