INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19940909 Bezoekers
42 Bezoekers online
‘ALARM!’
Er was weer een truck op een mijn gereden. As door de bliksem getroffen renden we naar de truck en in een tel zaten op de truck. Nog geen halve minuut later reden naar de plaats waar de truck op de mijn was gereden. De chauffeur reed hard en wij moesten ons goed vasthouden. De truck bonkte door de gaten in de weg. Snelheid was nu een eerste vereiste want onze maten zaten in de puree. We werden nergens beschoten en konden zonder oponthoud doorrijden. Ook nu weer zagen wij de truck in de verte enigszins scheef naar links gezakt.
De mariniers die op de truck hadden gezeten lagen rondom de truck in dekking.
Een marinier was gewond aan zijn been, een bomscherf in het onderbeen. Er was een noodverband aangebracht door een andere marinier. Het viel allemaal mee gelukkig. De mariniers hadden lang moeten wachten.
‘Verdomme, waar bleven jullie zo lang weg. Wij liggen hier al minstens een uur re wachten,’ griept een sergeant..
‘’Nog geen half uur geleden kregen wij het bericht en zijn wij als de bliksem hierheen gereden. Zijn jullie beschoten?’ vroeg sergeant Wikkers.
‘Nee, gelukkig niet. De kampong is hier te ver vandaan.’
‘Er is een kraanwagen onderweg en een andere truck. Ook een ambulance komt eraan,’ zei Wikkers.
‘Wij zullen wachten tot jullie weg kunnen en dan gaan wij de kampong in en de boel daar bekijken. Waar komen jullie vandaan?’
‘Wij zijn vanmorgen uit Djember naar Poeger gereden. Nu waren we dan weer op de terugweg. Die klere ploppers hebben nog even snel een mijn in de weg gelegd,’ zei de sergeant.
‘Ja, die lui hebben jullie voorbij zien rijden. En ze weten dat je dezelfde weg terug moet rijden. Het is hier schering en inslag,’ antwoordde Wikkers..
Wij lagen ook aan de kant van de weg waar vanuit de kampong te zien was. Het bleef rustig.
‘Die ploppers kijken wel uit om ons nu nog te beschieten. Wij zijn met veel te veel mensen. Ze zullen ons wel in de gaten houden. Ze vast ergens in de sawa of in de kampong verder op,’Hardtong.
‘Ja, die trekhonden laten hun kop niet zien. Dat heet guerrilla.Het is voor ons vechten tegen de onzichtbare,’zei Hardeman.
‘Daar komt de kraanwagen en truck aan,’ riep Lammers.
‘Kijken jullie goed uit. Vooral in de sawa. Misschien willen ze wel proberen die kraanwagen uit te schakelen,’ riep sergeant Wikkers.
De ploegscommandanten brachten een geweergranaat aan op de loop van hun geweer. De kraanwagen stopt en van de truck springen nog eens tien mariniers. Het blijft stil. Er is een ziekenverpleger meegekomen en deze helpt de gewonde marinier. De vernielde truck werd door de kraanwagen opgetakeld en even later reed de hele zaak in de richting van Djember.
‘Op de truck,’ riep Wikkers.
‘Rij maar naar die kampong,’ wees Wikkers.
De kampong lag enige honderden meters van de weg af. We reden een smal kampongpad op. Langzaam reden we door de kampong. De wapen schietklaar in de handen. Gehurkt zitten we op de truck.
‘Ik krijg nog eens water in mijn knieën van al dat gebonk in die rottruck,’ zei Lammers.
‘Beter in je knieën dan in je hoofd, die is toch al groot genoeg.’ Antwoordde Herker.
‘Kijken jullie wel uit daar op die truck. Niet teveel lullen,’riep Wikkers vanuit de cabine.
In de kampong was niemand te zien zoals altijd. Af en toe neam de truck een afrastering mee. Zo smal was de weg.
‘Stop hier maar,’ zei Wikkers tegen de chauffeur.
‘’Jan Haag, ga jij met je mannen eens kijken of er mensen in dat huis zijn. En vraag waar de kepalakampong woont.
‘Jan Haag sprong van de truck gevolgd door zijn mannen en liep naar een kamponghuis.
Wij hielden de ploeg gedekt vanaf de truck. De deur van het huis gaat open. Een vrouw kwam in de deuropening staan. Jan Haag vroeg aan de vrouw, ‘ Boe, waar woont de kepalakampong?’
De vrouw wees de kampong in en mompelt iets. Haag liep met zijn ploeg voor de truck uit. Wij hielden alles onder schot. Iets verder op stond een groot stenen kamponghuis. De ploeg Haag liep het erf op en ook hier ging de deur open. Er stond nu een oude man in de deuropening.
‘Waar is de kepalakampong?’ vroeg Jan haag.
‘Ik ben de kepalakampong, tuan’, antwoordde de kamponghoofd. Sergeant Wikkers is intussen uit de cabine geklommen en liep op de man toe. Wij bleven op de truck en hielden de omgeving in de gaten. Wikkers vroeg de man in het Maleis of hij kon vertellen wie die mijnen in de weg legde.
‘Dat weet ik niet, mijnheer.’ zei de man.
Na wat heen en weer gepraat tussen Wikkers en het kamponghoofd werd hem duidelijk gemaakt dat wanneer er weer zoiets gebeurde dat zijn kampong in brand werd gestoken. Tevens werd hem gezegd dat hij ons onmiddellijk moest waarschuwen als er ploppers in zijn kampong waren. Buigend als een knipmes beloofde de man dat hij ons zou waarschuwen. Wat moest de man anders zeggen. Hij zal geen risico willen lopen. Wij wisten het zeker in zijn kampong of in de nabije omgeving waren ploppers genoeg.
Maar hij zou ze niet verraden.
‘Op de truck,’ zei Wikkers.
De ploeg van Jan haag klom op de truck en reden wij langzaam door de kampong. Alleen oudere mensen zagen wij in de kampong. De jonge mensen lieten zich niet zien. Als je vroe waar de jongemannen waren dan werd er gezegd dat deze in de sawa werkten. Maar daar zag je ook alleen oude mensen. Misschien waren de jongemannen wel in de sawa maar dan met wapens en mijnen.
‘We worden eer eens voor de gek gehouden. Geloof maar gerust dat er ploppers in de omgeving zijn. Ze verswijnen als ze ons zien aankomen,’ zei Wikkers.
‘Misschien helpt het als je ze bedreigt om de kampong in brand te steken.’ ging Wikkers verder.
‘Dat is wel logisch. Die ploppers weten hoe wij te werk gaan. Ze zullen wel uitkijken dat ze niet in onzen handen komen.’zei Hardeman.
‘Allicht, wat zouden wij zelf doen.’
‘Ze zullen nog wat meemaken als er bij ons doden of gewonden vallen. Dan kunnen ze lachen,’ zei Jan Haag.
‘’Ja Jan, dan schieten wij er weer een paar dood en dan is het weer even stil. Maar we zullen het nooit weten of het echt ploppers waren,’ zei Hardeman.
‘Ach Klaas, al die jonge lui zij ploppers. Ze spelen een mooi spelletje met ons.’ Antwoordde Jan Haag.
‘Ze beginnen steeds opnieuw. Het beste is er maar zoveel mogelijk dood te schieten. Alles wat dood is daar hebben wij geen last meer van,’ zei Herker.
‘Ja, en in Nederland loopt iedereen te jammeren dat er zoveel Indonesiërs dood geschoten worden. Allemaal onschuldige mensen,’ zei Jan Haag.
‘Ik ben er overtuigd dat die wij door die ploppers op de bok worden getild en dat doen ze in Nederland hetzelfde. Vooral op hoog niveau,’ Hardeman.
‘Oké, uitgekankerd dan gaan we terug naar Rambipoetji. Rijden maar chauffeur,’ riep Wikkers.
De chauffeur drukt zijn voet flink op het gaspedaal en scheurde de kampong uit. Weer geen contact gehad met de ploppers. We liepen met onze stekels op. Veel konden we niet meer hebben.
‘2de peloton aantreden,’ riep de OPC.
De pelotonscommandant, de adjudant kwam met zijn groepscommandanten in de richting van ons huis lopen. Het peloton stond aangetreden voor het huis.
‘Luister uit!’’ zei de adjudant.
‘Een aantal trucks zijn beschoten vanuit het zijterrein tussen Rambipoetji en Tangul. Wij gaan er met het hele peloton naar toe. Er komt nog een truck. Heeft iedereen genoeg munitie en handgranaten? Vergeet vooral geen geweergranaten mee nemen. We gaan nu direct weg. Ingerukt,’ zei de adjudant.
Snel haalden wij onze wapens en trokken onze dungareejassen aan. De 2de truck kwam al snel aanrijden. Snel waren we op weg. Ongeveer 40 mariniers waren nu op weg naar de bedoelde plaats. Daar aangekomen sprongen we van de truck en patrouilleerden we in de omgeving. Maar onmiddellijk werden we onder vuur genomen door een vijandelijk mitrailleur.
Dit was de eerste keer dat wij beschoten werden. Eerst lagen er nog mijnen in de weg of een enkel schot gelost. Nu was het anders en werden we beschoten door een mitrailleur. In een flits lag het hele peloton op de grond. Er was een gleuf aan de kant van de weg en vanuit deze gleuf liep er een lange glooiing van de weg die ongeveer honderd meter verderop in laag kreupelhout eindigde. Links van de weg was een grote kampong.. Een aantal marinier lagen met hun gezicht en wapens naar de kampong gekeerd. Zij dekten ons als er vanuit de kampong geschoten zou worden. Het bleef rustig in de kampong. Ook hier was de kampongbevolking weggedoken..
Onmiddellijk toen wij werd beschoten opende onze BARschutters het vuur op de vijand.
Het was weer een hels kabaal. De vijand bleef schieten. Onze BARschutters gaven kennelijk nog geen gericht vuur op de vijand af. De vijand gaf goed gericht vuur af op ons. Dat wasniet moeilijk voor hen zij wisten waar wij lagen. Maar alle mariniers schoten nu in de rand waar de vijand moest liggen. De ploegscommandant schoten hun geweergranaten in de vijandelijk rand. Het waren doffe knallen, die deden denken aan mortiervuur. Even was het til bij de vijand, zij waren geschrokken. Maar het was maar even, ze begonnen weer met een flinke salvo op de mariniers te schieten.
‘Nog meer geweergranaten,’ riep de adjudant.
Hardeman joeg zijn granaat vlag bij de grond in de kampongrand. De vijand werd zichtbaar ze trokken terug.. Lammers ging rechtop staan en als een blok beton stond hij daar met zijn BAR in de schouder vuurde hij zijn houders leeg op de vijand. Door dit onophoudelijke BAR vuur werd de tegenstand gebroken.
‘VOORWAARTS!’’ schreeuwde de adjudant. In linie stormden wij voortui recht voor ons uit schietend. We rende tegen de glooiing omhoog. Hiervan had de vijand niet terug. Zij vluchtten hals over de weg. Wij schoten in het lage struikgewas. In het struikgewas vonden wij geen doden of gewonden. Het was dan ineens weer stil. Na het schieten trad die immense stilte weer op. Dat viel Hardeman altijd op. Zelfs de vogels moesten weer even op gang komen.. Het duurde nooit lang.
‘Terug naar de trucks,’ werd er geroepen. Groep voor groep gingen wij achterwaarts naar de trucks. Er werd niet meer geschoten. Snel reden we weer terug naar Rambipoetji. Op het erf van ons huis in Rambipoetji stapte de adjudant uit de cabine en liep naar Lammers.
‘Lammers, dat was goed werk van je. Ook de andere BARschutters hebben goed werk gedaan. Door dat strot vuur van de BAR’s trokken de ploppers snel aan hun stutten.
Lammers mompelt wat en ging het huis binnen. Deze zeemilicien deed zijn plicht niet meer en niet minder. Voor hem was de zaak geklaard.
‘Je stond er weer als een blok beton bij, Henk,’ zei Herker, ‘Verdomme, wat een strot vuur was dat en het werd nog erger toen alle BAR’s begonnen te schieten. Die ploppers waren snel verdwenen.’
‘Ja, je moet toch wat als die ploppers met een mitrailleur op je staan te schieten. En daarbij heb ik een fanatieke ploegscommandant en dan wordt je vanzelf fanatiek,’ knipoogt Lammers.
‘Maar mooi hebben die ploppers hun mitrailleur veiliggesteld. Ook hebben wij geen doden of gewonden gezien. Het lijkt mij sterk dat die lui geen doden of gewonden hebben. Wij hebben natuurlijk niet mis geschoten.’ zei Herker.
‘Die lui zullen er ook wel voor zorgen dat ze hun wapens niet verliezen. En misschien nemen zij hun doden en gewonden ook wel mee. Wij zijn ook niet verder de kampong in gegaan dan weet je ook verder niets.’ Zei Hardeman.
‘Daar snap ik dan geen moer van. We gaan er met grof geweld op af verjagen die ploppers en gaan ze niet achterna. Wat schieten we daar nou mee op. Morgen zitten ze weer ergens anders en schieten een paar van onze jongens kapot,’ zei Herker.
‘Ga dat dan maar aan de pelotonscommandant vragen. Hij had de leiding en vond het kennelijk niet nodig achter die ploppers aan te gaan,’ zei Lammers.
Er was teleurstelling te horen. Het was zo nutteloos waar we mee bezig waren. Maar tot nog toe hadden wij geen verliezen geleden. Misschien was het dat wij eigenlijk te soepel waren.
Het was of de vijand krijgsraad hield het was erg rustig. We reden of liepen patrouilles maar er gebeurde niets. We werden niet meer beschoten en er werden geen mijnen meer in de wegen gelegd. Zou de vijand geschrokken zijn. Wij waren in Rambipoetji ingezet om kleine vijandelijkheden op te ruimen. Het was nooit meer dan een paar man waren naar op zoek waren.. Maar er waren wel veel van deze cellen. En ze konden het leven goed zuur maken. De bevolking was erg schichtig tegenover ons en wij hadden het gevoel dat ze bang voor ons waren. Maar dat kwam ook door de ploppers. Deze lieden stookten de bevolking op. De Nederlanders waren de bandieten die iedereen doodschoot en vrouwen verkrachten en kinderen vermoorden. En als ze zo iets maar lang genoeg bleef vertellen dan ging men het geloven ook. Wij probeerden door onze patrouillegang dat op te lossen. Wij maakten veel contact met de bevolking. Er ging op onze patrouilles altijd een ziekenverpleger mee. In de eerste plaats voor ons zelf. Ons kon ook van alles overkomen. Maar ook voor de bevolking. In de kampong waren vele schrijnende gevallen van ziektes en verwondingen. Als het maar even kon dan werden deze mensen geholpen. En als het helemaal niet anders kon werden ze ook wel naar een ziekenhuis in Djember gebracht. Maar de mensen moesten het wel zelf willen, als ze dat nog konden beslissen.
De bevolking in de omgeving van Rambipoetji wist dat de mariniers keihard konden optreden. Toch ging het altijd in de eerste plaats om de vijand. De burgerbevolking werd door ons als eerste ontzien.
‘Het is mij verdacht stil. Minstens tien dagen is er niets gebeurd. Het lijkt mij sterk dat de ploppers verdwenen zijn.’ Zei Lammers. Hij zat zijn BAR op te wrijven als of het zijn meisje was.
‘Ze zijn vast aan het bedenken hoe ze ons moeten aanpakken. Met die mijnen in de weg schieten ze ook niet veel op. De trucks zijn in het algemeen allemaal te herstellen. Gelukkig zijn er nog geen mariniers omgekomen. Een paar gewonden. Dat schiet voor die ploppers ook niet op. En dan onze groep nog waar ze veel last van hebben. Ze begrijpen best dat ze op hun donder krijgen als wij beginnen uit te pakken,’ zei Herker.
‘Ja, en als ze zien hoe Lammers zijn BAR zit op te wrijven dan krijgen ze nog meer schrik.,’lachte Hardeman.
‘Ja, korporaaltje, als ik moet schieten dan zullen ze er van lusten,’ zei Lammers.
‘Oké, daar reken ik dan op, Henk.’ zei Hardeman.
‘ALARM!’
Er was weer eens een truck op een mijn gelopen. De stilte was voorbij. De groep van sergeant Wikkers zat alweer op de truck. De chauffeur scheurde weer over de slechte wegen. Na een kwartier zien we de truck staan. De chauffeur en de sergeant zaten in de truck te wachten.. De truck was vrijwel onbeschadigd. Er waren geen mariniers te zien.
‘Wat is er eigenlijk aan de hand,’ vroeg Wikkers aan zijn collega.’
‘We zijn op een mijn gereden maar er is niets kapot, alleen wat scherven. Het zal wel niet zo’n grote mijn geweest zijn,’ antwoordde de sergeant.
‘Waar zijn je mensen?’ vroeg Wikkers.
‘Oh, die liggen een eind terug. Toen die klap er was zijn ze van de truck gesprongen en hebben het vuur geopend in de sawa. Ik ben maar een eindje doorgereden. Ze zullen zo wel komen. Ik hoor geen schieten meer,’ zei de sergeant.
‘Wat zeg je me nou? Je hebt je mensen daar achtergelaten en jij zit hier te wachten tot ze eraan komen wat ben jij voor een klootzak,’ zei sergeant Wikkers tegen de sergeant in de cabine.
‘Chauffeur rijden,’ riep Wikkers.
Wij reden snel naar de mariniers die ongeveer een kilometer verderop liggen. Sergeant wikkers was woest. Toen we bij de mariniers aankwamen lagen ze onder vuur van de vijand. De schutter op onze truck schoot met zijn .50 tiger in de sawa. Het was meer om het lawaai dan om het gericht vuur.
‘Rij maar een eind door.’ zei Wikkers. Een paar honderd meter verder stopte de truck en sprongen de mariniers van de truck. Wij schoten in de sawa en rende naar de mariniers die plat in de greppel lagen. Er was een gewonde marinier, hij werd beschermd door twee mariniers. De anderen en onze groep schoten nu flink in de sawa. Wij schoten onze handgranaten af wat veel verwarring bracht bij de ploppers.
Wikkers kroop naar de korporaal die de leiding had overgenomen.
‘Ik heb je groepscommandant gesproken hij zit verderop in de truck te wachten tot bij hem terugkomt.’ zei Wikkers.
‘Ja, dat schijthuis.,’ antwoordde de korporaal.
‘Ik ben al een heel eind verplaatst maar het gaat langzaam met een gewonde. Ik moest wel iets doen om uit het vuur te komen. Die klere ploppers houden het goed vol. Zij zullen wel denken dat wij problemen hebben.
‘Jij dat merk ik,’ zei Wikkers met een grijns, ‘ We zullen wel even helpen.’ Wij hadden het vuur al geopend en schoten dus de handgranaten in de richting van de vijand.
De andere groep probeerde de gewonde marinier voorzichtig te verplaatsten. Iedereen lag plat op de grond. Het ging allemaal erg moeilijk. De vijand bleef doorschieten. Maar niet lang het werd ze te heet onder de voeten. Ze begonnen terug te trekken. Een paar gerichte schoten naar de vijand leverde hen doden of gewonden op.
Het schieten was opgehouden en ook wij stopte onmiddellijk met schieten.
‘Chauffeur,’riep sergeant Wikkers. De chauffeur stond bij de truck. Sergeant Wikkers zwaaide men zijn arm ten teken dat hij terug moest rijden. Hij klom in de cabine keerde zijn wagen op de weg er reed in de richting van de troep mariniers.
De gewonde werd voorzichtig op de truck gelegd en daarna reden wij naar de andere truck, die er nog steeds stond. De KNIL-chauffeur en de sergeant lagen in een gleuf langs de weg.
‘Wij zijn een eindje teruggereden anders moeten jullie zover lopen. Maar dat was niet nodig geweest jullie hebben zelf een truck,’ zei de sergeant.
De sergeant was een 1665’er en niet een van de dapperste.
‘Vuile smerige trekhond. Hiervan zal je meer horen. Jou lafheid zal ik aan de kaak stellen,’ riep de korporaal die aardig over de rooie was.
‘Wil je er rekening mee houden dat je tegen een meerdere spreekt, korporaal,’’ zei de sergeant terwijl hij in de cabine klom.
‘Breng de gewonde in onze eigen truck,’ zei de korporaal tegen zijn mensen, ‘Je bent nu nog mijn meerdere maar ik zal er voor zorgen dat je dat niet lang meer bent.’ De sergeant zei niets.
‘Ik snap niet dat die mijn niets beschadigd heeft aan het voorwiel,’ zei sergeant Wikkers. Wikkers had niets gezegd toen de korporaal zo te keer ging tegen de sergeant. Hij was naar de andere kant van de truck gelopen.
‘Wat mijn?’ zei de korporaal.
‘Jouw sergeant zegt dat jullie op een mijn zijn gereden,’’ zei Wikkers.
‘We zijn godverdomme helemaal niet op een mijn gereden. We werden vanuit de sawa beschoten. De truck stopte en wij sprongen er af om het vuur te beantwoorden.. De truck reed gewoon weg. We hadden er net goed op kunnen blijven zitten. Toen wij van de truck sprongen werd die marinier geraakt en konden wij niet meer wegkomen. We hebben het wel geprobeerd maar dat ging veel te langzaam natuurlijk. Tot jullie kwamen,’ zei de korporaal.
Sergeant Wikkers liep naar de andere truck en zei tegen zijn collega, ‘Hoe kan je, verdomme, nou wegrijden en je mensen in de steek laten.’
Sergeant Wikkers was goed nijdig.
‘Ik heb ze niet in de steek gelaten, ik ben een eindje doorgereden,’ antwoordde de lafaard.
‘Krijg de klere, man. Sodemieter maar gauw op. Ik denk dat de korporaal nog wel wat in petto heeft. Ik sta volkomen achter hem.’ Hardeman had Wikkers nog nooit zo kwaad gezien.
‘Hé, chauffeur,’ riep de korporaal tegen de KNIL-man,’’ Rij maar snel door naar Djember dan kunnen we de gewonde marinier in het hospitaal afleveren..’’
De truck met de gewonde marinier vertrok naar Djember.
‘Wat een zak , die vent. Dat is nou een onderofficier,’ zei Wikkers.
‘Ja, in Porong was hij goed in het schrijven van rapporten om de meest onbenullige dingen,’ zei Hardeman.
‘Ja, je moet je toch ergens mee kunnen handhaven,’ zei Wikkers.
‘Wij rijden maar door een paar kampongs. Kijk goed uit en houd je wapens schietklaar in de hand,’ ging Wikkers verder.
De chauffeur stuurde zijn truck in de richting van een kampong. Hij reed voorzichtig en meed de gaten in de weg. Zodat wij een beetje op de been konden blijven. We zaten met onze wapens aan alle kanten van de truck, gericht op de sawa. Het bleef stil. Ook nu weer reden we de kampong binnen en ook hier geen mens te zien. Alsof alle mensen in rook waren opgegaan.. Langzaam reden we verder. Het was niet zo’n grote kampong en met een minuut of tien waren we er doorheen gereden.
‘Ga maar naar de volgende kampong,’ zei sergeant Wikkers, ‘’ Blijf goed uitkijken.’
‘Waar blijven die klerelijers nou. We zitten ze bijna op de lip,’ griept Hardeman.
‘Ja, nu zijn die gevaarlijke ploppertjes bang. Ze houden niet van mariniers. Die doen zo gemeen,’ lacht Lammers, ‘ Ze houden mooi hun koppen weg en ik wil zo graag mijn BAR leegschieten.
‘Blijf dan maar goed kijken,’ zei Herker.
We reden de andere kampong binnen. Ook in deze kampong wonen kennelijk geen mensen. Het was er muisstil. Langzaam reden we door de kampong. Ook hier gebeurt niets.
‘Chauffeur, terug naar Rambipoetji,’ zei Wikkers.
De truck reed de kampong uit in de richting van Rambipoetji.
‘Blijf uitkijken.’
Er gebeurde helemaal niets meer.
‘Je zal maar zo’n groepscommandant hebben. Die groep is mooi klaar met zo vent. Dat is toch een klootzak. In Porong schreef hij zijn vingers blauw aan rapporten. Maar als het er op aan komt dan trekt hij aan zijn stutten. De zak!’
Lammers kon geen waardering opbrengen voor deze sergeant.
‘Dan zitten wij beter met onze groepscommandant,’’ zei Herker.
In Rambipoetji ging sergeant Wikkers rapport uitbrengen aan de pelotonscommandant en de compagniescommandant. Ook de korporaal deed zijn beklag bij CC. Enige dagen later werd de sergeant vervangen. Of zijn strepen ook werden vervangen daar hadden wij niets meer over gehoord.
‘Zijn er liefhebbers om een paar varkens te gaan schieten,’ riep sergeant Van de Bilt.
Liefhebbers genoeg. Langs de weg naar Poeger waren een aantal rijstpellerijen. Deze waren nog steeds niet in gebruik genomen. De bedrijven waren vrijwel geheel vernield door de plppers. Er liepen veel witte varkens. Wie de eigenaar was van deze dieren wist niemand. De adjudant en sergeant Van de Bilt gingen een paar dagen met verlof naar Soerabaja en wilden varkensvlees meenemen naar huis. Hardeman was ook liefhebber en zat met Jan Haag en Nelis Hartong en een paar andere mariniers op de truck. Sergeant Van de Bilt zat in de cabine. De adjudant bleef op de post. Bij de rijstpellerij zagen wij de varkens lopen. Het waren grote beesten. Ook biggen waren er volop. Wij keken er een poosje naar en daarna dreven wij de beesten tussen twee gebouwen in. De varkens geraakte overstuur en gilden als varkens.
‘Schiet niet alle beesten dood,’ riep sergeant Van de Bilt, ‘ 2 voor ons en 2 voor de compagnie.’
Met een paar gerichte schoten werden vier varkens neergelegd. Het aren flinke knapen.
‘Haag, snij ze de strot af het bloed moet er uit.’ Zei Van de Bilt.
‘Ja, dat doe ik wel,even. Dan snij ik ze verder helemaal open want de ingewanden moeten er ook uit. Anders gaat de zaak kapot,’ zei Haag.
Jan Haag wist van dit soort dingen af. Hij as een jaar of vijf ouder dan de andere mariniers en had allemaal van dit soort klusjes gedaan toen hij nog geen marinier was.
Met een mariniersmes sneed hij de kelen door en het bloed stroomde eruit. Daarna de buik van elk varken en hij graaide in de open buik en haalde de darmen met een paar ahndige grepen uit de buik. Hij had zijn dungareejas uitgetrokken en zijn armen zaten tot aan zijn biceps onder bloed. De varkens werden op de truck geladen en reden we terug naar Rambipoetji. Onderweg werden we niet beschoten en kwamen veilig aan. We waren een paar uur weggeweest.
We leverden 2 varkens af b ij de kombuis van de compagnie. De koks waren er blij mee. Voor de adjudant en sergeant Van de Bilt werden er een paar flinke stukken vlees van de achterhammen afgesneden. Jan Haag had er heel wat werk aan.
’s Middags gingen de beide onderofficieren op de trein en reden naar Soerabaja.
‘De geweergroepen van sergeant Wikkers en sergeant De Kruik voor het huis aantreden,’ riep sergeant Wikkers.
De beide groepen gingen naar buiten en traden aan. De adjudant intussen weer terug van zijn vier verlofdagen stond ook voor het huis.
‘Luister uit! We hebben net bericht ontvangen van de VDMB dat er in een kampong hier in de omgeving van Rambipoetji een vijandelijke groep militairen is neergestreken. Het is de bedoeling dat wij die ploppers onschadelijk gaan maken. We gaan er met twee groepen op af.
We naderen de ploppers van twee kanten. Sergeant Wikkers en sergeant De kruik hebben een plan der campagne gemaakt. Luister naar hen uit.’
Sergeant Wikkers neemt het gesprek over en verteld ons hoe wij de ploppers gaan benaderen.
‘Mijn groep,’ begint Wikkers, ‘ gaat proberen die ploppers op te ruimen. Wij gaan er dus direct op af. De groep van sergeant De Kruik komt van de andere kant en gaat in afsluiting liggen. Mochten de ploppers willen vluchten dan worden ze door de groep van sergeant De Kruik opgevangen. De groep van sergeant De Kruik schiet alleen als de ploppers er doorheen willen breken. Heeft iedereen begrepen waar het om gaat. Beging dus niet nodeloos te schieten want dan heb je kans dat je je eigen maten kapot schiet.. Sergeant De Kruik geeft dus het schiet bevel. Begrepen! Hebben jullie munitie en handgranaten genoeg?’
‘Sergeant, mag ik iets vragen,’ zei Hardeman.
‘Dat mag!’
‘Hoeveel ploppers zijn er en zitten ze in een huis?’
‘Dat is niet helemaal duidelijk er wordt gezegd tussen de tien en twaalf man. Ze inderdaad allemaal in een huis. Onze informant weet precies waar het is.’ zei sergeant Wikkers.
‘Is het niet link, sergeant, om van twee kanten te komen op vrijwel dezelfde plaats, en hoe weten we van elkaar dat wij op onze plaats zijn aangekomen,’ vroeg Hartong.
‘Sergeant De Kruik en ik hebben de zaak goed doorgesproken. Als iedereen goed luistert naar zijn groepscommandant en met zijn vinger van de trekker afblijft dan gaat er niets fout. Dus, nogmaals, bij de groep van sergeant De kruik wordt er niet geschoten voordat de sergeant de opdracht daartoe heeft gegeven. Ik neem aan dat het iedereen goed duidelijk is,’’ zei Wikkers.
‘Hoe laat vertrekken we, sergeant,’’ vroeg Jan Haag.
‘Om 18.00 uur. Dan is de avondklok ingegaan. We hoeven dan geen mensen meer op straat te verwachten. Verder nog vragen?’
Niemand had er nog vragen. Het was vroeg in de middag en wij gingen middagrust houden.
‘Ik hoop dat het nu lukt,’ zei Jan Haag, ‘We hebben nog niet veel geluk gehad. Er was altijd wel iets dat tegen zat.’
‘Dat is zo. Als de groep van sergeant De Kruik op de goede plaats ligt en die ploppers slaan op de vlucht dan zullen ze wel worden opgevangen en er zullen zeker ploppers neuvelen. Als die groep maar op zijn plaatst ligt,’ zei Hartong.
‘Het lijkt er op dat je er weinig vertrouwen in hebt, Nelis,’ zei Hardeman.
‘Ik ben er niet zo gek op dat de groepen van twee kanten komen. Ik weet liever waar precies onze mensen liggen. En daarbij is het ook nog hartstikke donker,’ antwoordde Hartong.
‘Oké, Nelis, uitkijken dan maar van onze kant,’’ zei Hardeman, ‘ Het moet toch een keer lukken.’
‘Voorlopig ga ik effe plat want we hebben nog veel te doen vanavond,’ zei Lammers.
‘Je BAR doet het toch wel, hé, Henk,’ vroeg Herker quasi angstig.
‘Mijn BAR, jongen die doet het altijd. Daar zorg ik wel voor. Het is mijn meisje en die wordt door mij goed onderhouden,’ antwoordde Lammers.
‘Over meisje gesproken,’ zei Jaap Meertens flossend, ‘ Het wordt tijd dat ik weer eens naar Soerabaja ga, want er zijn weer regelmatig oprispingen op kruishoogte.’
‘Hij heeft weer last van oprispingen. Gisterenavond zat je nog te flikflooien met je baboe,’ zei Hardeman lachend.
‘Klaasie, verandering van spijs doet eten. Gisterenavond heb ik ‘em er even in laten hangen. Ik had zo’n gevoel dat we vanavond een klusje hadden te doen. En veronderstel dat ik er tussen uit knijp, Jezus, wat zonde zou dat geweest zijn,’ grinnikt Meertens, ‘ En Klaasie, ons leven bestaat uit oefenen en nog eens oefenen.’ Zijn flost viel iets verder op de grond.
‘Ik dacht dat de dominee of pater met zonde iets anders bedoelen,’ lachte Herker.
‘Koppen dicht!’ Riep Lammers die met zijn zware lichaam al op zijn tampatje lag.
‘Oh, het kind moet slapen,’zei Herker. Even later was het stil in de kamer en in het huis.
Alleen het gepiep van de radio van de verbindingsdienst was te horen.
Rond vier uur in de middag was iedereen wakker. De mariniers gingen zich eerst allemaal baden. Daarna werd er gegeten. De mariniers kleedde de mariniers verder aan. Om 1800 uur moest men klaar staan om te vertrekken. De mariniers stonden te springen en luisterde of er niets aan lichaam enig lawaai maakte. Overtollig lawaai was in de avond en nacht duidelijk hoorbaar. Behalve het schuren van de wapens langs het lichaam was er niets hoorbaar. De onderofficieren waren tevreden.
Het is 18.00 uur en de onderofficieren gaven opdracht om te vertrekken. Het was donker en er zou geen bevolking meer langs de straat lopen vanwege de avondklok.
‘Afmars,’ zei sergeant Wikkers. De mariniers zette zich in beweging en liepen de beide geweergroepen in dezelfde richting.
Er werd niet gesproken en niet gerookt. Het enige geluid was een sloffend geluid. We liepen dicht bij elkaar en aan beide zijde van de weg. De wapens droegen we schietklaar in de hand. Iedereen was bezig met zijn eigen gedachten. Hardeman liep met een glimlach om zijn mond. Hij dacht aan zijn moeder die tegen zijn vader gezegd. ‘laat dat jochie gaan dan ziet hij van de wereld. Ik zou nog wel naar Indië willen’. Zij vader had wat terug gemompeld. Ze moest eens weten dat hij nu op een gevaarlijke patrouille was. Hij zette de gedachten uit zijn hoofd. Het was nu uitkijken. Het was een gevaarlijke patrouille. Je wist nooit wat je tegenkwam. De vijand kon ook onderweg zijn. En Hardeman zag het niet zo zitten dat straks de twee patrouilles tegen elkaar inliepen. Het was hartstikke donker. Nee, hij zag het niet zo zitten. Maar de beide sergeanten hadden goede afspraken gemaakt nam hij aan. Hij had meer vertrouwen in sergeant Wikkers dan in sergeant de Kruik.
Na ongeveer een kwartier kwamen we bij een kruispunt van wegen aan. Sergeant De kruik ging met zijn geweergroep zijn eigen weg. We kenden deze omgeving als onze broekzak. Maar in het donker was het toch wel iets anders om een afsluiting te leggen.
Onze informant liep voorop. Het was dezelfde man als de vorige keer. Toen haalden we bakzeil. De ploeg van Jan Haag liep voorop,achter de informant, dan Hardeman met zijn ploeg en Hartong met zijn ploeg was de laatste.
De informant gaat ineens op zijn knieën zitten.. De geweerschutter van Jan Haag viel bijna over hem heen. We hoorden wat gemompel maar verder bleef het stil. We stonden door het abrupte halt houden dicht tegen elkaar aan.
‘Daar is het huis, sergeant.’ zei de informant hij wees naar een schim van een huis. Sergeant Wikkers was naar voren geschoven. Het was een groot stenen huis. Het huis stond iets achteraf in de kampong. Van de weg af konden we het huis niet goed observeren. We konden de vage trekken zien.. Iedereen lag nu aan de kant van de weg. Hardeman veegde het zweet uit zijn ogen .Hij voelde dat zijn jas helemaal nat was. Hij wachtte rustig af wat er ging gebeuren. Sergeant Wikkers gleed als een slang naar zijn ploegscommandanten.
‘Waar is Hardeman?’
‘Hier, sergeant,’ fluisterde Hardeman.
‘Oh, we gaan zo direct met zijn allen de weg oversteken en gaan daar weer plat, begrepen.’
‘Ja.’
‘Wacht even tot ik Hartong gesproken heb.’
Het was doodstil. Nergens geen te zien of te horen. Hardeman had intussen mensen ingefluisterd wat de bedoeling was..
‘Blijf bij elkaar. Langzaam voorwaarts,’ werd er geluisterd.
Gebukt, en in linie steken we de straat over. Daar gaan we dan.
Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt!
Een automatisch wapen ratelt door de stilte van de nacht. De kogels vliegen ons om de oren.
DEKKEN!’
‘Verdomme, hebben ze ons toch gezien,’ schreeuwde sergeant Wikkers. Die net als de rest van de groep plat tegen de grond lag.
Het schieten bleef aanhouden. Wij schoten niet terug. Het schieten was moordend. We wilden wel in de grond kruipen.
‘Hoe is het godsmogelijk dat ze ons ontdekt hebben,’ zei Hartong tegen hardeman zij lagen naast elkaar.
‘Ik snap er geen moer van,’ antwoordde Hardeman zo plat als mogelijk tegen de grond liggend.. Hallo ma, laat dat jochie gaan dan ziet hij wat van de wereld, dacht Hardeman.
‘Jezus, wat een vuur. Houdt je gedekt.’ schreeuwde Wikkers. We moesten wel iets doen anders schoten ze ons aan flarden. Gelukkig waren er geen doden gevallen of gewonden. Het vuur was er goed voor.
‘Godverdomme, het is de groep van sergeant De Kruik,’ gilde Hardeman, ‘ Ik zie hun helmen. kijk daar liggen ze.’
Sergeant Wikkers kwam snel aangegleden.
‘NIET SCHIETEN!,’ schreeuwde Hardeman boven het lawaai uit.
‘Ik zie geen moer,’ zei Wikkers.
‘Hier kijk, langs de straat, daar!’
Sergeant Wikkers keek even in de aangewezen richting en schreeuwde toen, ‘VASTVUREN!’
Iedereen in de groep riep nu ‘Vastvuren’
‘Vastvuren! Vastvuren!.’
‘Vastvuren klootzakken,’ schreeuwde sergeant Wikkers.
‘VASTVUREN!’
Eindelijk, geen schot valt er meer. Het is doodstil.
‘De Kruik,’ riep sergeant Wikkers, ‘Wikkers hier.’
‘Vastvuren,’ brulde sergeant De kruik nu ook.
‘’Daar ben je wel wat laat mee!’ riep Wikkers. Hij stond nu recht overeind en midden op straat. Uit het duister kwamen een paar schimmen voorzichtig naar voren lopen. Het was sergeant De Kruik met een paar van zijn mensen.
‘Je zou godverdomme niet schieten, De Kruik. Maar mooi dat ons bijna allemaal om zeep laat helpen,’ zei Wikkers nijdig, ‘Je mag van geluk spreken dat er doden of gewonden zijn gevallen, verdomme,’’ raast Wikkers door.
Sergeant De kruik wist niet wat hij moest zeggen. Hij stond sprakeloos.
’Wie is er eigenlijk met schieten begonnen, goddomme,’ vroeg De Kruik nijdig aan zijn mensen die rondom hem stonden.
‘Ik, sergeant,’ zei een marinier, ‘ Ik zag ineens een paar schimmen over de weg lopen. Ik opende direct het vuur omdat ik dacht dat het ploppers waren.’
‘Maar je had toch de instructie niet eerder te schieten dan wanneer ik daar de opdracht voor zou hebben gegeven,’brieste De Kruik.
‘Wat een klootzak ben ik, zeg. Maar ik zag ineens die schimmen. Ik schoot onmiddellijk,’ ging de marinier onthutst verder.
‘Ja, dat hebben we gemerkt, en de rest van de groep deed dapper mee. Wat een hufters.’ Sergeant Wikkers was goed nijdig.
Sergeant De kruik was diep onder de indruk van het gebeuren. Hij kon bijna niet meer praten.
‘Nou, laten we maar naar de post teruggaan. Oh, nee, we gaan eerst kijken in het huis waar die ploppers gezeten hebben. We doorzoeken het huis.’
‘Ik denk dat we niet veel meer zullen vinden’
Sergeant Wikkers liep naar het huis. Hij keerde zich om en zei tegen De Kruik, ‘’ Henk, laat iemand van jou mensen in dekking gaan, dan gaan wij naar het huis. En blijf met je poten van de trekker af.’
‘Oké, groep 1 ga hier langs de kant van de weg in die gleuf liggen. Om en om, zodat ze je niet in je rug kunnen aanvallen.’ zei De Kruik. Hij was weer hersteld van de schrik.
‘Kom op groep 2,’ riep sergeant Wikkers. De groep liep in linie naar het huis. De wapens in aanslag. Toen we bij het huis kwamen stond de deur open. De vijand was gevlucht. Met onze zaklantaarns schenen we in het huis. Er was niemand te zien. Hardeman en zijn ploeg gingen het huis binnen. Voorzichtig met hun wapens schietklaar. Lammers met zijn BAR direct achter Hardeman. Sergeant Wikkers volgde. Het huis was leeg. De rest van de ploeg stond in halve cirkel aan de voorkant van het huis. We doorzochten het huis maar niets werd gevonden dat aantoonde dat er militairen in het huis waren geweest.
‘Kom op, we gaan terug,’ zei Wikkers teleurgesteld.
‘De Kruik, we komen terug,’ riep Wikkers.
Op de weg zei Wikkers tegen de Kruik , ‘ In het huis is geen moer meer te vinden dat er op lijkt dat er militairen in het huis zijn geweest..’ De Kruik gaf geen antwoord.
‘Kom we gaan snel terug naar de post,’ zei sergeant Wikkers. Hij was kortaf!.
Hij was zo nijdig als een spin. In marstempo marcheerden we naar de post. We stonken naar zweet.. Niemand sprak een woord. Iedereen dacht waarschijnlijk aan de stommiteit van de marinier. Uiteindelijk had de groep van sergeant Wikkers behoorlijk gesloft. Er hadden doden of gewonden kunnen vallen door eigen vuur. En dat was dan wel het stomste geweest om dood geschoten te worden door je eigen mensen.
De marinier moest wel erg zenuwachtig zijn geweest. De ploppers hadden dit keer weer gewonnen.
‘Wat een klotezooi. Voor hetzelfde geld schieten ze ons overhoop,’ griepte Hardeman.
‘Dat moet voor jou toch wel iets zijn, actie,’ zei een marinier sarcastisch. Het was een zeemilicien, die al meer had laten merken dat hij de schurft in had in Indië te zijn.
‘Ik heb geen enkele moeite dan ook met welke actie. Ik heb er wel moeite mee om voor mijn kop geschoten te worden doordat een milicien zenuwachtig wordt,’ liet Hardeman zich gaan.
Het was toevallig een milicien geweest die het eerste schot had gelost. Toevallig?
‘Ik kan ook wel beroepsmariniers aanwijzen die niet zo dapper. Denk maar eens aan die sergeant, die 1665’er die er met de truck vandoor ging en zijn mensen in de steek liet,’ kankerde de marinier verder.
‘Ach man, loop niet zo te kankeren. We hebben allemaal de schrikt te pakken,’ zei Hardeman.
‘Laat je niet op je strot jagen, man,’ zei Lammers tegen Hardeman.
Een uur later lag iedereen gebaad op zijn tampatje. De baboes hadden de bezwete kleding alweer weggehaald om dat de volgende ochtend te wassen. Zij sliepen niet als wij op een nachtelijk patrouille waren.
Een paar dagen later werd er door een patrouille van ons een oude man op straat aangetroffen. Hij schrok zich een ongeluk en beefde als een riet. Hij werd gefouilleerd maar hij had geen wapens bij zich. We namen hem mee naar de post en leverde hem af bij de wachtpost die rustig in zijn stoel zat. De man werd aan handen en voeten gebonden en legden hem op een matje op de vloer aan de voeten van de marinier.
De marinier gooide nog een mat over hem heen en liet de man verder liggen.
Toen de wachtpost zijn aflosser ging wekken moest hij de man even alleen laten. Toen hij terugkwam was de man verdwenen. Het touw waar de man aan was vastgebonden was ook verdwenen. De marinier liep met zijn wapen schietklaar in zijn handen voor het huis langs. Van de man was niets meer te zien en te vinden. De marinier snapte er geen moer van en ging rustig zitten wachten tot zijn aflosser kwam. De marinier vertelde hem wat er was gebeurd maar hij vond het wel best. Het was niet op zijn wacht gebeurd. De volgende morgen werd er lang en breed over gesproken maar niemand had er een verklaring voor. Veel later zou blijken dat een marinier de vent had losgemaakt op het moment dat de wachtpost zijn maat was gaan porren. Hij was er tegen geweest dat de oude man werd opgebracht omdat hij toevallig op straat liep, geen wapen bij zich had en doodzenuwachtig van schrik was geweest.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage