INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19274278 Bezoekers
16 Bezoekers online
‘Alarm, Alarm!’
Het is midden in de nacht, precies 2400 uur.
‘Alarm!’
In een tijd van enkele seconden was iedereen wakker. Er waren mariniers die nog maar net binnen waren van de wal. Met een zwaar hoofd van de drank werd Hardeman wakker. Zwaaiend stond hij naast zijn tampatje. Hij had nog niet eens lang geslapen maar hij had wel in een zware slaap gelegen vanwege de drank. In zijn hoofd voelde het aan alsof er spijkers in zaten.
‘Jezus, wat een ellende,’’ zei Hardeman. Hij hield zijn hoofd in beide handen.
‘’Schiet op Hardeman, als je niet zoveel had gezopen dan was je nu fit geweest,’’ riep korporaal Van Marken nijdig, ‘’Schiet op het is alarm!’’
‘’Oké, oké, korporaal ik ga al,’zei Hardeman met een schorre stem. Hij rende naar de mandikamer en is er als een der eersten hij gooit een paar putsen koud water over zich heen. Een koude rilling giert door zijn lijf. Nog een paar flinke putsen en hij voelt zich aardig opknappen. De mandikamer loopt vol met mariniers ze verdringen elkaar bij de mandibak.
‘’Schiet op daar in die mandikamer,’’ riep de sergeant majoor.
‘’Sodemieter op uit die mandikamer. Er is alarm,’riep de sergeant majoor nog eens, ‘’We gaan nou niet even gezellig staan mandi. Dat hadden jullie moeten doen toen je van de wal kwam. Maar nee, toen waren jullie bezopen. Schiet op’’.
Hardeman was al bij zijn tampatje en stond zich aan te kleden in gevechtstenue.
Ook anderen renden heen en weer.
‘’’Donder op uit die mandikamer! Jezus, die majoor loopt de zaak aardig op te fokken. Hij lijkt wel zenuwachtig.
‘’Luister uit! Ga gewoon door met aankleden maar luister wat ik te zeggen heb. Jullie kleden je in gevechtstenue. Maak je zware marsbepakking klaar. Jullie weten wat er in moet. De rest van de kleding doe je in je kist en wordt voor een lange periode opgeborgen. Zorg ervoor dat je alles wat je nodig hebt in je marsbepakking zit. Plunjezakken en kisten goed afsluiten. Laat alles staan zoals het staan. Alles wordt opgeborgen. Daar hoeven jullie je geen zorgen over te maken. Om 3 uur staan jullie buiten aangetreden. Daarna houden we afmars.’’
De majoor was uitgesproken en liep langs de tampatjes en keek hoe de mariniers zich bezig hielden met hun spullen. Hier en daar maakte hij nog een opmerking.
De mariniers waren weer wat rustiger geworden en waren bezig met hun spullen.
‘’Wat is er aan de hand, majoor?, vroeg Jaap Meertens aan de majoor die net langs zijn tampatje liep.
‘’Kop dicht, man, inpakken,’’ brulde de majoor.
Brr, wat een humeur!
Jaap Meertens ging door als een geslagen hond verder met het gereed maken van zijn marsbepakking.
‘’Schiet op mannen,’’ riep een korporaal, Het kader probeert de zaak een beetje te sussen. De mariniers haastte zich om de rugzakken zo snel mogelijk in orde te hebben. Niemand begrijpt wat er aan de hand is.
“ORDE!’’. Iedereen staat stijf!. Wat nou?
De bataljonscommandant kwam binnen. Overste Roelofsen. Kaarsrecht liep hij de zaal in.
‘’Laat ze maar doorgaan, majoor. Er is weinig tijd’’.
‘’DOOOORGAAAAN!’’
De marinier gingen verder met pakken. Er moest zoveel ineens gebeuren. De overste liep met de handen op de rug door de zaal. Hij zei niets. Hij keek alleen.
De sergeant majoor stond maar te brullen. Wilde zeker score in het bijzijn van de overste. De overste zei niets. Hij zag ook wel dat de mariniers druk bezig waren.
Buiten bleek de hele straat vol te staan met trucks. Waar zouden ze naar toegebracht worden? Langzamerhand kwam er schot in. Iedereen was gekleed in gevechtstenue. De marbepakkingen waren klaar. De kisten en plunjezakken werden verzameld en gestuwd in een kamer. Een groot slot ging op de deur.
