INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19940821 Bezoekers
59 Bezoekers online
Borneo.
Na Nieuw-Guinea het grootste eiland van de Indische archipel: 17x de grootte van Nederland.
Het ontleent zijn naam aan het sultanaat Broenai op Brits gebied.
Drie kwart van het eiland is Nederlands, 1/4 (het Noordelijk deel) is Brits gebied.
Het eiland is niet vulkanisch en is van dezelfde formatie als Bangka, Billiton en de Riouw-Lingga-archipel.
Ook is het niet zeer vruchtbaar.
Het heeft veel bos, grote rivieren en alluviale streken.
Het terrein is niet zeer hoog.
De hoogste top echter, de Kinibaloe, op de noordelijke punt op Brits gebied is zeer hoog (4175 M.). De berichten over Broenai uit Chinese bron dateren reeds uit de 7e eeuw.
Op Borneo zijn uitgestrekte laagvlakten.
De grootste rivieren in de archipel vindt men op Borneo en Sumatra.
Door overstromingen worden de beddingen veelal verlegd, waardoor rechte verbindingen tussen de bochten worden gevormd; deze noemt men antassan of téroesan.
Ook worden daardoor meren (danau) gevormd, die soms zeer uitgestrekt zijn, maar altijd door een kanaal zijn verbonden met de rivier.
Deze meren temperen overstromingen, terwijl zij in de droge tijd water aanvoeren.
Dit komt weer de bevaarbaarheid van de rivieren ten goede.
Het Nederlands gebied van het eiland is verdeeld in twee gewesten:
De res. Westerafdeling van Borneo heeft 4 maal de oppervlakte van Nederland en telt 827.878 inw.,
w.o. een duizendtal Europeanen, ruim 700.000 Inlanders en ruim 100.000 Chinezen.
Zij bestaat uit de volgende 4 afdelingen, elk onder een ass.-resident:
De grootste rivier in het gewest is de Kapoeas, die de grootste delta van de archipel vormt; de rivier
heeft ongeveer de lengte van de Rijn maar is veel breder.
De noordelijke arm van de delta heet Koeala (= uitmonding) Pontianak, lnaar de gewestelijke hoofdpl. Pontianak.
Dit is een grote uitvoerhaven.
In de omstreken veel kokos-aanplantingen: bereiding en uitvoer van kopra.
Ook ijzerhout (hier bilian genaamd) wordt veel uitgevoerd; het wordt o.m. gebruikt voor funderingen van huizen en dakbedekking.
Langs de Kapoeas liggen veel staatjes, waarvan de vorsten van Djohor-Maleise afkomst zijn.
De bevolking is Dajaks (zie bij Dajaks).
Ten N. van de Koeala Pontianak ligt het Sultanaat Pontianak.
Het landschap Landak ligt aan de rivier van die naam, een zijrivier van de Kapoeas.
Hier worden diamanten gevonden.
De bestuurder van het landschap Matan had een van de grootste diamanten van de wereld.
Ook zwarte diamanten worden er gevonden.
De Inlanders beschouwen deze als de ziel van de diamant.
Verder het landschap Sintang, met gelijknamige hoofdpl., daar waar de Melawi uitstroomt in de Kapoeas.
Ook hier in de diepste binnenlanden hebben Hindoenederzettingen plaats gehad.
Bij Sanggau zijn (Sjiwaitische) steenen; ook aan de Boven-Melawi.
Deze zijn er waarschijnlijk via Java gekomen; dan zouden ook daar Javanen hebben gekoloniseerd. Aan de Z.-kust is dit inderdaad zeer sterk het geval geweest.
Men spreekt van de Boven- en Beneden-Kapoeas (van Sintang af).
Bij Smitau zijn uitmondingen van meren: dit meren-complex heet Danau Seriang.
Van Sintang af aan den N. oever een uitgestrekt gebied, de Batang Loeparstreken, geheten naar een rivier in Serawak (Brits gebied), In het Z.-W. gedeelte de landschappen Simpang en Soekadana.
Dit is een zwakbewoonde boswildernis.
Bij Soekadana aan de kust begint het Javaanse element merkbaar te worden:
Soekadana was een vazalstaat van Modjopahit.
Tot het landschap behoren de Karimata-eilanden.
Hiertussen door heeft de grote Vaart plaats.
Van meer belang is in het N.-W. het landschap Sambas met de Sambas-rivier.
Uitvoer van hout en wat koffie.
Hier hadden mijnontginningen niet veel resultaat.
De Westerafd. van Borneo is bijna geheel langs vredelievende weg onder ons gezag gekomen.
Alleen in Sambas hebben we veel te stellen gehad met de Chinezen, die er heen waren gekomen om goud te delven, waaraan Sambas zo rijk was.
Hier had men de Chinese districten Montrado, Mandor en Bengkajang.
Men werkte er aanvankelijk met familiekongsis, later met kongsis van niet-familieleden.
Zodoende werden nieuwe stammen en dorpsgemeenten gevormd.
Doordat de vorsten steun zochten bij het gouvernement, is daar van 1851-1853 met de Chinese staatjes oorlog gevoerd.
De goudrijkdom viel niet erg mee.
Na de inmenging van het gouvernement is de goudindustrie achteruit gegaan.
Men ging zich meer op landbouw (rijstcultuur) toeleggen.
De natte rijstcultuur is er door de Chinezen gebracht.
De Chinezen zijn er sterk vermengd met Dajaks; ook met de zeden is dat het geval geweest.
Alleen de taal is bijna zuiver Chinees gebleven.
In de Kongsi-oorlogen was Mandor aan onze zijde; daarom bleef die kongsi bestaan tot in 1883
het laatste kongsihoofd stierf.
Toen het gouv. ingreep ontstond er weer gisting.
De Chinezen zijn hier overigens, ook ten aanzien van de inheemse bevolking een nuttig element geweest, evenals in Deli, Bangka, Billiton, de Riouw-Lingga-archipel, enz.
De goud-exploitatie geschiedt geheel op dezelfde wijze als de tin-exploitatie op Bangka.
(zie aldaar en onder Goud).
Alleen hoeft het metaal niet te worden uitgesmolten.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage