Zoek
 
Sluiten
INDISCHE ENCYCLOPEDIE
Indopedia
INDOPEDIA
De Indische Encyclopedie
 

Index encyclopedie

Tel. / adres boeken

Recepten, Gerechten

Djamu (Jamu) - medicinale kruiden , planten en vruchten. Ziekten & Kwalen

Indische Boekrecensies

Verhalen

Bladmuziek Krontjong

Bezoekers vanaf jun. '09

 19807246 Bezoekers

 33 Bezoekers online

rss Deze artikelen zijn ook met een RSS reader te lezen. :
https://indopedia.nl/data/nl-articles.xml

Mijn verhaal - Nederlands Indië 7

De mariniers kwamen bepakt en gezakt terug van het kledingmagazijn. Ze hadden drie Amerikaanse kakiuniformen, twee kaki veldmutsen, drie dungareepakken, dat was werkkleding, groen ondergoed, fieldshoes, broekriemen en bruine schoenen en witte katoenen sokken. Het was allemaal splinternieuw. Het was wel even anders als de Engelse kleding. Uitgelaten lopen met hun plunjezakken naar de wachtende trucks. Het was druk in het kledingmagazijn aan de Kalimas te Soerabaja. Alle baroe's kregen nu hun kleding. Toen ze terug waren in de kazerne moesten ze beginnen met alle kleding te nummeren. Dat mocht nummer met nummerinkt. In Nederland moest alle kleding genummerd worden met een kettingsteek. Nu ging alles veel sneller.
De baboes waren druk want de pakken moesten opnieuw worden gestreken. Maar de vrouwen hadden er geen moeite mee en gingen aan het werk.
 Harden gaf zijn groene overhemden aan zijn baboe. Zij was er blij mee. Even later waren alle vrouwen in het bezit van deze overhemden.
"Geven jullie geen werkpakken weg. Berg die dingen maar op in je kist. Er bestaat een grote kans dat deze werkpakken bij de vijand terecht komt. Je weet het maar nooit,' zei een korporaal.
De hele dag bleven de mariniers bezig met het in orde maken van hun kleding. Het was tegelijk een rustige dag. Geen afknijperij deze dag.
's Avonds hadden de meeste mariniers de wacht. Het hele peloton bleef in de kazerne deze avond.
Hardeman gebruikte de tijd voor het schrijven van brieven. Aan zijn ouders. Hij had veel te vertellen aan hen. Hij kon ze vertellen dat hij blij was in het mooie land te zijn. Een land waar elke dag de zon weer scheen. Waar de mensen altijd lachte. En over Soerabaja waar de winkels voor lagen met koopwaar.
Zijn moeder zou het prettig vinden om dit te horen. Als jong meisje had zij ook altijd verlangd
naar Indië te kunnen gaan. Het was haar nooit gelukt.
"Overal, overal,'riep de provoost, "Trek eruit, kom uit je voddenbaal. De zon schijnt". Hij blies op een snerpend fluitje. Een vreselijk geluid.
"Verdomme, ik lig net in mijn bed," griept Hardeman. Hij gaat snel van zijn tampatje af en pakt zijn handdoek en gaat snel naar de mandiekamer. Nu is hij een van de eersten. Jaap Meertens staat er ook al. Hij gooit al flinke putsen water over zijn nog witte lichaam.
"Jezus Klaasje, je maakt die hele bak leeg." Zei Lammers, die ook de mandiekamer binnenkomt. Hardeman was ook al begonnen met het gooien van water over zijn witte lichaam.
"Ja, begin maar snel met mandi,'zei Hardeman, " Jij met je grote lichaam heb meer water nodig dan ik."
Jonge, jonge, wat wordt je piemel klein met dat koude water. Moet je zien er hangt alleen maar een velletje.'zei Meertens en hij staat voorover gebogen naar zijn piemel te kijken.
"Je mag wel oppassen dat er geen gaten in vallen,'zei Herker," anders wordt het een leefnetje."
"Wil je mij niet ongelukkig maken, alsjeblieft. Als er iets met mij gebeurt dan hoop maar dat het niet aan trouwgereedschap zal zijn. Want dan kunnen ze je beter van de wereld afblazen" riep Meertens ongelukkig.

Lachend stonden de mariniers in de mandiekamer. Hardeman liep in zijn blootje naar zijn tampatje en gaat zich daar verder afdrogen en aankleden. De baboes zijn zo gewend aan dit soort zaken dat ze er niet meer op reageren.
Een uur later staat iedereen buiten voor baksgewijs. Het kader inspecteert ons. Maar er zijn weinig of geen aanmerkingen. Daarna inrukken en lessen volgens rooster. Zoals dat heet.
We waren net binnen of er werd geroepen door de sergeant majoor, "2 de peloton, aantreden met marsbepakking. Je hebt tien minuten de tijd."
De mariniers hielpen elkaar de rugzakken op de rug te hangen. Het moest allemaal snel gebeuren anders kon je het nog een paar keer overdoen. De wapens aan de schouders en we renden naar buiten.
De sergeant majoor liep langs de troep. Hardeman zei tegen Herker," Daar gaan we weer Anton. Straks komen we weer als een dweil terug."
`Houdt je zaadklep op elkaar, Hardeman," schreeuwde de sergeant majoor hij stond vlak voor Hardeman..
Hardeman staat als een blok. Niet onmilitair kijken, mondje dicht.
De sergeant majoor meldt de troep aan de luitenant.
"We gaan nu een mars maken door de straten van Soerabaja. Ik hoop dat het beter gaat dan een paar dagen geleden want dat stelde geen moer voor. Drinken doen we alleen als ik het zeg. Jullie moeten wennen dat er niet altijd te drinken is. Het zal best warm worden maar het lichaam moet wennen aan alle ongemakken. Begrepen?" De luitenant had ook een marsbepakking om en ook het kader had de marsbepakking op de rug en hun wapens aan de schouder.
Het is al bloedheet.
"Voorwaarts... mars!
Het peloton zette zich in beweging en zij liepen de Embong Woengoe uit in de richting van de Palmenlaan.
Ze liepen nog strak in het gelid en hadden veel bekijks. De luitenant liep voor het peloton. Drie sergeanten ieder voor hun eigen groep achter de luitenant. Het peloton liep nog in de houding. Er werd niet gesproken en flink gemarcheerd. Het zweet liep over de gezichten. Het was warm onder de helmen..
"In het gelid vrij.", riep de luitenant en hij ging links naast het peloton lopen ten hoogte van de sergeant die links liep.
In het "gelid vrij" betekende dat er gesproken mocht worden. Ondanks dat het zo warm was sprak iedereen met elkaar. Iedereen liep te transpireren maar voorlopig ging de mars nog prima. De mariniers waren wel gewend lange marsen te maken. Ze waren nu nog bezig met hun acclamatieperiode. Het zou nog best zwaarder worden. Dat wisten ze en ze maakte zich er niet druk over. Het leven van een marinier ging niet over een rozenpad. Ook wisten dat hen nog heel wat te wachten stond. Maar daar werd vrijwel nooit over gesproken. Dat was nog niet aan de orde. Ze wisten dat er in het binnenland heel vervelende dingen gebeurde maar daar hoefden zij zich nog niet druk over te maken. Ze werden er wel voor klaar gestoomd.
Hardeman had er ook geen moeite mee. Hij zeurde niet over het zware werk. Wel kon hij zich ergeren aan het geschreeuw van het kader. Van de luitenant hadden ze weinig last. Hij kwam stug over. Of hij werkelijk zo was moesten ze afwachten. Hij kon je wel te grazen nemen. Ook hij was iemand die je altijd liet merken dat je niets voorstelde. Nooit was er iets goed. Maar dat wisten deze mariniers ook allang. Dat was in Nederland al zo geweest. Hier was dat precies hetzelfde.
Deze luitenant had zijn opleiding in Amerika gehad. Ook bijna alle kaderleden hadden hun opleiding in Amerika gekregen. Wij begrepen wel dat dat ook niet mis was geweest. Dat wij nu ook hard werden aangepakt daar zaten we niet mee. Wel zouden we het zo zwaar krijgen dat we ook wel eens rust verlangde.
"Hé Klaasje, wat ben je stil." riep Jaap Meertens,"Je bent toch nog niet moe?" "Nee, nee, ik liep aan mijn moeder te denken. Dat arme mens zou een hartstilstand krijgen als ze ons hier zo zijn lopen."
"Lul niet man. Je denkt nooit aan thuis. Hoeveel brieven heb je al geschreven. Je bent veel te fanatiek om over thuis te lopen denken," riep Jaap Meertens weer. "Loop niet zo schreeuwen, Meertens," riep korporaal van Marken. Meer zei niets. Van Marken was een rossige stevige korte vent. Hij was oorlogsvrijwilliger (OVVV). Hij had ook zijn opleiding in Amerika gehad. Was net als de anderen OVW'ers vanuit Amerika naar Indië gekomen. Hij was al bijna twee jaar in Indië. Het was een beste man. Hij was consequent en liet niet over zich heen lopen. Hardeman mocht hem wel.
De ziekenverpleger die altijd bij ons was, liep zouttabletten uit te delen. De luitenanr zag dat en riep. "Als je zouttabletten slikt gebruik er dan water bij. Drinken toegestaan."
Iedereen pakte zijn veldfles en dronk een paar slokken met de zouttabletten. "Drink niet teveel," riep een sergeant.
De luitenant begint ineens sneller te lopen. Hardeman hoort bij de kleiner en liep bijn achteraan. Door de grotere passen voelde hij het trekken in zijn liezen.
"Ik scheur bijna uit elkaar. Voorop lopen ze met te grote passen,'zei Hardeman. "Niet teveel lullen, je hebt je adem nog lang genoeg nodig," zei Van marken. "Looppas!
De luitenant gaf het voorbeeld en begon de looppas in te zetten. Ook zijn kleding was nat van transpiratie. Het peloton draafde achter hem aan. Na ongeveer een kilometer riep hij, "Gewone pas!"
"Blijf niet achter, ouwewijven," de luitenant liep achterste voren naast het peloton. Ook zijn hoofd was zo rood als een biet.
"Speedmars!"
Met zijn lange benen zette hij er een flink tempo in. De kleinere achteraan moesten Bijna in de looppas volgen. De inlanders langs de straat stonden te kijken, dit hadden ze niet zo vaak gezien.
Het peloton was als een lang lint uiteen gerekt. Het kader probeert het peloton bij elkaar te houden.
"Kom op mannen,'riep een korporaal. "Kom op. Laat je niet kennen."
De luitenant laat zich afzakken naar achteren en begint de zaak op te jutten. "Jezus, wat een slappelingen. Schieten jullie op we zijn nog lang niet in de kazerne. LOOPPAS!.
Hij zette het weer op een lopen en het peloton achter hem aan. Nu liepen de mariniers als vaatdoeken langs de straat. Doorweekt van de transpiratie, rode hoofden. De hoofden zijn bijna blauw.
"Laat het kader de achterblijvers terugbrengen," riep de luitenant. Twee korporaals wachtten op de achterblijvers. En nemen hen mee.
Hardeman liep nog steeds in de voorste groep. Lang lopen was hij wel gewend maar met een rugzak op je rug was wel wat anders. Ook hij kon wel kotsen. Zijn maatje Herker liep er ook niet fris meer bij. Intussen zijn al een paar uur zo bezig. Hardeman stikt van de dorst.
"Gewone pas," brult de luitenant. Het hele peloton stortte bijna in elkaar van moeheid.
"Blijf doorlopen, verdomme, ik heb toch heen halt houden geroepen."

Het peloton komt weer bij elkaar en ze storten bijna in elkaar. Zwaaiend en struikelend liepen ze verder. "Kleding in orde maken," riep de luitenant. De mariniers ordenen hun kleding.
"Geeft.... Acht!"
Het peloton liep er weer stram bij. Doorweekt van transpiratie liepen zij de Embong Woengoe weer binnen. Voor het gebouw kwamen zij tot stilstand.
Ze staan nog in de houding.
"Het wordt wat beter met jullie. Maar we zijn er nog lang niet,'zei de luitenant. "Na het inrukken wapenonderhoud en daarna lessen volgens rooster."
 "Begrepen, luitenant,'zei een van de sergeanten.
"Inrukken!".
De mariniers strompelden het gebouw binnen. De rode koppen waren verkleurd naar witte gezichten.
De baboes hadden weer voor lem-lem gezorgd. Met grote ogen kijken ze naar de mariniers die voor oud vuil op hun tampatjes vallen. Niemand heeft nog een woord gezegd. Ze drinken van hun lem-lem, dat was verfrissend. De rugzakken liggen op de grond bij de tampatjes.
'Hang die rugzakken eerst aan jullie bedden,' zei Korporaal Van Marken. De mariniers komen van hun tampatjes en hangen de rugzakken aan hun bedden. "Rust even uit en daarna gaan jullie naar de mandiekamer. Geen zweetlucht hier bij de bedden," zei Van Marken
"Ik kapot," zei Hardeman tegen Herker..
"Anders ik wel."
Korporaal Van marken keek naar Hardeman.
"Jullie hebben je goed gehouden va morgen. Het was niet mis. Nogmaals, drink niet teveel bier. Jullie lichamen zijn nog lang niet gewend aan het klimaat."
Oké, korporaal,'zei Hardeman.
Korporaal Van marken keek Hardeman aan maar zei verder niets.
;;We worden wel afgeknepen door de luitenant,'zei Hardeman.
"Jullie niet alleen," zei Van marken, " wij lopen ook mee. Wij houden het vol dus jullie moeten het zeker kunnen volhouden. Hoe eerder jullie hier doorheen zijn hoe beter het voor jullie is. De luitenant pakt jullie zo hard aan omdat jullie lichamen zo goed mogelijk aan het klimaat gewend raakt.
"Laten we dan maar hopen dat we snel aan gewend zijn want het is niet voor de poes," zei Herker.
"Minder drinken, ik bedoel dus, minder bier drinken zal jullie er snel doorheen helpen. Jullie zijn allemaal gezonde jonge kerels, en mariniers. Gebruik verder je gezonde verstand. Van Marken kijkt weer naar Hardeman.
"Ik dacht dat wij in Nederland flink waren aangepakt maar dat is niets met wat we hier meemaken,'zei Hardeman.
"Je wilt toch zo graag beroepsmariniers wezen," Gniffelt Van Marken, "Nou, kom op, gaan jullie je mandi."
De mariniers gaan naar de mandiekamer en spoelen zich flink af met het koude water. Ze voelen het bloed weer snel door hun lichamen stromen.
Daarna gaan ze hun wapens schoonmaken. Het was Hardeman opgevallen dat Van Marken hem een paar keer had aangekeken als hij aanmerkingen maakte. Het leken meer vaderlijke trekken. Hij mocht de korporaal wel. Hij dacht dat Van Marken hem ook wel gezind was. Vooral als hij het had over het bier drinken. Hardeman voelde het toch wel als een waarschuwing..
Hardeman voelde zich nu weer helemaal in orde. Zijn lichaam herstelde heel snel.

Intussen was er een maand voorbij. Na zware oefeningen, zoals afmattingmarsen, gewone marsen, schieten, handgranaat werpen, bajonetvechter en noem maar op wat een marinier moet weten en kennen.
Hun lichamen waren gesterkt, gebruind en aan de tropen gewend. Het was zwaar geweest, soms keihard. De pelotonscommandant had hen zwaar aangepakt, heel zwaar. Soms hadden ze hem gehaat en in stilte uitgescholden. Soms ook was de luitenant niet de prettigste man geweest om als commandant te hebben. Hij was
stug, vrij weinig menselijkheid. Het kwam de mariniers over dat hij er alleen maar was om hen af te knijpen. Nooit was er een gesprek geweest waar je op kon terug kijken. Dat het even prettig was geweest dat je pelotonscommandant je de gevoelens had gegeven, daar kan ik op terugvallen. Veel was er over gesproken en over gezegd in de gelederen van de jonge mariniers. Men had de vraag gesteld, als we straks in het veld zijn en we hebben leiding nodig, zal hij er dan ook zijn? Zal hij ons door moeilijke momenten heen kunnen helpen. Veel vertrouwen was er niet in de luitenant.
De onderofficieren, de opvolgendpelotonscommandant, een sergeant majoor der mariniers was van voor de oorlog, voor de mariniers al een oude man, een beetje vaderfiguur. Maar veel hadden ze niet aan hem gehad. Hij was in het algemeen alleen te zien bij baksgewijs en als er een mededeling was.
De drie groepscommandanten, allen sergeant, waren ook mariniers van voor de oorlog. Zo af en toe kwamen ze op de zaal. Tijdens de oefeningen waren ze er altijd bij. Vooral om ons op te jutten en te zeggen dat we straks tegen de ploppers (Indonesische vrijheidstrijders) moesten vechten. Dat zou allemaal niet makkelijk zijn en vooral maar zeggen dat we nog veel moesten leren.
Wel was er veel contact met de korporaals. Die sliepen bij ons de zaal en daar hadden we de hele mee te maken. Het waren allen oorlogsvrijwilligers. Ze waren allemaal in Amerika geweest en daar hun opleiding tot marinier gekregen. Ze hadden in de tijd dat zij in Indië waren al heel wat meegemaakt. Vooral in de strijd tegen de Indonesiërs rondom Soerabaja. Daar hadden zij het niet makkelijk gehad. De korporaals die in het peloton geplaatst waren moesten de jonge mariniers dagelijks bijstaan. Elke drie mariniers had een korporaal boven zich, dat was een ploeg. In een groep zaten drie groepen, boven de groep een sergeant.
Er waren drie groepen en vormden een peloton. Een peloton bestond uit 41 man, de pelotonscommandant en OPC, meegerekend.
De bewapening was geweldig. De PC, had een pistool. De opc een karabijn, de drie sergeanten ook een junglekarabijn. Elke ploeg had een automatisch geweer, de drie anderen hadden een semi-automatisch geweer. De AG-Ploeg kon als een zelfstandige eenheid optreden. Het was een Amerikaanse mariniers organisatie met veel vuurkracht.
De mariniers waren zodanig opgeleid in deze maand dat zij volledig waren geschoold in de gevechtstechniek en met hun wapens konden omgaan. Het uit elkaar halen en in elkaar zetten konden ze blindelings. Het gebruik van handgranaten en geweergranaten was een koud kunstje geworden. De jonge mariniers waren er klaar voor.
De mariniers waren ook gewend geraakt aan de omgang met de Indonesiër. Althans dat dacht men. De omgang was op zijn Nederlands. Hard praten, altijd gebiedend. Vaak teveel aanraken. Maar daar kon de marinier weinig aan doen omdat hij daar in Nederland niet in geschoold geworden was.
Er was weinig kennis onder de mariniers hoe men met de bevolking moest omgaan.

"Klaasje, we zijn er klaar voor. We kunnen nu die ploppers aanpakken", riep Jaap Meertens, "We zullen ze door het land jagen."
"Doe jij maar rustig aan, marinier. Als je daadwerkelijk tegen die ploppers moet optreden dan kan je nog wel eens voor een verrassing komen te staan. Ze laten zich niet makkelijk zien. Er zijn intussen al veel mariniers gesneuveld," zei zijn korporaal. "Ja, maar wij met onze vuurkracht, korporaal. Wij moeten die lui toch kunnen pakken?" zei Meertens.
"Ja ja, als het zover is dan kom je er wel achter, marinier. Laten we hopen dat het niet nodig is om te gaan vechten."
Meertens gaf er geen antwoord op Hij was bezig met zijn geweer.
De satéverkoper was een goede bekende geworden bij de mariniers. Elke avond werden grote hoeveelheden saté-ajam naar binnen gewerkt. Saté-ajam was in kleine stukjes gesneden kip en dat werd geroosterd op een houtskoolvuur. De verkoper maakte er een heerlijke saus bij en dat werd dan met smaak gegeten. De saté-ajam verkoper deed goede zaken. Als de mariniers 's avonds van de wal kwamen dan zat hij er nog en moest hij zorgen dat bijna alle mariniers hun portie kregen. Deze verkoper zei dat hij saté Madoera verkocht. Madoera, een eiland ten oosten van Java. De mariniers hadden daar geen verstand van. Zij aten wat ze werd voorgeschoteld en dat vonden ze lekker.
Ook de vrouwen met fruit zaten er elke avond. Ook zij verkochten veel fruit. Hardeman was ook gek van de saté-ajam. Hun was verteld dat je niet van de straat mocht eten. Daar werd mee bedoeld dat eten vanaf een kraampje langs de straat niet hygiënisch was en je daardoor ziek kon worden.
Maar de saté-ajam werd direct van het hete houtskoolvuur gegeten en dat kon geen kwaad.
Saté Madoera heerlijk. Wat een land! Wat een prachtig land. Een land om nooit meer te willen verlaten. Zo dacht Hardeman er over. Hij was nu in het land waar hij zo graag wilde zijn. Het land was verscheurd door politiek ontwikkelingen. Zij wisten weinig of niets van politiek. Een militair hield zich niet met politiek bezig. Zij voerden de opdrachten van de politiek uit.
Zij wisten dat er Indonesiërs waren die het niet prettig meer vonden dat de Nederlanders waren teruggekomen. Ene mijnheer Soekarno die zich tot President van de republiek Indonesië had uitgeroepen hitste de zaak dusdanig op waardoor er een soort oorlog aan de gang was.
Daar moest tegenop getreden worden en daarvoor waren er Nederlandse militairen aanwezig in dit land.
Vanaf 1945 waren er al Nederlandse militairen aanwezig en zij waren over de hele archipel bezig rust en orde te bewaren.
Hardeman en zijn vrienden waren er nu ook klaar voor om ingezet te worden om rust en orde te handhaven.
Er was hen van alles verteld over de Indonesische strijdkrachten. Deze troepen bestonden uit mensen die door de Japanners waren opgeleid. Er waren officieren bij die hun opleiding hadden gehad in de Nederlandse tijd, dus voor de Japanse inval. Deze officieren waren over gegaan naar de Indonesische kant. Ook waren er officieren die opgeleid waren door de Japanners. Er zouden ook bendes zijn die alleen maar bezig waren te stelen en hun eigen bevolking beroofden van hun spullen. Intussen waren er diversen militairen gesneuveld, waaronder ook mariniers.

De voorste eenheden van de mariniersbrigade lagen in Porong. Het stadje lag op de weg van Soerabaja naar Malang. De mariniersbrigade moest het gebied van Oost-Java beschermen. Uiteraard met andere eenheden van de Koninklijke Landmacht. Porong was dus de verst vooruit geschoven post.
Het was dus afwachten wat de politiek zou beslissen. Misschien liep alles met een sisser af. Maar mijnheer Soekarno zorgde er wel voor dat het onrustig in het land bleef. De mariniersbrigade was er klaar voor. Ook de jonge mariniers, zij waren de jongste compagnie, waren er klaar voor. Hoe het allemaal zou verlopen dat wist niemand. In ieder geval wisten ze dat mariniers tot de beste troepen behoorden die het Nederlandse leger had. Zij waren zeer goed bewapend.
Er was hen verteld dat het Indonesische leger slecht bewapend was. Er waren eenheden van hen die vrijwel geen wapens hadden maar bewapend waren met klewangs en bamboesperen.
Maar ook slechte geweren konden je treffen.
Van hogerhand werd hen gezegd altijd te blijven denken aan de opdracht. Je was er om orde en rust te brengen. Het was niet de bedoeling in het wilde weg te schieten op iedereen die te zien was. Het gebruik van de wapens kwam aan de orde wanneer je werd aangevallen of wanneer je tijdens patrouilles werd beschoten.
Wanneer er werd geschoten door de vijand dan moest worden geprobeerd de vijand uit te schakelen. Gewonden en gesneuvelden mariniers moesten altijd worden teruggebracht evenals als wapens en uitrusting. Verder was ons bijgebracht dat een marinier niet terugtrekt. Alleen bij zeer grote overmacht mocht worden teruggetrokken. Maar de vuurkracht van de mariniers was zo groot dat aan terugtrekken niet gedacht werd.
Vijandelijke krijgsgevangenen moesten worden afgeleverd aan de veiligheidsdienst, de VDMB. Het doodschieten van krijgsgevangenen was verboden.
Het 2de infanteriepeloton van compagnie "L" was er klaar voor. De maand van zware oefeningen was voorbij. Niet dat ze nu rustig konden gaan zitten dat was er niet bij. Om het lichaam op pijl te houden werden er nog steeds flinke dag marsen afgelegd. Een paar keer in de week naar de schietbaan ook het gooien van handgranaten wordt tot in de treuren beoefend. Allemaal zaken waar de mariniers mee kunnen worden geconfronteerd.
Ook het beoefenen van de tijgersluipgang en camouflage komt steeds terug.
De dagen gaan snel. Lange ochtend, daarna eten, middagrust en een uur onderhoud wapens en uitrusting.
Ook zijn er veel theorielessen. De les krijgtucht wordt altijd gegeven door een officier. Hiermede houdt de pelotonscommandant zich mee bezig. Vaak is hij ook bij de andere oefeningen aanwezig. Maar zoals al bekent, wij doen nooit iets goed. Wij zij zijn er aan gewend. We weten zelf wel wat we kunnen en hoe onze lichamen eraan gewend zijn.
De luitenant blijft een stugge man. Nooit vriendelijk altijd iets aan te merken. In onderlinge gesprekken met de mariniers onder elkaar merken we wel dat hij niet erg populair is.
Hardeman hoopt dat de luitenant wel weet wat hij moet doen als we in het veld zijn en het daar menens. Niemand kan er iets over vertellen. Ook de kaderleden kennen hem niet vanuit het veld. Het is een officier zoals eerder gezegd opgeleid in Amerika.

De onderofficieren zijn de zogenaamde 1665-tigers. Zij worden zo genoemd omdat ze voor de oorlog in dienst zijn gekomen en nog voor de oorlogs denken. Starre houding vooral.
 Toch hebben zij van alles meegemaakt. Er zijn erbij die tijdens de oorlog deelgenomen aan de strijd. Er zijn erbij die tijdens de oorlog in krijgsgevangenschap hebben gezeten zowel in Duitsland als in Indië. Het zijn geen watjes. Ze zijn wel veel ouder dan de jonge mariniers. Ze kunnen heel irritant zijn. Soms tot het kinderachtige toe. Rapporten schrijven over allerlei kleinigheden. Zoals bijvoorbeeld niet gekleed rondlopen, dat is niet modelgekleed zijn. Of wat te lang op je tampatje blijven liggen. Het heeft allemaal te maken met het aankweken van discipline en noem maar op. Ook over de onderofficieren weten wij niets. We weten niet of ze al eerder bij pelotons gediend hebben. We zullen het allemaal moeten afwachten.
Het Korps mariniers heeft een enorme geschiedenis. Opgericht in 1665. Vanaf die tijd overal te wereld aanwezig geweest. Het Korps heeft een vaandel waarin de wapenfeiten zijn vermeld. En wat heel belangrijk is, het Korps is onderscheiden met de Koninklijke onderscheiding Ridder Militaire Willemsorde, 4de klas.
Dat is het hoogste wat er te halen valt.
Iedere marinier is trots op het vaandel.
In deze periode is het rustig in Soerabaja. Er is niets te merken dat er buiten de stad een heel andere sfeer hangt. In Soerabaja leeft de bevolking, zowel de Nederlandse of Indische bevolkingsgroep rustig. Ze kunnen overal naar toe. De restaurants en bioscopen alles is veilig. Het vervoer met de betjak is ook veilig. Het is een mooie rustige stad. De mariniers die in de stad gelegerd zijn hebben een goed leven. Er is meer omgang met de Indische gemeenschap dan met de Nederlandse gemeenschap. Veel militairen hebben een meisje uit de Indische gemeenschap. De meisjes uit de Nederlandse gemeenschap zie je vrijwel nooit met een militair of het moet een officier zijn. Ook dat zie vrijwel niet.
Er werd wel gezegd." Houdt de meisjes binnen er zijn mariniers in de stad", en dat sloeg dan op de Nederlandse meisjes.
Het was niet toegestaan om te trouwen met een Indonesisch meisje. Daar kreeg je veel moeilijkheden mee. Toch waren er wel militairen die getrouwd waren met een Indonesische vrouw. Maar zoals gezegd dat leverde veel problemen op. Hardeman had geen behoefte aan vaste verkering. Hij trok er met zijn vrienden op uit. Als ze in de stad waren dan was de marinierskantine de hun vaste stek. Daar maakten ze plezier. Ze dronken veel, soms teveel. Met de vrouwen hadden ze ook al kennis gemaakt.
Hardeman had veel vrienden. Klaasje was een geziene jongen. Velen vonden hem fanatiek. Was altijd haantje de voorste zonder dan men zei dat dat was om een bruine arm te halen bij zijn meerdere. Hij zat zo in elkaar. Als je iets deed dat moet het ook goed doen. Van Hardeman was bekend dat hij een goede marinier wilde zijn en dat hij niet snel opgaf.
In de kazerne waren elke dag de baboes aanwezig. Zij deden hun dagelijks was en strijkwerk. Daardoor liepen de mariniers er altijd keurig. De vrouwen trokken zich nergens wat van aan. Zij waren intussen wel gewend hoe de Nederlanders leefden. Ze liepen er allemaal goed gekleed bij. Altijd gekleed in sarong en kebaja. Hun har altijd heel netjes in een wrong.
De vrouw die voor Hardeman waste en streek was een niet zo jonge vrouw meer. Maar ze kon heel goed strijken. Voor Hardeman was dat belangrijk.

Verder was er nog de pater en de dominee. Deze beide heren ware erg druk met de mariniers. In de wekelijkse gesprekken tijdens de dienst werd er vooral gezegd je niet met de Indonesische vrouw op te houden omdat dat slecht was en dat je er een ziekte bij kon oplopen. Over die ziekte dat wisten we. Maar men zag niet in dat het slecht was.
Toch waren de pater en de dominee niet weg te denken. Wij wisten dat ze tijdens gevechten er altijd waren voor de gewonde militair, zij deden wat ze moesten doen bij een dode marinier. Zij brachten troost bij de anderen wanneer er iemand gedood of gewond was.
`s Avonds reden ze vaak in de jeep door de kampongs om de militair op het goede pad te houden.
Maar dat was onbegonnen werk. Het waren jonge kerels en ver van huis zonder controle van de familie. De militaire gezondheidsdienst had voldoende mogelijkheden om te vorkomen dat men een geslachtziekte zou oplopen. En als dat wel gebeurde en je kon geen dienst niet doen dan wist de commandant daarvoor wel een methode, je werd dan bestraft. Terecht!. Niemand had daar moeite mee.
Het praatje van Pater van Reve voor de radio in Nederland dat de militairen in de rij stonden bij de vrouwen was wel erg overdreven.
Intussen ging het kazerneleven gewoon door. Het ging de mariniers aardig de strot uit te hangen. Dat kwam ook doordat zij mariniers waren tegen gekomen die aan het "front" hadden gezeten. De verhalen van deze frontmariniers brachten de hoofden van de jonge marinier op hol en zij vonden dat zij nu ook wel naar het front konden gaan.

 

Copyright © A.E.O. Hartsuiker - All Rights Reserved

Creatie datum: 23/06/2017 19:05
Categorie: Verhalen - Hartsuiker, Cees
Pagina gelezen 9956 keren


Reacties op dit artikel

Reactie #1 

Door: A_G_van_der_Meer op 23/06/2017 19:13

Ingezonden op 06/06/2008 @ 12:28

Ik kan me helemaal vinden in dit verhaal, want ik zat er midden in.

Ook de foto's komen me zeer bekend voor, ook omdat ik bij diverse wapens heb gezeten.    Ik was beroeps, heb dus een lange opleiding genoten die mij menigmaal een betere levenskans heeft geboden.

Ik vind de hele site prachtig opgesteld, mijn zeer gewaardeerde compliment.

Vriendelijke groeten van: A. G. van der Meer.


Nieuws van den dag uit het voormalig Nederlandsch-Indië