Iedereen was er klaar voor. Er was niet veel gepraat met elkaar.
‘’War zou er aan de hand zijn, korporaal?’’ vroeg Hardeman aan korporaal Van Marken.
‘’Ik weet er niet van. We zullen het snel merken. Ben je alweer nuchter?’’ Van Marken keek Hardeman aan.
‘’Ik ben al druk geweest, korporaal waardoor de drank mijn lichaam weer is uitgeperst,’’ zei Hardeman
‘’Omhangen en buiten aantreden’’
De pelotonscommandant stond in de deuropening. Hij was ook volledig in gevechtstenue. Ook een rugzak op de rug. Een officiers rugzak. Die waren kleiner. Maar zij een aparte kledingzak.
Iedereen hielp iedereen met de rugzakken. Helm op. Wapens aan de schouder.
Compagnie ‘’L’’ staat buiten aangetreden. Op de straat stonden veel Indonesiërs te kijken.
De compagnie wordt gemeld aan de compagniescommandant. De CC begint in krom Nederlands te spreken.
‘’Onze compagnie gaat naar de Porongdelta. Wij gaan daar compagnie ‘’K’’ aflossen. ‘’K’’ ligt in het stadje Porong. Porong is de verst vooruit geschoven post. Aan de andere kant van de kali liggen de extremisten. Dit is voorlopig alles. Wacht verder orders af. Ik moet nog de complimenten van de bataljonscommandant overbrengen. Hij was zeer tevreden.’’
De Kapitein stapte weg. Hé, hé, eindelijk eens iemand die ons een schouderklopje geeft. De Overste Roelofsen. Zo was hij. Streng maar rechtvaardig.
De mariniers sloegen elkaar op de schouder en lachte van plezier. Eindelijk naar het front. Wij werden nu voor vol aangezien.
Hardeman was er blij om eindelijk naar de voorposten. Dat zou zeker anders zijn dan het kazerneleven. Hij had er lang op gewacht.
‘’Afmars naar de kombuis,’’
Voor de kombuis stonden tafels vol met lunchpakketten. Het kombuispersoneel had zich uit de naad gewerkt om voor de hele compagnie de lunchpakketten te maken. De pakten allemaal een lunchpakket en hielpen elkaar het nog ergens in een rugzak te stoppen.
Daarna was het afmarcheren naar de trucks Ook hier hielpen zij elkaar bij het instappen. Even een kontje en je stond in de truck en zocht een zitplaats.
‘’Voorzichtig, steek elkaar de ogen niet uit met de loop van je geweer. Dan kan je niet eens mee. Jullie willen toch zo graag naar het front?’’ Een sergeant moest dat even kwijt.
Als iedereen in de truck zit dan is het precies 0300 uur.
‘’AFMARS!’’
Hoe zou het allemaal uitpakken denkt Hardeman. Hij vond het wel mooi zo.
‘’Verrek,’’ zei Hardeman,’’ we hebben nog wasgoed bij de baboes. Hoe krijgen we die spullen terug?’’
‘’Maak je daar maar geen zorgen om. De baboes komen een dezer dagen achter ons aan.’zei de groepscommandant.
Weer iets nieuws de baboes kwamen ons achterna. We zullen het maar afwachten. De trucks reden in de richting van Porong. De mariniers keken hun ogen uit. Zij waren nog nooit buiten Soerabaja geweest. Het was nog wel donker maar er waren veel mensen langs de straat. Velen droegen manden aan een lat over de schouder en in een cadans van hun pas liepen ze verder. Grappig om te zien. Ook reden er houten karren getrokken door ossen.
‘’Klaasie, daar gaan we dan, op naar de ploppers,’riep Jaap Meertens. Klaarblijkelijk helemaal wakker.
‘’Ja, Jaap eindelijk. Het werd tijd dat we eens echt mariniers gaan doen,’’ antwoord Hardeman.
‘’’Het kan nu wel eens gebeuren dat er echt op ons geschoten gaat worden,’’ zei Lammers.
‘’Je begint hem toch niet te knijpen, hè Lammers,’riep Meertens.
‘’Schreeuw niet zo, Meertens,’’ riep een sergeant, ‘’ het is nog midden in de nacht. Ik hoop dat jij niet bang wordt want dan kan ik je constant achter je kont aanlopen.’’
‘’D‘r moet heel wat gebeuren willen die ploppers mij bang maken, sergeant.’’
De sergeant geeft geen antwoord. Hij kent Meertens goed genoeg. Het wordt stil in de truck. Iedereen is kennelijk druk met zijn eigen gedachten.
Hardeman zit wat te dutten. Hij heeft nog wat hoofdpijn. Van Marken had wel gelijk, hij moest niet zoveel drinken. Voorlopig kwamen ze niet meer in de marinierskantine dus het drinken van bier zou wel minder worden. Hoe het in Porong zou gaan dat wist hij niet. Hij begreep wel dat je daar op de qui vive zou moeten zijn. En er zou ook veel wacht gelopen moeten worden dan kwam er al helemaal geen drank aan te pas.
Het werd lichter en er liepen veel meer mensen langs de straat. Vrouwen droegen veel spullen op hun hoofd. Hardeman zag het allemaal aan. De vrouwen met hun heupwiegende tred. Slanke lichamen. Mooie gezichten, ook grove gezichten. Duidelijk een ander ras.
De eerste posten van de mariniers werden gepasseerd. Bunkers gebouwd van zandzakken met daarop mitrailleurs. De mariniers achter de zandzakken zwaaiden. Het waren mariniers van compagnie ‘’K’’.
De truck waar Hardeman in zat zwenkte af naar links en reed een smalle weg op. We hadden de colonne verlaten en reden in een andere richting. Niemand zei iets. Ook het kader zei niets. Even later arriveerden we bij een kampong die aan een kali ligt, de kali Porong. De kampong heette Permisan.
De mariniers van compagnie van ‘’K’ ontvingen ons met gejuich en hatelijkheden. Hun aflossong was gekomen en zij gingen binnenkort terug naar Soerabaja. Ze waren gekleed in een groene onderbroek van Amerikaans model Of hadden korte kakibroek aan. Hun bovenlijf was bloot en bruin.
‘’Hé, baroes wat hebben jullie lang op je laten wachten. Waren jullie bang?’’
‘’Welnee, dit zijn toch beroepsmariniers, die zijn toch niet bang?’’
‘’Beroepsmariniers, nou, die hebben zich mooi laten lijmen’’.
‘’Uitstappen’’
‘’Aantreden!.’’
‘’Dat gaat model, zeg. Moet je kijken. Model aantreden,’’
‘’Daar kunnen wij nog wat van leren.’’
Commentaar was er genoeg. De jonge mariniers gaven geen draad. Lieten alles rustig lang hun afglijden. We waren het intussen wel gewend. Er was in Soerabaja ook genoeg gejend. Wij waren beroeps en daar moest men even aan wennen. Jonge mensen die hun beroep hadden gekozen als marinier. Het waren vrijwel allemaal OVW’ers. Zij werden weer burger als zij in Nederland terug kwamen. Wij waren beroeps met een contract van zes jaar.
De pelotonscommandant ging naar zijn collega postcommandant ook een 2de luitenant. Wij stonden te wachten in het gelid. De anderen mariniers gingen terug naar hun kamponghuisjes. De pelotonscommandant kwam terug en zei tegen de sergeant groepscommandant, ‘’Sergeant, per ploeg kan er een kamponghuisje in gebruik genomen worden. Richt jullie in voor permanente bewoning. Over enkele dagen vertrekken de mariniers van ‘’K’’. Ik ga eerst terug naar Porong en kom dan weer hier. Laat de groep inrukken.’’
‘’Begrepen, luitenant. Jullie hebben het gehoord. Ga met je ploegcommandant mee. Zet je tampat op en richt je verder in.’’
Wij gingen met onze korporaals mee en betrokken een huisje. Zette onze tampatjes op, klamboe eraan. Daarna trokken wij onze jassen en groentje uit.
De kampong Permisan was een kleine kampong en lag aan de kali Porong. Langs de kali lag een hoge dijk. De kali was tevens de frontlijn. Aan de overkant van de kali die ongeveer twintig meter breed was lagen Indonesische troepen. Toen wij arriveerden stonden zij te kijken op de dijk aan hun kant. Zij waren kennelijk nieuwsgierig wat er aan onze kant gebeurde. Dat waren dus de ploppers. Doordat er een bestand was werd er niet geschoten. Het woord peloppor, betekent eigenlijk ‘’voortrekker’’. De Nederlanders hadden de naam verbasterd in plopper. Dus niet eens beledigend.
In de kampong woonde geen Indonesiërs. Waar die waren wisten wij niet. Onze voorgangers hadden op de dijk een zware bunker gebouwd van zandzakken. Er was een dak op de bunker. Dikke balken van palmbomen lagen er overheen. Daarop zinken platen en daarop weer zandzakken. In de bunker stond een watergekoelde mitrailleur en was gericht op de stellingen van de vijand aan de overkant. De hele dag was de bunker bezet door een marinier of hij zat hij buiten de bunker maar vertoefde wel in de onmiddellijke nabijheid van de mitrailleur.
Het was niet de bedoeling dat deze marinier zich met andere zaken bezig hield dan alleen met de vijand. Na 1800 uur werden er twee extra posten uitgezet, bewapend met een automatisch geweer, de BAR. Zolang de mariniers van ‘’K’’ aanwezig waren, werden de posten door twee mariniers bemand. Een marinier van ‘’K’’ en een marinier van’’L’’. Het as de bedoeling dat wij de overkant goed in de gaten hielden. Daarvoor zaten wij ook op de dijk en konden alles goed zien. Wij waren er met een geweergroep. Twaalf mensen die de wacht konden lopen. We hoefden geen patrouilles te lopen dus deden wij alleen de wacht.
Omstreeks het middaguur kwam er een truck die het eten kwam brengen. Warm eten en brood met bijbehoren voor de avond.
Wij hadden onze lunchpakketten nog en konden die gebruiken.
Om vijf uur in de middag hoorden wie er de wacht had. Wachtlopen zou ons dagelijks programma worden. Overdag moest om de twee uur de marinier in de bunker worden afgelost en ’s avonds vanaf 1800 uur moesten er ook steeds mariniers op post. Zo ging dat elke dag door. Maar omdat we geen patrouilles hoefden te lopen kon je je vrije tijd voor andere dingen gebruiken.
De ploppers liepen ook de wacht. Zij zaten ook op de dijk in een soort bunker.
Hardeman moest om 2400 uur op wacht. Hij ging met een marinier van ‘K’ op de dijk zitten. Er stonden twee rieten stoelen. Ze zaten tegenover elkaar. Zo konden we de kali in beide richtingen in de gaten houden. Vlak bij ons lagen een paar zandzakken op de grond zodat wij er achter konden kruipen als er geschoten zou worden.
Aan de overkant hoorden wij de ploppers met elkaar praten. Ook zagen wij de sigaretten die zij rookten.
Hardeman rookte niet en zijn kompaan ook niet. Zij spraken zachtjes met elkaar. De marinier van ‘’K’’ over zijn tijd dat hij in Indië was. Hij vertelde wat over zijn tijd dat ze nog in Soerabaja lagen en dat ze steeds de ring rond Soerabaja groter maakten. Hij had een paar van zijn vrienden zien sneuvelen. Hij kon niet begrijpen dat iemand marinier wilde worden voor zijn beroep. Hardeman ging er niet echt op in. Hij was marinier van beroep en was er blij mee. Wat moest hij er verder over zeggen.
De twee uur verliepen snel en zij werden afgelost en konden gaan slapen. Om vier uur moest hij weer op post. Dus maar snel een paar uur slapen.
Hardeman werd zwaar wakker toen hij gewekt werd voor de wacht van 0400 uur. Hij kleedde zich snel aan en ging met zijn geweer naar buiten. Even verder liep zijn wachtmaat. Dezelfde marinier van de wacht ervoor. De twee anderen gingen weg. Er waren geen bijzonderheden te melden door het afgeloste stel.
Hardeman zat nu in de andere stoel. Hij keek nu de andere kant uit. Met zijn tweeën konden zij 360 graden bestrijken.
Het was bewolkt met open plekken waardoor de maan tevoorschijn kon komen.
‘Ik heb slecht geslapen,’zei Hardeman, ‘Het was een kort nachtje.’’
‘Ja, en dat is elke nacht hetzelfde. We doen hier alleen maar wachtlopen. Overdag moet je je maar zien te vermaken. Of jullie postcommandant moet iets anders kunnen bedenken.’ antwoordde de marinier.
Hardeman gaf geen antwoord. Hij moest aan zijn pelotonscommandant denken. Hij zou best wel iets vinden voor de dag.
‘Ben jij met een van de eerste schepen hier in Indië aangekomen,’vroeg Hardeman.
‘Ja, Het eerste schip werd doorgestuurd naar Malakka. Zij mochten niet landen in Batavia. Wij waren iets later hier en zijn wel aan wal gegaan. De Engelse vonden het niet leuk. Maar wat er precies gebeurd is weet ik niet. Daar hoor je nooit wat van. In ieder geval gingen wij aan wal. Toen de Engelsen weggingen zijn wij naar Soerabaja gegaan. Het was daar een puinhoop. De Engelse hebben daar een pak slaag gekregen en veel doden en gewonden en er was ook nog een Engelse brigadier gesneuveld. Wij moesten de stellingen van de Engelse overnemen. Langzamerhand hebben wij de ring rondom Soerabaja steeds groter gemaakt. Niet zonder slag of stoot. Wij hebben toch wel veel verliezen geleden.
Nu zijn we hier in Porong en dat is toch een aardig eindje van Soerabaja.’
‘Ga je nu thuisvaren?’ vroeg Hardeman.
‘Gelukkig wel. Ik ben lang genoeg van huis geweest. Eerst de tijd in Amerika en nu hier vanaf december 1945. Het is mooi geweest. En ik mag van geluk spreken dat ik er heelhuids vanaf gekomen ben. Ik wil niet sneuvelen voor dit land. Wij hebben hier niets te maken.’’
‘Je bent nogal pessimistisch.’
‘Je komt er nog wel achter beroepsmariniertje,’
Het klonk nogal sarcastisch. Hardeman gaat er niet verder op in. Deze OVW’er heeft er geen zin meer in. Hardeman moet nog beginnen en hij is beroepsmarinier. Hij denk er anders over. Van de politieke toestand tussen Nederland en Indonesië weet hij niets of heel weinig. Ze horen er weinig over. Het is ook niet de bedoeling dat zij iets over de politiek weten. Als in dit land de rust en orde zijn weergekeerd dan kan iedereen normaal aan het werk. De raddraaiers zullen wel een keer eieren voor hun geld kiezen.
De beide mariniers spreken niet meer met elkaar. Ieder heeft zijn eigen gedachten. De OVW’er denkt aan thuisvaren en Hardeman ziet het niet somber in. Hij is blij dat hij in het land is en hoopt er zo lang mogelijk te blijven.
Hardeman en zijn wachtmaat worden afgelost. Geen bijzonderheden te melden. Hardeman gaat naar zijn kamponghuisje en ligt snel op zijn tampatje en valt in slaap. Hij wordt wakker van gerommel in het huisje. Korporaal Van Marken is al wakker en rommelt wat bij zijn tampatje. Hardeman gaat op de rand van zijn tampatje zitten.
‘En Klaas, hoe is je eerste wacht bevallen,’vroeg Van Marken. Hardeman is verbaasd dat Van Marken hem bij de voornaam noemt.
‘Oh, het is wel meegevallen. Mijn wachtmaat was niet zo spraakzaam. Hij vertelde wel dat hij blij was dat hij thuis gaat varen. Met zijn tweeën gaat de wacht snel voorbij.’antwoord Hardeman, ‘ Wat mij wel opviel is dat je in de nacht wel veel geluiden hoort daar moet je aan wennen.’
‘Wacht maar tot je alleen op je post zit. Dan zit je hem snel te kieren,’’lachte van Marken.
‘Dat moet ik dan maar afwachten,’ zei Hardeman.
‘Vanavond moet ik op wacht van 8 tot 10 en van 4 tot 6 uur,’zei Lammers,’Dat wordt een kort nachtje.
‘Alle nachten zijn hier kort. Er wordt veel wacht gelopen. Overdag kan je wel slapen,’antwoord Van Marken.
‘Dan moeten we maar snel pokeren leren dan hebben we in ieder geval iets te doen,’ zei Herker, ook hij zat op de rand van zijn tampatje.
‘Gaan jullie eerst maar je wapens schoonmaken na het ontbijt. De truck komt dadelijk met brood en koffie. Daarna zien we wel verder,’zei Van marken. Hij liep in zijn groene Amerikaanse onderbroek, ook wel pendek genoemd, en bloot bovenlijf. Pendek was het Maleise woord voor kort.
Het leven op Permisan bestond alleen uit wachtlopen en inderdaad kaarten, pokeren. Pokeren kende bijna alle OVW’ers die in Amerika opgeleid waren. Wij jongen beroeps leerden het weer van hen.
Enkele dagen later worden de OVW”ers van compagnie ‘K’ afgelost. Zij vertrekken naar Soerabaja. De 2de groep van het 2de peloton van compagnie ‘L’ blijven alleen achter op Permisan. Op Permisan lagen nu totaal 14 marinier. De postcommandant, een officier en de groepscommandant meegeteld. Het was wachtlopen en altijd wapenonderhoud. Overdag was er weinig te doen. Er werd veel gekaart, pokeren. Af en toe moest er een karwijtje opgeknapt worden.
Onze pelotonscommandant had de vorige postcommandant afgelost. Zo lastig als hij in Soerabaja kon wezen zo rustig was hij hier in Permisan. Het was een hel ander leven dan in Soerabaja. Geen geschreeuw van het kader. Hardeman had bunkerwacht.. Vanuit de bunker keek je naar de overkant van de kali en links en rechts over de dijk. De ploppers aan de overkant lieten zich vaak zien. Ze probeerden contact te maken met ons. Maar wij gaven geen sjoege. Ook al omdat wij te weinig of geen Maleis spraken. We hadden ook weinig te zeggen tegen hen. Een honderd meter verderop stonden een paar ploppers met arm signalen aandacht te trekken. Daar was dus ook een post van hen.
In de bunker was het warm en het rook naar carbolineum. De mitrailleur was half geladen, dat wilde zeggen dat er een patroonband was ingebracht en wanneer de grendel nu nog een keer naar achteren werd gehaald er ook direct geschoten kon worden.
Het was voor Hardeman voor het eerst dat hij de vijand op zo’n kort afstand kon zien. Het waren allemaal jongen mensen. Hun uniformen bestonden uit verschillende delen. Veel Japanse kleding. Niet een was hetzelfde gekleed. Sommige droegen schoenen anderen liepen op blote voeten. In hun bunker stond ook een mitrailleur en deze was op ons gericht. Onze mitrailleur was recht op hun bunker gericht.
Na twee uur werd Hardeman afgelost door zijn vriend Herker.
‘Aan de overkant wordt er op ons gelet. Net als wij doen naar hen,’zei Hardeman.
‘Ploppertje kijken dus,’’ grinnikt Herker.
‘Er zijn geen bijzonderheden, Tonnie. De mitrailleur is half geladen. Goeie wacht.’ zei Hardeman.
Het was 2 uur in de nacht en Hardeman zat weer op wacht op dezelfde post als eerder. Hij zat nu alleen op de dijk. Het was heldere hemel en maan zakte reeds weg. Er waren veel vreemde geluiden. Een harde plof bleek een vallende kokosnoot te zijn. Dan geschreeuw van een vogel. Hardeman schrok ervan.
Regelmatig keek hij om zich heen. Nu moest hij de 360 graden zelf bestrijken. Hij moest wel even wennen aan het wachtlopen in het zicht van de vijand. Uiteindelijk was het de eerste keer dat hij alleen de wacht liep aan de frontlijn. Er was een zacht windje. Aan de voet van de dijk stonden een lange rij rietpluimen. Hardeman keek in de richting van de kampong. Het leek of er iemand met een kakimuts tussen het riet stond. Hardeman krijgt bijna een hartstilstand. Snel greep hij naar zijn automatischgeweer dat tegen de stoel stond. Hij richt het op de veldmuts. De veldmuts ging heel langzaam heen en weer. Verder was er geen beweging. Het zweet staat op het voorhoofd van Hardeman. Hij zat doodstil in zijn rietenstoel. Zijn automatischgeweer gericht op de veldmuts klaar om het leeg te schieten op de veldmuts. Dan zag hij overal veldmutsen heen en weer wiegen. Hardeman schudde het hoofd en zag dan dat de veldmutsen allemaal rietpluimen waren. Hij zuchtte ervan. Met zijn hand veegde hij het zweet van zijn voorhoofd. Hij zette zijn automatischgeweer tegen de stoel. Hij haalde diep adem en nog eens. Het kloppen van zijn hart zakte weer af. Dat was de gespannenheid van het alleen op wacht zitten in het zicht van de vijand. Hij was niet in paniek geraakt maar het had zo maar kunnen gebeuren.
Nadat hij werd afgelost zei hij tegen zijn maat, ‘ schrik niet van de rietpluimen.’
‘Verder geen bijzonderheden.’
Oké, Klaas. Slaap lekker.’
De dagen op Permisan verliepen allen heel rustig. Er gebeurde niets bijzonders. Intussen waren de mariniers gewend geraakt aan de vijand aan de overkant van de kali. Ze schrokken niet meer van de nachtelijke geluiden. Onze baboes waren ook gearriveerd. Zij hadden onze kleding meegebracht die wij in Soerabaja nog niets terug ontvangen hadden. Er was nog een huis je leeg en daar sliepen de vrouwen. De baboe die voor mij waste was niet meegekomen. Zij had een gezin en was in Soerabaja achter gebleven. En andere vrouw waste nu voor mij. Zij deed het heel goed en ook het strijken was goed.
De verveling ging toeslaan. Het pokeren werd minder. Het enige wat dagelijks terugkeerden was het wapenonderhoud. Maar daar waren we ook snel mee klaar. De wapens konden niet vuil worden. Het was wel goed voor onze kleurenschema. We werden goed bruin. De titel baroe was op ons niet meer van toepassing. Uitgerust waren we zeker. Uit verveling hadden wij de ploppers de stuipen op het lijf gejaagd. Wij stonden met een paar man bij de bunker op de dijk. Ineens sprongen met ons allen in de bunker en begonnen met de mitrailleur te zwaaien. De ploppers schrokken ervan en sprongen ook snel in hun bunker. Wij kwamen lachend weer tevoorschijn. Een kinderachtig spelletje dat ook best verkeerd had kunnen aflopen.
Hardeman zat voor het huisje in de zon. Hij was mooi bruin geworden. Korporaal Van Marken zat in het huisje.
‘Dat jij zo lang in de zon kan zitten. Ik zou al lang verbrand zijn,’ Van Marken had rossig haar en een heel blanke huid en was zeer gevoelig voor de zon..
‘Ik ben gek van de zon. En het is goed voor het kleurenschema,’ zei Hardeman.
‘Voor je kleurenschema heb jij nog tijd genoeg,’zei Van Marken, ‘Hoe lang moet jij hier blijven, drie jaar toch?’
‘Voor drie jaar ben ik uitgezonden. En wat mij betreft mag het ook zes jaar worden. Ik heb het hier best naar mijn zin.’antwoord Hardeman.
‘Ik heb het hier wel gezien. Wij zitten hier mooi voor joker en ik voel er geen moer voor om mij dood te laten schieten,’zei Van Marken.
Hardeman begreep er moer van. De marinier waarmee hij de wacht had gelopen voelde er ook al geen moer meer voor. Hij wilde ook graag naar huis. En zij hadden zich nog wel gemeld om tegen Japan te vechten.
‘Ik snap er geen moer van, korporaal. U bent nu de tweede marinier die ik hier op Permisan hoor zeggen dat u graag naar huis wil. En jullie hebben je gemeld om tegen de Japanners te vechten.’
‘Dit is geen Japan. Hier zijn mensen die zelf hun eigen land willen besturen, zonder de Nederlanders. Net als wij in de Duitse tijd. Wij wilden toen ook vrij zijn. En zo is het hier ook,’zei Van marken.
‘’Ja, maar Indië hoort toch bij Nederland? Dat die Japanners nou zo graag Azië
Wilden veroveren en dat dan ook voor een groot deel hadden gedaan dat is voorbij. Nu is Nederland weer de baas hier. De Japanners hebben duizenden Nederlanders en Indonesiërs vermoordt en Indië in de ellende gebracht.
Nu moeten de ploppers om zeep geholpen worden. Dan kan hier iedereen weer aan het werk,’zei Hardeman.
‘Klaas, jonge, wij, jij en ik en allen die hier naar toe zijn gekomen worden door de politiek belazerd. Let maar op mijn woorden. Jij bent een beroepsmarinier en houd je niet met politiek bezig. Een militair, en zeker jonge militairen die niets van politiek afweten voeren alleen maar orders uit, jij toch ook! Jij wilt ook achter die ploppers aan omdat jou gezegd is dat zij hun eigen land kapot maken. Ze hebben inderdaad veel mensen dood gemaakt, vrouwen en kinderen en dat is een slechte zaak. Maar uiteindelijk doen ze dat omdat ze vrij willen zijn. En daarom geloof ik dat wij hier verkeerd bezig zijn. Maar nog erger is dat ze in Nederland een vies spelletje met ons spelen,’’
‘’Ja, nou, daar weet ik niets van. Ons hebben ze nooit iets over de politieke toestand hier verteld. Wat wij weten is dat er hier in Indië tuig rondloopt, de plopper, die het land en het volk naar de klote helpt. En als ze de kans krijgen zullen ze ons ook dood schieten.’
‘Klaas, laten we er maar over ophouden.. Kom op we gaan mandi,’ Van Maken staat op en pakt zijn handdoek, zeep en loopt naar de waterput.
Hardeman dacht dat Van Marken het nogal pessimistisch bekeek, ook hij pakte zijn handdoek en zeep en liep achter Van Marken aan naar de waterput.
Op een nacht werd een marinier betrapt dat hij zat te slapen op post. De postcommandant die een nachtelijke ronde maakte betrapte hem. Deze postcommandant was niet onze pelotonscommandant, hij was overgeplaatst naar Porong. De luitenant die hem betrapte was een officier van het mortierpeloton.
Hij gooide een lichtgranaat in de bunker waardoor de wachtpost bijna dood bleef van schrik. Slapen op je post is de grootste zonde die kunt maken als marinier. Het wordt ook altijd een krijgsraad geval.
Niemand heeft er ook enige moeite mee dat deze marinier gestraft zal worden. Slapen op post dan breng je je maten in levensgevaar.
Maar het ging toch anders. Deze officier loste de zaak anders op. Hij bracht de marinier niet voor de krijgsraad.
Hij liet de marinier gewapend met mes, lepel en vork de dijk aflopen naar Porong. Daar moest hij zich melden bij de officier van de wacht. Met de etenstruck kwam hij terug in Permisan. De marinier had het erg benauwd gehad. Overal had hij aan de andere kant van de kali de vijand gezien. Toen hij met de etenstruck terug kwam op Permisan was hij zeer opgelucht. De postcommandant sprak er niet meer over. De mariniers waren gewaarschuwd. Op Permisan was het nooit meer voorgekomen dat iemand op post zat te slapen.
De weken gaan voorbij. Af en toe gaat er iemand naar Porong om inkopen te doen in de kantine. Als we in Porong en daar onze maten van het peloton ontmoette dan merkten we wel dat wij in Permisan zo slecht zaten. In Porong was het lessen volgens rooster, wachtlopen, wapenonderhoud en er was veel gezeur doordat de onderofficieren vreselijk kinderachtig omgingen met hun
ondergeschikten. Er waren nogal een flink aantal rapporten geschreven. Veelal omdat men niet in het juiste dagelijkse tenue liep. Of dat de wapens vuil waren aangetroffen. Terwijl er elke dag wapenonderhoud was. Heel kinderachtig. Het maakte de sfeer niet prettig. De korporaals maakten niet zoveel drukte. Onder de mariniers werd flink gekankerd. Het geven van lessen volgens rooster was ingevoerd door de onderofficieren. Zij vonden het nodig dat de mariniers bezig bleven. Alsof het lopen van de wacht geen bezigheid was. En er werd veel de wacht gelopen. Ook werd er veel strafdienst gelopen. De commandant strafte altijd met strafdienst. Het was altijd kinderachtigheid van het kader. Maar als je eenmaal in het rapportenboek stond dan kon je rekenen op strafdienst.
Dus Permisan was nog niet zo slecht.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage