INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19870459 Bezoekers
21 Bezoekers online
Het zou nu niet lang meer Buren. Via de brug kwam er bericht dat wij eerst naar Batavia zouden varen om daar de militairen van de landmacht te debarkeren, maar een paar uur later werd dat bericht ingetrokken en hoorden we dat we eerst naar Soerabaja zouden gevaren om het marinepersoneel en de mariniers te debarkeren. Daana pas zou de Sloterdijk doorvaren naar Semarang en Batavia. We waren blij als eersten van te boord gaan. De hele dag werd er gesproken over onze aankomst in Soerabaja. Eindelijk van Bit schip af. We hingen over de reling om maar een van de eersten te zijn die kon melden dat de kust van Java zichtbaar was. Maar er kwam nog een nacht tussen en ook die nacht werd op het dek doorgebracht. Toen we wakker werden was in de verte nog erg onduidelijk en schimmig de kustlijn van Java te zien. Iedereen hing over de reling alsof ze probeerden het schip speller te laten varen, maar de kustlijn leek niet dichterbij te komen.
Ook het kader liet zich weer zien en begon onmiddellijk orders te geven. We moesten beginners onze spullen in te pakken zodat dat niet op het laatste moment nog moest gebeuren. Alleen de spullen die we direct nodig hadden, konden buiten de grote plunjezak blijven: de toiletartikelen, schoon ondergoed en vooral niet te vergeten ons tropenpak met khakimuts. Dit pak moesten we direct aantrekken voor inspectie. Op het eind van de dag werden we weer bij elkaar geroepen. De detachementcommandant van de mariniers vertelde ons dat we in de loop van de volgende ochtend in Soerabaja zouden aankomen. Dan moest iedereen klaar staan, met plunjezak en geschoren gezicht. De plunjezakken moesten bij elkaar worden gezet omdat die apart zouden worden vervoerd naar onze legeringplaats. Maar voordien moesten ook de ruimen waarin we hadden geslapen worden aangeveegd. We begonnen gelijk met inpakken. Het ruim was alleen stoffig en het had weinig zip om dat aan te vegen want dan lagers we de hele nacht in het stof. We mochten namelijk niet meer aan dek slapen. Niet veel later lag iedereen in zijn kooi, wakker van de hitte en de spanning
Al heel vroeg was iedereen klaar. De ruimen waren aangeveegd, de gezichten geschoren en de plunjezakken stonden bij elkaar op de aangewezen plaats. De bootsman en zijn matrozen waren druk in de weer. De touwen om de dekzeilen werden losgemaakt en de lieren werden gereed gemaakt om straks de spullen van boord te hijsen. Het schip was de haven dicht genaderd. In de verte konden we al mensen op de kade zien staan. In de haven voeren amfibievoertuigen bemand met mariniers, die de nieuwelingen, de zogenaamde baroe's, kwamen begroeten. Toen het schip de haven binnenvoer waren we omringd met die amfibievoertuigen. Die waren nieuw voor ons. Ze behoorden tot de mariniersbrigade. Het was druk op de kade. Voomamelijk kleine, donkerbruine mensen die liepen te sjouwen met allerlei spullen die veel te groot voor hen leken, net als bij sjouwende mieren. Maar toen we dichterbij kwamen zagen we dat er geen greintje vet aan hun lichamen zat, alleen maar spieren. Dit waren de zogenaamde koelies, vertelde iemand met enige minachting in zijn stem. Maar Klaas voelde bewondering voor die kleine, pezige mannetjes die in de hete zon liepen te sjouwen. Toen het schip was aangemeerd gingen we zo snel mogelijk van boord. Toen Klaas van de loopbrug stapte en voet zette aan land, voelde hij de deining van het schip nog in zijn benen. Indie, Klaas had het land van zijn dromen bereikt. Er werd weinig gesproken onder elkaar. Er was ook zo verschrikkelijk veel te zien om ons heen. Maar ook te ruiken – een sterke maar aangename geur van kruidnagelen - en te horen, een taal waarin niets was te herkennen. Maar wat het meeste indruk maakte op Klaas was de sfeer van opgewektheid die als vanzelfsprekend, als zuurstof, in de lucht hing en die, als vanzelf, een glimlach op zijn gezicht bracht. Hij zag het nu ook bij de mensen op de kade en bij zijn maters, iedereen keek blij.
Op de kade stonden trucks die de mariniers naar de plaats van bestemming zouden brengen. De colonne trucks met blije gezichten zette zich in beweging en reed van het haventerrein af. Het was bloedheet op de truck. Onze kleding was vrijwel onmiddellijk doorweekt van de transpiratie. De rit ging dwars door Soerabaja. De kazerne lag aan de andere kant van de stad. Wij keken onze ogen uit. Veel mensen, bruine mensen langs de kant van de weg maar er waren ook blanke mensen te zien. Het leek wel of er duizenden mensen op de weg waren. Het rijdend verkeer was hoofdzakelijk militair verkeer, maar er reden ook veel vrachtwagens volgeladen met zakken. En daartussendoor honderden kleine bakfietsen met overkapping, waarin mensen werden voortgereden door kleine bruine mannetjes die pal achter de bak hoog op de pedalen stonden. Een soort fietstaxi, zogenaamde betjaks. Bijna geen personenwagens. Ze passeerden grote gebouwen – groter dan hij ooit in Amersfoort had gezien en er reed een tram volgepakt met mensen. Hij zag bioscopen groter en moderner dan hij ooit had gezien. De hele stad trouwens leek groter, ruimer, drukker en moderner dan welke stad ook die Klaas ooit had gezien. Een gevoel van verbazing maakte zich van hem meester en heel even ook iets van teleurstelling, maar toen zag Klaas dat ook hier, middenin deze grote stad, blije, vriendelijke gezichten het straatbeeld beheersten. De trucks draaiden een straat in en stopten voor een paar grote gebouwen die geen kazernes bleken te zijn maar een soort kantoorgebouwen. Embong Woengoe heette de straat. In de gebouwen waren ook andere eenheden van de mariniers geregeld. Ook hier erg druk in de straat, veel inlanders, vooral vrouwen, die in stalletje langs de weg zaten waarin ze van alles; en nog wat leken te verkopen. Klaas zag veel fruit. Toen ze het terrein van de gebouwen binnenreden werden ze opgewacht door nieuwsgierige mariniers die al langer in Indie verbleven. Onze lichamen waren nog niet zo bruin als van deze mariniers en dat moesten we weten. "Lopen jullie reclame voor een melkfabriek". De oudbakken mariniers lachten zich krom. Veel tijd kregen ze niet om ons belachelijk te maken want we werden direct het grote gebouw binnen gebracht om onze kleine plunjezakken binnen te brengen. Klaas zag inlandse vrouwen binnen. Ze stonden te strijken.
"Opschieten marinier, loop je nou al naar de wijven te geilen," werd Klaas toegeroepen door een sergeant. Na de plunjezakken te hebben afgegeven moesten ze buiten aantreden, een paar honderd man. Een kapitein van de mariniers kwam aanlopen met een paar andere officieren en een adjudant van de mariniers. Hij had lijsten in zijn hand. De kapitein ging midden voor de grote groep mariniers staan. Het was een Indischman. Zijn naam was Mulder, kapitein Mulder. Hij vertelde dat ze aan hand van de lijsten zouden worden ingedeeld bij diverse bestaande pelotons. De kapitein sprak met een voor Klaas onbekend accent. Hij sprak de D's en G's heel nadrukkelijk uit. Klaas werd ingedeeld bij het 2e peleton van compagnie 'L' van het 3e infanteriebataljon. Al zijn vrienden, met uitzondering van Jan Jolink, die was ingedeeld bij een mitrailleur peleton, waren ingedeeld bij hetzelfde peleton. De mariniers die elkaar nog niet kenden stelden zich aan elkaar en aan het kader voor. Inmiddels waren ook hun grote plunjezakken gearriveerd. Het 2de peloton werd gelegerd in een grote zaal van een der gebouwen. In die zaal stonden langs de wanden dubbele bedden. In die zaal moesten zo'n veertig mariniers slapen. Groepsgewijs werden de bedden ingedeeld. Er waren geen kasten in de zaal dus hun plunje moest in de zakken blijven. Een korporaal vertelde dat ze voor een paar gulden een houten kist konden laten maken om hun spullen in op te bergen. Er zouden nog baboe's komen om hun kleren te wassen en te strijken. Ze moesten per ploeg van 3 of 4 man een baboe nemen, zodat die vrouw per dag niet te veel te wassen en te strijken had. Zo was je iedere dag verzekerd van schone en gestreken kleding. De baboe kostte een paar gulden per maand en als je nog eens wat weg te geven had dan was zij de eerste die daarvoor in aanmerking kwam.
Een infanteriepeloton bestaat uit drie groepen van dertien mariniers. Aan het hoofd van het peloton staat een officier van de mariniers, de pelotonscommandant. Deze officier heeft een mariniers als dardanel, de duivelstoejager van de pelotonscommandant.
Daarnaast heeft het peloton een opvolgend pelotonscommandant, de OPC, dat is meestal een sergeant-majoor der mariniers. Deze man is het drukst omdat de PC, pelotonscommandant, niet altijd aanwezig is. Elk groep van dertien man heeft een groepscommandant en dat is een sergeant der mariniers. iedere groep heeft drie ploegcommandanten, dat zijn meestal korporaals. In ons peloton zijn het allemaal sergeanten en korporaals. Per korporaal zijn er drie mariniers, de zogenaamde AG-ploeg, automatischgeweerploeg. De indeling van een AG-ploeg is, een BAR-schutter, een Browning-automatischgeweer-schutter, een helper van de BAR¬schutter, bewapend met een geweer, deze man draagt de reservemunitie voor de BAR-schutter en neemt de BAR over als de Bar-schutter uitvalt.
Dan hebben we nog de geweerschutter, bewapend met een geweer. De korporaal heeft de leiding over de AG- ploeg en de sergeant ploegscommandant heeft de leiding over drie AG¬ploegen.Dit is de organieke indeling van een infanteriepeloton. Zo zijn er drie van deze pelotons en een mitrailleur- en mortierpeloton in een infanteriecompagnie. Dan is er nog de compagniestaf. Het kader van ons peloton bestaat uit een OVW-officier, vier beroepsonderofficieren van de mariniers, zij zijn al voor de oorlog in dienst gekomen en negen OVW-korporaals.De OVWers zijn al geruime tijd in Indie. Het beroepskader wordt aangeduid als de 1665'ers. 1665 is namelijk het jaar waarin het Korps mariniers werd opgericht.]]
Middenin de grote zaal stond een aantal lange tafels en random die tafels stonden giechelende, inlandse vrouwen te strijken. Dat waren de baboe's. Deze vrouwen zouden onze kleding wassen en strijken. Ze waren erg vriendelijk en probeerden een praatje te maken met de mariniers. De mariniers hadden in Doom een beetje maleise les gehad maar dat bleek niet genoeg om met de vrouwen te kunnen praten. Dus er werd alleen maar gelachen. In ons peloton hadden we een marinier die voor de oorlog als kind in Indie was geweest, zijn vader was korporaal van de mariniers, en hij sprak een aardig mondje Maleis. Hij vertaalde voor ons wat de vrouwen zeiden. De volgende dag zouden er nog meer wasvrouwen komen zodat iedere ploeg zijn eigen baboe had. De ploeg van Klaas had al een vrouw. Ze was een wat oudere vrouw en had een erg platte neus. Wat Klaas betrof hadden ze nog wel even kunnen wachten met kiezen want ze was niet de schoonheid die Klaas voor ogen had als hij aan een inlandse vrouw dacht. Maar goed, veel zouden ze haar toch niet te zien krijgen want ze hoefden alleen maar hun wasgoed bij haar af te geven. De mariniers hadden bijna allemaal hun vuile was afgegeven en bijna het hele peleton stond nu in zijn onderbroek. Voor de vrouwen zal het geen fraai gezicht zijn geweest, die melkflesachtige behaarde benen. Maar de mariniers hadden er geen moeite mee en de vrouwen eigenlijk ook niet. Er waren oude en jonge vrouwen, hele knappe maar ook hele lelijke. Jaap Meertens leek hetzelfde te denken lopen terwijl hij in zijn onderbroek langs de vrouwen liep. Zijn dunne benen waren wit als melk en dicht begroeid met lange zwarte haren. "Maas, daar is een grote bak met water", riep hij toen ineens, " laten we onze reet gaan soppen", en hij rende naar een grote bak water in de hoek en liet zich zonder een moment van aarzeling over de rand van de bak in het water vallen. Anderen volgden hem en ineens waren er zoveel mariniers in de bak dat ze er alleen nog maar rechtop in konden staan. De vrouwen stonden eerst versteld te kijken en begonnen toen hard te lachen. Er waren erbij met een hele mooie lag zag Klaas. Die van hen had een heel slecht gebit, zag hij. Zo snel als ze erin waren geklommen zo snel waren de mariniers ook weer uit de bak geklommen, toen een korporaal der mariniers hen dreigend toesprak. De bak water bleek inderdaad te dienen om je te baden maar het was niet de bedoeling dat je in de bak ging liggen omdat het water voor iedereen was bestemd. Je bleef buiten de bak en schepte clan met een plastic schepje water uit de bak om je mee af te spoelen.
Laat de bak leeglopen, spoel hem uit en vul daana weer opnieuw met water," zei de korporaal, "straks lopen we allemaal met schurft hier. Begrepen?" De mariniers trokken snel de stop uit de bak. "Begrepen?", herhaalde de korporaal, luider nu. "Begrepen korporaal", riep toen iedereen. De dienst was weer begonnen realiseerde Klaas zich.
Na het baden was Klaas de ontberingen van het troepentransport al bijna vergeten. Het was in de namiddag behoorlijk afgekoeld en met een schoon khakipak aan voelden ze zich lekker fris. Tijd voor hun eerste maaltijd in de Oost. Een warme maaltijd zelfs, omdat we het middageten hadden gemist. We kregen een snort baton in ons etenspannetje, met andijvie uit blik bij en een bat gehakt ook uit blik.
"We flikkeren die zooi gewoon weg. lk heb daar een vrouw gezien die bananen verkoopt, dan eet ik wel een paar bananen," zei Jan Haag. 'Deze troep geven we aan de kinderen die ik buiten heb zien staan bedelen. Misschien dat zij het lusten."
De kinderen hadden blikjes bij zich, ongeveer ter grootte van hun etensblikjes. Kennelijk was het niet de eerste keer dat ze eten kregen van de mariniers. We schepten het eten in hun blikjes over en zij renden er mee weg. Aan de overkant van de straat zaten een paar vrouwen gehurkt op de grond met manden waarin bananen en andere soorten vruchten lagen uitgestald. Klaas herkende alleen de bananen en iets wat op een mandarijn leek. De vrouwen lachten hen breeduit toe, op een manier zoals je in Nederland nooit door vreemden wend toegelachen. Ze zagen er op het eerste gezicht een beetje slonzig uit, maar dat kwam voonamelijk door hun kleding. Ze hadden een versleten doek als een snort junk om hun onderlichaam gewikkeld en droegen gerafelde, geborduurde bloesjes. Die waren enigszins doorzichtig want je kon eronder hun bh's zien. De bloesjes waren ook een beetje laag uitgesneden zodat je vanuit staande positie een deel van hun borsten kon zien. Hun gezichten waren fris en vriendelijk. Niet echt knap misschien maar ze hadden iets liefs, iets zorgzaams over zich. Misschien kwam dat wel door die mooie bruine huid van ze, of door die grote, stralende donkerbruine ogen, of kwam het door die aanstekelijke glimlach van ze. Hier viel nog veel te ontdekken, wilt Klaas en hij voelde een tevreden glimlach op zijn gezicht verschijnen. Ook hier verliep de communicatie uitsluitend via lachende gezichten. Uiteindelijk waren ze twee kammen bananen en tien mandarijnen rijker en een briefje van tien Hollandse guldens armer. Ze staken de weg weer over en liepen het terrein van hun legeringplaats op. Ze groeten een korporaal der mariniers die aan zijn huidskleur te zien al langer hier verblijft. "Jullie hebben toch niet meer dan een gulden betaald voor dat fruit"?, vraagt hij. "Twee", antwoordde Jan Haag. "Nou vooruit", zei de korporaal," maar volgende keer ook afdingen. Klaas keek achterom naar de vrouwen aan de overkant van de straat. Die deden net of ze hem niet zagen.
De eerste avond mochten we de wal niet op, dus we bleven in de kazerne, zoals we onze legeringplaats noemden. We slikten onze verplichte malariatabletten en gingen vroeg naar bed. Het is stil in het hele gebouw. Om 06.00 uur is het overal.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage