INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19594982 Bezoekers
20 Bezoekers online
In de kazerne werden we weer model opgevoed. We moesten weer leren marcheren. Want dat waren we bijna verleerd. In Nederland hadden ze niets anders te doen gehad want er was een ander exercitiesysteem ingevoerd en dat moesten ons weer bijgebracht worden.
Ook kregen wij weer les in het uitkaar nemen en in elkaar zetten van wapens. Dat hadden we net een jaar achter de rug. Dat deden we toen dagelijks. Maar in de kazerne was alles anders.
Theorielessen over alles. Maar vooral exerceren. Dat was goed voor de discipline.
Het was warm in Soerabaja ondanks de regentijd.
Wachtlopen deden we dus ook. Daar waren we aan gewend. Maar in de kazerne was het model wachtlopen. Dat was wel weer even wennen. Ook was hier weer de wachtcommandant en de korporaal van aflossing. Deze functies hadden wij nog nooit meegemaakt. Die kenden we wel vanuit Holland maar daar waren we nog puppes 3. Maar de tijdelijke korporaals waren nu korporaal van aflossing. Maar dat leverde geen problemen op.
De officier van de wacht, ook een officier die in het veld had gediend liep hier model de wacht. Veel gezeur was er wel. Nu was er ineens van alles wat fout ging. Over kleding en nog vele andere zaken. Vooral de lange haren. Dat was vreselijk. Op de buitenposten werd er vrijwel niet naar gekeken. Behalve als het TE lang werd dan kreeg je aanmerking. De barbier zat meestal op een bataljonspost. Soms kwam hij de posten langs. En dan ging men naar de kapper. In de kazerne zat die man in de buurt dus dan werd je gestuurd.
Tijdens onze tijd in Soerabaja kwamen nieuwelingen uit Nederland onze pelotons versterken. Door verwondingen en of gesneuvelden werden deze gaten opgevuld. De OVW’ers in onze compagnie waren bijna allemaal afgelost en naar Nederland terug gegaan. De OVW’ers waren prettige mensen geweest. Wij hadden veel van ze geleerd. Toch het gegeven dat wij beroepsmarinier waren dat begrepen vele niet. Hardeman zat er niet mee. Hij had het prima naar zijn zin in Indië. Hij was nu 3 maanden tijdelijk korporaal en in het 2de peloton de oudste korporaal.
‘’Hij werd hierdoor met alles opgescheept. Hij moest er voor zorgen dat alles goed liep. Maar hij had er geen probleem mee.
De OVW’ers waren wel teleurgesteld over de politieke situatie. Zij hadden er zich meer van voorgesteld. Vrijwel elke OVW’er was blij dat hij naar Nederland terug kon gaan. Om nog te sneuvelen voor een zaak waar zij geen vertrouwen meer in hadden zou te veel geweest.
De mariniersbrigade liep op zijn eind. Er gingen geruchten dat het binnen een half jaar zou zijn opgeheven en dat de dan aanwezige mariniers zouden worden ingedeeld in amfibische bataljons.
Bijna alle bataljons hadden beroepsmariniers, maar en het overgrote deel was zeemilicien.
Deze zeemiliciens waren goede mariniers. Zij deden net zo goed hun dienst als de beroepsmariniers. Er waren veel tijdelijke rangen bij zowel beroepsmariniers als zeemiliciens.
Intussen kwamen er ook jonge beroeps- en reserveofficieren. Zij werden bijna allemaal pelotonscommandant.
Op 1 januari 1948 werd Hardeman tot tijdelijk sergeant der mariniers. Samen met zijn bliksmaatje en goede vriend Henk Pieters. Zij waren de eerste twee jonge beroepsmariniers van na de oorlog die sergeant werden als was het een tijdelijke rang.
Henk Pieters zat bij een ander infanteriepeloton.
Hardeman bleef bij zijn eigen peloton en werd groepscommandant. Vanwege zijn onderofficierstatus werd hij gelegerd in het onderofficiersverblijf. De Gouden Bal, werd dat verblijf genoemd. Er veranderde wel veel voor hem. Zijn vrije tijd bracht hij door in het onderofficiersverblijf.. Uiteraard at hij er ook.
Vrijwel alle mariniers in het peloton waren mariniers waarmee hij uit Nederland was gekomen. Een aantal hadden een tijdelijke rang en hij was tijdelijk onderofficier geworden.
Niemand had er moeite mee. Iedereen noemde hem,sergeant, zoals het hoorde. Hardeman zou straks in het veld moeten laten zien of hij er klaar voor was om een groep te leiden.
De onderofficieren gaven zelf theorielessen. Hardeman had geen moeite met het geven van les in de wapeninstructie. Les in theorie over de inwendigedienst werd wat moeilijker. Maar hij moest zich goed voorbereiden en dan ging het best. En zo werd iedereen weer in het gareel gebracht.
’s Avonds als men geen wacht had dan ging iedereen de wal op. We hadden ons kakikleding aan, strak gesteven. We zagen er keurig uit. Als onderofficier konden we zo de poort uitlopen. Dat was een voordeel. Allereerst gingen we naar de marinierskantine. Nog steeds werd gedanst en veel bier gedronken. Er waren veel avonden bij dat we niet wisten hoe we in de kazerne terug gekomen waren. Dat leverden ’s morgens weer veel hoofdpijn op. De bezoeken aan de kampongs waar de vrouwen liggend hun werd deden was drastisch gestegen evenals de bezoeken aan de ziekenboeg voor een prootje.
In de marinierskantine zagen wij dat er veel mariniers een Indische vriendin hadden. En als dat al serieus was dan hadden deze mariniers het goed voor elkaar omdat ze dan meestal ook bij hun vriendin thuis kwamen. Dat was zeker heel gezellig. De Indische gemeenschap wist van gezelligheid.. Vrijwel was er altijd wel muziek en zang. Of men deed veel aansport. Tennis en badminton was een van de meest geliefde sporten bij de Indische gemeenschap. Maar er waren vele families waar muziek werd gemaakt.
Wat ons ook veel opviel was dat er bijna geen Nederlandse meisjes in de marinierskantine aanwezig waren. Men zei wel eens dat de Nederlandse meisjes niet met soldaten mochten omgaan en vooral geen mariniers. Of dat waar was wisten wij niet. Maar het was heel duidelijk dat men vrijwel nooit een militair met een Nederlands meisje zag.
In het algemeen was het contact met de Indische gemeenschap beter dan met de Nederlandse gemeenschap.
Hardeman had geen vriendin en was dus aangewezen op de kazerne, de marinierskazerne of andere vermakelijkheden. Maar hij had zijn vrienden en ging veel de wal op. En dan vrijwel altijd naar de marinierskantine. Hij vond het altijd gezellig. Soerabaja was een mooie stad.
Toch voelde hij zich meer thuis op een buitenpost. Daar zat meer avontuur in. De natuur en de landschappen waren schitterend. Overal waar hij het laatste half jaar had doorgebracht had hij genoten van het land. Het was niet altijd ongevaarlijk geweest maar dat hoorde bij zijn vak. Hij was marinier en werd ingezet als het nodig was en dat was niet altijd ongevaarlijk. Daar dacht hij nooit aan.
Soerabaja was een fijne tijd. Maar het leven in een kazerne was heel anders dan op een buitenpost. En na een paar maanden werden zij overgeplaatst naar Loemadjang.
‘Sergeant Klaasie, eindelijk weer de stad uit. Allemaal leuk in Soerabaja en het bier was lekker en de vrouwen mooi maar een buitenpost is toch beter. Ik heb het wel weer gezien.,’ riep Jaap Meertens en hij had het flotsen nog niet verleerd.
‘Ja, Jaap. Wij zijn weer aardig bijgespijkerd en we weten weer hoe een model marinier er uit ziet. Maar inderdaad geef mij maar een buitenpost.’ zei Hardeman.
‘Vond je de vrouwen niet mooi dan, sergeant,’ zei een marinier.
‘Ja, de vrouwen in de stad zijn zeker mooi. Maar ik heb er niets aan om gebonden te zijn aan een vrouw in deze tijd. Als ze een gaatje in je kop schieten dan zit er iemand in Soerabaja met veel ellende,’ antwoordde Hardeman.
‘Verrek, Klaasie, niet zo sentimenteel hoor. Je neemt toch een vrouw om er plat mee te gaan. Wat dacht je dat al die mariniers die daar op de dansvloer staan dat die niet plat gaan met die grieten. Wij moeten het doen met onze baboes of een andere griet uit de kampong.’ zei Jaap Meertens.
‘ Ja, Jaap er zullen best mariniers zijn die daar verkering voor hebben. Maar ik denk ook dat er veel mariniers zijn die het om een andere reden doen. Gewoon dus, serieuze verkering.’
‘Oké, Klaasie, laat maar zitten. Als ik aandrang krijg dan zoek ik mijn baboes wel op.’ grinnikte Jaap. En dit keer flotste hij niet.
‘Ik ben wel benieuwd wat we in Loemadjang gaan doen,’ zei Hartong, ‘ Maar dat zal wel weer veel patrouillelopen zijn.’
‘Daar heb jij toch geen bezwaar tegen,’ zei Lammers.
‘Nee, helemaal niet. Ik voel mij lekker als ik op patrouille ben.’ antwoordde Hartong.
‘Waar ik meer benieuwd naar ben in welke kampong of stadje we komen te liggen. Het bataljon zal wel in Loemadjang komen te liggen. Er zijn natuurlijk meer plaatsen waar het bataljon verdeeld zal worden.’ zei Hardeman.
’Wat kan ons het schelen waar we komen te liggen. We zullen ons waar dan ook de pokken lopen aan patrouilles,’ zei marinier van Witte. Hij was nog niet zo heel lang bij ons peloton. Hij was zee milicien en kwam uit Amsterdam. Een vent die overal om kon lachen. Maar griepen kon hij ook als de beste.
Inderdaad de bataljonsstaf kwam in Loemadjang te liggen en een van de infanteriecompagnieën bleef in :Loemadjang. Onze compagnie ging naar Pasirian. Wij zouden in de omgeving van Pasirian diverse posten gaan bezetten. Het gebied rondom Loemadjang was al een hele tijd onder beheer van de Nederlanders. Het schijnt er rustig te zijn. Er was weer eens een ‘staakt het vuren’ ingesteld in opdracht van de Verenigde Naties.
Er was tevens een commissie van goede diensten in het leven geroepen. Deze commissie bestond uit een Amerikaan, een Australiër en een Belg. Deze lieden moesten het bestand in de gaten houden. Wij Nederlanders hielden ons wel aan het bestand. Het was maar de vraag of de Indonesiërs het zouden doen. Zij hadden het nog nooit gedaan. We wisten dat er een commissie van goede diensten bestond. Verder hoorden we nooit iets over politieke toestanden. Maar zoals eerder gezegd, militairen bemoeide zich niet met politiek.
Van de politiek kwamen de orders en die voerden wij uit.
Vanuit Pasirian werden wij zover mogelijk naar voor geschoven. In Pasirian zelf zat de compagniestaf en een infanteriepeloton. De twee andere pelotons zaten verspreid over een bepaald gebied. Dat naar voren schuiven was bedoeld om de commissie van goede diensten te laten zien hoever wij naar voren zaten. Zij, de commissie bepaalde dan of wij ons moesten terugtrekken naar de commandopost. Er moest tussen de Indonesiërs en de Nederlanders een brede strook bestaan. Wij waren naar voren geschoven en als wij dan terug moesten dan bleef de commandopost op dezelfde plaats.
In deze periode liepen wij geen patrouilles om te voorkomen dat wij de vijand zouden tegenkomen en er schermutselingen zouden ontstaan. Wij hadden een rustige periode. De verstandhouding tussen de mariniers en de bevolking was uitstekend. ‘’s Avonds konden wij rustig op straat lopen. Hier en daar werd gegeten bij de warong. Zolang je zag dat het eten gekookt werd waar wij bij waren dan kon jet gerust eten. Hardeman was gek op het eten uit de Warong.
‘Sergeant Hardeman melden bij de pelotonscommandant.’ riep een marinier.
Hardeman liep naar de kamer waar de pelotonscommandant woonde.
‘Hardeman jij gaat morgen met je groep naar Soepitoeran. Dat is een grote kampong in de bergen. De OCC wordt daar postcommandant. Een mortiergroep en een sectie mitrailleurs gaat mee.. verdere instructies ontvang je van de OCC.’
‘Goed, adjudant, ik heb het begrepen. Morgenvroeg vertrek ik,’ zei Hardeman.
Hij ging naar zijn mensen en vertelde hen wat de bedoeling was. Zij moesten hun spullen inpakken.
‘Gelukkig dat we weg gaan,’’ zei Jan Haag, ‘ Het is niets om op een commandopost te zitten. Hij was een van de ploegscommandanten van Hardeman.
‘Zo is het Ja. Maar op Soepitoeran hebben wij te maken met luitenant van der Meij. En die heeft ook rare fratsen op het menu,’ lachte Hardeman, ‘We zullen het wel merken. Het lijkt me daar beter dan hier in Pasirian.’
De volgende morgen vertrok Hardeman met zijn groep naar Soepitoeran. Het was een schitterend gebied. Berghellingen als uitlopers van de vulkaan Smeroe. De hellingen waren begroeid met koffiestruiken. Tussen de koffiestruiken stonden kleinere boompjes, dat was als bescherming van de koffiestruiken voor de hitte. De weg slingert als een slang achter ons aan. Hardeman keek dromerig naar het schitterende landschap. Wat een mooi land.
Toen wij op de post aankwamen moesten we de zaak overnemen van een groep mariniers die naar Soerabaja gingen. Zij behoorden tot een ander bataljon. Er stonden een aantal houten huizen waarin wij gelegerd werden. De postcommandant had zijn eigen huis. Het eten werd dagelijks opgevoerd vanuit Pasirian. We zullen het hier best naar de zin hebben. We moeten hier ook de wachtlopen. Hardeman zei zijn mensen hun spullen uit te pakken. Hij maakte zelf de wachtlijst. Er aren stellingen gebouwd door de mariniers die door ons waren afgelost. Daar hoefden wij verder niets aan te doen. En dan is de eerste dag weer voorbij. Het werd snel fris op de berghellingen. We hadden onze dikke wollen witte deken bij ons.
De volgende morgen werden we snel gewekt want de truck met het ontbijt was er al. De zon scheen alweer hoewel nog niet helemaal zichtbaar vanwege de berghellingen. Hardeman en enkele mariniers maakte een kleine patrouille in de omgeving. Er liepen overal mensen uit de nabije kampongs die erg vriendelijk waren. Daarna was het weer wapenonderhoud. Dat was een dagelijks terugkerende taak. De wapens moesten altijd in orde zijn. ‘’s Middags kwam de truck weer met middageten. De voeding was niet veranderd, aardappelen, groente en vlees uit blik. Gelukkig was er in de kampong genoeg te koop aan eieren, kip en groente.
Na het eten kwam de luitenant naar Hardeman. Hij zei, ‘ Sergeant, neem twee van je ploegen mee en ga naar de kampong die hier enkele kilometers vandaan ligt. Je moet dat pad aflopen,’ wees de luitenant, ‘ Je moet bij de kampong, DUS niet in de kampong, een vooruitgeschoven post bouwen. Morgen zal ik je een tent laten brengen. Begin eerst maar een stelling te bouwen. Begrepen sergeant?Ik heb het begrepen, luitenant, en ik vertrek over enkele minuten,’ zei Hardeman.
Hardeman wees Jan Haag en Helmuth Levi aan om met hem mee te gaan. Zijn derde ploegscommandant Willem De Lip bleef op de commandopost achter.
Een half uur later vertrok Hardeman met 8 mariniers en een baboe. Er was maar een weg en konden we de kampong nooit missen.
Na een klein half uur kwamen we bij de kampong aan. We gingen het erf op van een groot stenen huis. De eigenaar van het huis, een wat oudere Javaan groette ons heel vriendelijk en nodigde ons uit in huis thee te drinken. Wij brachten een tijdje door in het huis. We spraken met de man over de toestand in de kampong. Maar volgens de man ging alles goed. Hij had nooit last gehad van de ploppers. Dat soort opmerkingen lieten we maar voor wat het was. We gingen een eind de kampong in om te kijken hoe het er uit zag. De kampongbevolking groette ons ook vriendelijk en kwamen buiten kijken. Wij keken wat rond en het begon al tegen de avond te lopen. Hardeman bedankte de Javaan voor de thee en het ontvangst en liepen het erf af.
‘Kom op, mannen, we gaan even kijken waar wij een stelling kunnen bouwen,’ zei Hardeman. Zij liepen een eindje terug. Er liep ergens een snel stromende kali met heel helder water. En er was een vlak stuk grond. Er stonden wat struiken op.
‘Als we deze struiken wegkappen dan bouwen we hier onze stelling. We bouwen een flink gat voor een Barschutter en zijn helper en twee schuttersputten als alarmstelling. De kali komt goed van pas. Hier kunnen we ons baden. We hoeven vrijwel niet te kappen er is schoorveld genoeg. Ze kunnen niet hier op onze lip komen zitten. Het is een ideale plaats om een stelling te bouwen.,’ zei Hardeman.
‘Sergeant, als we hier ons moeten baden. Dan blijft er van onze piemel niet veel over. Het water is hartstikke koud,’ lachte een marinier.
‘Ja, dan mag jij wel helemaal goed uitkijken want je hebt toch al niet veel,’ riep een andere marinier.
‘Dat water komt regelrecht uit de bergen,’ zei Hardeman.
Het begon helaas te regenen en het was bijna donker geworden. Het had geen zin meer om te gaan graven.
‘Oké, we houden het hierbij voor vandaag. We gaan naar de kampong en vragen daar of we ergens de nacht kunnen doorbrengen. We hoeven natuurlijk niet in de regen te gaan liggen.,’ zei Hardeman. Hij liep in de richting van de kampong. Jan Haag en Helmuth levi liepen achter hem aan met hun mensen.
‘Wat zou de luitenant nou gedacht hebben. In plaats dat hij gelijke en tent mee geeft. Dan hadden we de tent in ieder geval op kunnen zetten,’ zei Jan Haag.
‘Het is al bijna donker het is beter dat we in de kampong gaan slapen. Klaas heeft gelijk om de kampong in te gaan,’ zei Helmuth Levi. Jan Haag en Helmuth Levi noemde Hardeman bij zijn voornaam. Zij waren bliksmaatjes van Hardeman. Als er hogere rangen bij waren zeiden ze sergeant. Hardeman had er geen moeite mee.
‘Morgen komt de tent dan doen we alles in een keer tegelijk. Vier man zetten de tent op en de andere vier beginnen vast met het graven.
‘Om de hele nacht in de regen te gaan liggen is ook niet lekker,’ zei Jan Haag.
Hardeman en zijn mannen liepen weer het erf op en de Javaan kwam naar buiten en keek verrassend op naar Hardeman.
Hardeman vroeg de man of hij een slaapplaats voor ons wist. Hardeman vertelde de man dat wij niet in de regen wilden gaan slapen. De man bood onmiddellijk zijn aan. Aan het huis was een vrij grote ruimte waar een paar stoelen stonden en een tafel. Daar konden wij de nacht doorbrengen. Buiten regende het hard echt een tropische bui. De mariniers werden verwend met koffie en pisang goreng. Hardeman had een marinier aangewezen om buiten een oogje in het zeil te houden. Om het uur werd deze man afgelost tot de volgende morgen. De mariniers hadden een tentzeil op de grond uitgelegd en gingen daar op liggen slapen. Het was de beste plaatst o te slapen. Maar anders was er niet en beter dan buiten in de regen slapen.
Hardeman is de volgende ochtend vroeg wakker en gaat zich buiten bij de put mandi. Het water is ijskoud en hij rilde over zijn lichaam. Het kon hier ’s nachts goed koud wezen daar har hij niet aan gedacht. Het was droog en de zon begon te schijnen. Hij had zich net aangekleed en stond buiten op het erf en zag dat luitenant Van de Meij en de groep van Willem de Lip het erf op kwam lopen. Een paar Indonesiërs droegen de grote tent met toebehoren.
Het gezicht van de luitenant voorspelde niet veel goeds
‘Sergeant, wat doe je hier in de kampong?’ begon de luitenant.
‘Wij hebben hier de nacht doorgebracht, ‘ antwoordde Hardeman.
‘Ik heb je toch de opdracht gegeven om een stelling te bouwen buiten de kampong, sergeant,’ zei de luitenant woest.
‘Ik heb nog geen stelling gebouwd, luitenant. Daar ik ik dadelijk aan beginnen. Ik heb gisteren een goede plaatst uitgezocht die zal ik u aanwijzen. Daarna begon het heel hard te regenen en de avond begon al te vallen. Het had toen geen zin meer om in de regen en in het donker een stelling te bouwen. Ik heb toen besloten om toestemming te vragen aan de eigenaar van deze woning om hier de nacht door te brengen,’zei Hardeman.
‘Ik heb daar allemaal niets mee te maken. Je hebt je opdracht niet uitgevoerd en daar kan ik je voor bij de krijgsraad brengen.’ De luitenant voelde zich kennelijk zwaar op zijn tenen getrapt. De andere mariniers waren intussen uit het huis gekomen en stonden met hun bepakking op de rug rondom de luitenant en Hardeman en luisterden verbaasd mee.
‘sergeant, neem je mensen direct mee en laat mij zien waar je de stelling denkt te bouwen.’
‘Kom op, mannen. Dan gaan we naar de kali,’ was alles wat Hardeman zei.
Hardeman bedankt de Javaan voor de genoten gast vrijheid en liep naar de kali waar hij de stelling wilde bouwen.
‘Hier luitenant. Dit is de plaats waar ik de stelling ga bouwen. Ik bouw hier een stelling voor twee man. Hier komt dus de Barschutter en zijn helper in. En daar ongeveer maak ik twee alarmstellingen. Hardeman wees de plaatsen aan.
‘Hier zet ik de tent neer.’
De luitenant keek als napoleon in het rond en zei ‘ Nou dat is tenminste goed. Laat jue mannen maar beginnen.
‘Jongens, hier graven jullie de stelling voor de BAR een twee mans schuttersput en hij liep naar een plaatst waar hij de alarmstellingen wilde laten graven.’
‘’Nee, sergeant,’ riep de luitenant nu heel nijdig. ‘Je moet een stelling graven waar je de hele groep in kan laten staan of liggen. De stelling moet zo groot worden,’ De luitenant begon met grote passen uit te meten hoe groot het gat moest worden. Het moest een gat worden van ongeveer acht meter in het vierkant. Jan Haag keek met een lachende grijns naar Hardeman.
‘Is dat niet erg groot, luitenant,’ vroeg Hardeman.
‘Nee, sergeant. Je hele groep moet er in kunnen,’ riep de luitenant.
‘Maar luitenant, we kunnen toch niet met de hele groep in dat gat gaan staan. Eén handgranaat en we worden allemaal en we zijn allemaal opgeblazen.’ zei Hardeman.
‘ Sergeant, ik wil er verder niets meer over horen. Laat je mensen beginnen met graven.
‘Goed luitenant.’ antwoordde Hardeman.
‘Jullie hebben het gehoord, begin alvast maar te graven,’ zei Hardeman.. Helmuth Levi keek naar Hardeman, zijn lippen een beetje naar voren getuit. Dat deed hij altijd als hij iets vermakelijks vond..
‘Jij bent het er nog niet mee eens, sergeant,’ zei de luitenant. Hardeman keek de luitenant vernietigend aan aan maar zei verder niets.
‘Sergeant, ik kan je rapporteren voor een onmilitaire blik in je ogen. Eerst voer je mijn opdracht niet, gaat dan in de kampong slapen en kijk nu onmilitair naar een officier. Hoe bent u eigenlijk sergeant geworden,’ deed de luitenant hatelijk.
‘Dat kunt u beter aan de compagniescommandant vragen,’ antwoordde Hardeman.
‘Nou, in ieder geval graaf je hier die stelling die ik heb aangegeven. Zorgt er voor dat het morgen klaar is. En ik verbied je het slapen in de kampong. Morgen komt u mij melden hoe hier de zaak in orde is gebracht.,’ zei de luitenant en hij liep weg met de mariniers en de dragers achter zich aan.
Toen de luitenant niet meer te zien was barste iedereen in lachen uit.
’Sergeant, je moet wel mee helpen graven hoor het moet wel een massagraf worden,’’ zei een marinier.
‘Trutje Van de Meij. Wat een klootzak die vent. Hij stond wel op zijn galons,’’ zei jan Haag.
‘Het lijkt wel dat hij geen verstand heeft van schuttersputten. In Doorn hebben ze ons destijds de klere laten graven om goede schuttersputten maken. Hoe vaak hoorden we niet maak die gaten niet te groot. Als ze er een handgranaat in gooien dan blazen ze je op. En nu komt Napoleon ons vertellen dat het anders moet,’ zei marinier Wolters. Deze marinier was later bij ons peloton gekomen.
‘Voor hetzelfde geld brengt hij je voor de krijgsraad,’ zei Levi
‘Dat zal wel meevallen. En ik denk dat er bij de krijgsraad wel betere officieren zullen zitten. Het zijn allemaal loze dreigementen,’ zei Hardeman.
‘De lul heeft nog nooit een schot horen vallen en komt hier moeilijk doen. En dat allemaal voor de commissie van goede diensten,’ zei Wolters.
‘Laten we in ieder geval uitkijken met deze man. Je staat zo in het rapportenboek,’ zei Levi.
‘Oké, laten we maar beginnen met dat gat te graven. Dan heeft hij zijn in,’ zei Hardeman.
‘Maar we maken ook een paar model schuttersput zodat we niet in dat grote gat hoeven te zitten als er toevallig stront aan de knikker komt,’ zei Hardeman
‘Die lui van de commissie van goede diensten lachen zich een bult als ze dat gat zien. De luitenant zal er wel bij zijn als die lui hier komen. Dan kan hij het gelijk uitleggen,’ lachte Jan Haag.
Aan het eind van de dag waren de schuttersputten klaar. De tent stond overeind. De tampatjes zijn ook klaar en konden we ons gaan baden in de kali. De baboe had een tiker achter in de tent gelegd zij sliep daar. Het water in de kali was erg koud en zeker tegen de avond. ’s Nacht hadden we een deken nodig.
De hele nacht had het hard geregend en de omgeving van onze tent was erg modderig geworden.. Maar moest wel iets aan gebeuren.
‘Jan, ga jij straks mee naar de commandopost. Ik moet daar melden dat de zaak hier in orde is. Helmuth ga met de mensen hier proberen die modder boel op te ruimen. Misschien moet je wat sleuven graven waardoor het water wegloopt.,’zei Hardeman.
‘Daar ga ik straks aan beginnen. Ik zal eerst even een wachtbriefje maken,’ antwoordde Levi.
Hardeman knikte naar Levi hij hoefde eigenlijk weinig te zeggen. Deze korporaals hadden zoveel ervaring hoe er op een buitenpost moest worden gemerkt.
‘ Ja, Klaas, ik ga met jou mee. Ik wil dat smoelwerk van de luitenant wel eens zien,’ lachte Jan Haag.
‘Oké Jan, wij kleden ons model aan en ga zo op pad,’ zei Hardeman.
Een kwartier later gingen zij op weg naar de commandopost. Uiteraard waren zij gewapend. Het was een paar kilometer lopen. Het was een zandpad. Aan beide kante van het pad stonden struiken. Koffiestruiken. Het was een erg verwaarloosde toestand. Verder van het pad af lag een kampong. Hardeman zou daar nog eens gaan kijken. Verder was de omgeving schitterend. De vulkaan Smeroe lag daar in zijn volle pracht te blaken in de zon. Hardeman kreeg de kriebels in zijn maag van zoveel schoonheid.
Het was warm en de mannen werden warm. Ze hadden hun helm op. Ze wisten zeker dat als ze geen helm op zouden hebben de luitenant onmiddellijk commentaar zou leveren.
‘Ik ben benieuwd Klaas, wat de luitenant weer te zeiken heeft. We zijn wel wat gewend van onze officieren maar dit slaat alles,’ lachte Jan.
‘Ja, je kan je je er beter maar niet te druk over maken want je trekt toch aan het kortste end. Maar over die schuttersputten daar hou ik mijn mond niet over dicht. Dat hebben we niet geleerd om zo die putten te bouwen. En daarom kan ik niet begrijpen dat de luitenant daar nou verkeerde kijk op heeft, ‘ antwoordde Hardeman.
Onderweg kwamen er een paar vrouwen aanlopen.. Zij droegen manden op het hoofd. In de verte begonnen ze al heel hard tegen elkaar te praten. Wat ze elkaar vertelden begrepen we niet. Ze lachte hard en kweekte ook hard. Toen wij elkaar passeerden zeiden ze, ‘’ selamat pagi, tuan, ( goedemorgen, mijnheer). Giechelend gingen ze voor voorbij.
‘Selamat pagi,’’ zei Hardeman wat zangerig.
‘Zo, die hebben het al warm in het kruis.’ lachte Jan Haag.
‘Dat zou best eens kunnen. Het zijn toch knappe mannen die ze zo vroeg tegenkomen,’ Hardeman lachte mee.
De vrouwen zagen er in deze omgeving slecht uit. De kleding dus. Vele vrouwen droegen jute lappen als sarong om het lichaam. Ook waren er vrouwen die wit katoen droegen als sarong. Duidelijk een beeld dat ze weinig hadden.
De mariniers naderde de post. Op een helling zat een marinier achter een mitrailleur. Hij had Hardeman en Jan Haag al in de verte zien aankomen. Hardeman stak zijn hand op de marinier achter mitrailleur stak ook zijn hand op.
‘Zo Jan, we zijn er houdt je maar gedekt,’ lachte Hardeman
‘Ja, als hij maar niet gaat lopen zeiken over de krijgsraad,’griepte Jan.
‘Wat kan ons dat schelen.’
Korporaal de Lip liep de beide mariniers tegemoet lopen en vroeg op zijn typisch Rotterdams, ‘’ En Klaas, hoe is het in de kampong? Heb je al mooie vrouwen. Hier is geen moer te zien. Alleen de luitenant laat zich van alle kanten zien. De hele dag loopt hij heen en weer en Willie de Raad heeft al een paar keren problemen gehad.’
‘Man, schei uit over de luitenant. Gisteren heeft hij Klaas al gedreigd hem voor de krijgsraad te brengen,’ zei Jan Haag.
‘Jezus, Klaas heb je insubordinatie gepleegd,’ lachte De Lip.
‘Nou, dat nou ook weer niet. We hadden de eerste nacht in de kampong geslapen omdat het zo hard regende en het al donker was. De volgende morgen stond de luitenant in de kampong en toen waren de rapen gaar, althans bij de luitenant. Ik had zijn opdracht niet uitgevoerd vond hij. En hij vroeg hoe ik sergeant was geworden. Nu ga ik even melden dat ik mijn post in orde heb gemaakt.’
‘Nou, ga dan maar gauw naar ‘em toe want hij loopt alweer aardig te kankeren. Dit is niet en dat is niet goed. Oh ja, Klaas, kijk je hem wel vriendelijk aan,’ zei De Lip.
‘Hoezo?’ vroeg Hardeman.
‘Hoezooo? Je krijgt altijd op je sodemieter omdat je zo onmilitair kan kijken naar je meerdere.’
‘Oh. ja. Ja, ik zal mijn best doen,’ zei Hardeman, ‘ Jan, ik ga maar eerst. Jij vermaak je met De Lip,’ zei Hardeman.
‘Oké Klaas. De Lip is wel een mooie vent daar hou ik het wel mee uit,’knipoogde Jan Haag.
‘Krijg de hik anders ben je ook niet zo eenkennig,’ grijnsde de Lip.
Hardeman liep de luitenant die in zijn eigen huis zat. Hij was model gekleed en had een pistool om zijn lichaam.
‘Goedemorgen luitenant. Ik kom melden dat mijn post in orde is,’ zei Hardeman.
‘Goed sergeant,’ antwoordde de luitenant kort, ‘’ Kam kan je nu wel weer terug gaan naar je post.’
’Dank u, luitenant,’’ Hardeman draaide zich om en verliet het vertrek. De luitenant sprak niet meer over de vorige dag en had kennelijk niets meer te vertellen. Hardeman vond het goed.
Hij liep naar het huis waar de Lip en Jan Haag zaten te praten en te lachen.
‘Ben je nou al terug,’ vroeg Jan Haag.
‘We kunnen weer terug naar de post.’
‘Heeft ‘ie helemaal niets gezegd over gisteren?’ vroeg Jan Haag.
‘Nee,’ zei Hardeman schokschouderend, ‘ Ik had toch niets fout gedaan. Ik denk dat hij door heeft dat hij zich stom heeft aangesteld als officier.’’
‘’Wat een klojo. Die vent,’’ zei Haag.
‘Wat nou, klojo. Had je graag gehad dat ik op mijn flikker zou krijgen,’ vroeg Hardeman.
‘Natuurlijk niet. Maar wat maakt die man dan voor drukte. Een officiet hoort zich toch niet zo te gedragen,’ zei Jan Haag
‘Ons lieve Heer heeft rare kostgangers, Jan,’ :Lachte De Lip, ‘Ga je nu weer terug Klaas?’
‘Ja, ik blijf hier niet rondhangen. Ik heb het wek gezien.’
‘Laten we dan maar snel terug gaan,’ zei Jan Haag.
‘Zeg Willem, hou Willie Raad een beetje in de gaten. Hij moet geen bakkie oplopen met die hufter hier. Je weet dat Willie graag naar het trantsport wilen dat kan de luitenant mooi tegenwerken,’ zei Hardeman.
‘Ik hou het wel in de gaten,’ antwoordde De Lip.
‘Goed, dan gaan wij maar Jan. Ga je mee?’
‘Graag zelfs. Bij Willem is het maar even uit te houden hij ouwehoert de oren van je kop,’’ grijnsde Jan Haag, ‘ Net als de luitenant.’
Hardeman en Jan Haag liepen terug naar hun eigen post. Het was dezelfde weg terug. Het was bloedheet geworden. Hen was niet bekend of er ploppers in buurt zouden zitten. Dit gebied was al lang onder controle van de Nederlanders en men had ook al lang geen problemen gehad met ploppers in deze omgeving. En de bevolking was vriendelijk. Hoewel dat weinig wei want je kon aan de koppen niet zien of het ploppers waren. Maar de mariniers waren gewapend. Toen ze bij de post terug kwamen was Helmuth Levi met zijn mannen de spul aan het opruimen. Het zag er weer droog uit. De zon dag de natte grond ook gedroogd. Het was weer begaanbaar,
We waren nu een week op de post en nog steeds was er geen commissie van goede diensten geweest. De mariniers gingen dagelijks een rondje lopen in de kampong. Ze dronken koffie in de warong. Dagelijks kwam er een oude man op de post. Hij was vaak bij Hardeman te vinden. Hardeman vroeg hem veel over de omgeving. Hoe het was met de ploppers in de omgeving. Maar daar gaf hij heel omstandig antwoord op. Er waren geen ploppers in deze omgeving. Die waren bang voor de Nederlanders. Hardeman liet het maar zo. Hij zei dat wanneer er in de kampong kwamen hij gewaarschuwd wilde worden. De zou dat doen.
Het was een rustig postje. Een paar dagen had het flink geregend en dan brachten de mariniers de dag door in de tent. Die stond aan beide kanten open..
De baboe deed dagelijks de was. Dat was ook niet zoveel. De mariniers liepen allemaal in hun groene pendek bij de tent rond.
Soms kwamen er kinderen om eten vragen of om sigaretten vragen. Eten was er altijd en sigaretten ook. Verder was er weinig te doen.. Als het heet was lagen we in de kali. Het was flink koud en het was heerlijk het stromende water over je heen te laten spoelen. Het was een heerlijk afkoeling.
Levi had een mooie vrouw in de kampong opgescharreld en bracht er diverse avonden door. De vrouw had nog een zuster..
‘Hé Klaas, als je een keer plat wilt dan weet ik een mooie vrouw,’ zei levi.
‘En waar is dat dan wel,’ vroeg Hardeman
‘De vrouw waar ik ’s avonds naar toe ga heeft nog een zuster. Het is een flinke meid. Daar is best wat mee te versieren,’ antwoordde Hardeman.
‘Goed, ik ga vanavond mee. Ikwil die vrouw wel eens zien. Moet ik condooms mee nemen?’
‘Ja, doe dat maar. Je weet maar nooit of er geworsteld moet worden dan zijn we in ieder geval gewapend.’
‘s Avonds gingen de beide mariniers naar het huis van de vrouwen. Het huis was niet groot maar zag er netjes en schoon uit. De vrouw waar Levi zijn avonden mee doorbracht was een knappe Javaanse vrouw en ze was goed gekleed. Zij droeg een mooie sarong en een keurige kebaja. Ze was slank en een stevig postuur, zonder te zeggen dat ze groot was. Haar huid was lichtbruin.
De zuster was ook aanwezig, deze was niet zo knap. Haar gezicht was wat platter en haar lichaam was flink gebouwd. Ze was ook wat groter dan haar zuster. Ook zij was goed gekleed. De beide mariniers kregen koffie toebroek te drinken. Dat is een schep koffie in een mok met heet water erop even laten trekken en doorroeren wat suiker er in. Heerlijk te drinken. Hardeman hield wel van deze koffie. Er werd wat met de vrouwen gepraat en gelachen. De vrouw van Levi begint dan in het Javaans met haar zuster te praten. De mariniers begrijpen er niets van. Maar de vrouwen lachen chigelend.
‘Er wordt wat voor ons gebrouwen, Helmuth,’ lachte Hardeman.
‘’Ik denk het ook. Jou partner zal wel instructies krijgen.
De vrouwen keken naar de mariniers toen zij zaten te praten. Zij verstonden geen Nederlands. De zuster pakt Hardeman bij de arm en trekt hem een kamertje binnen. In de kamer stond een baleh-baleh van muur tot muur. Er lag een groot rolkussen op de baleh-baleh. De zogenaamde koeling. Er brandde een klein oliepitje, veel licht gaf het. Maar dat was ook niet nodig. Wat er zich ging afspelen kon je ook met je ogen dicht doen. De vrouw begint haar baadje los te maken evenals haar sarong. Er stond toen een zeer bloot welgevormd lichaam voor Hardeman.
Zijn bloed begon te koken en hij verbeterd het wereld record uitkleden. Niet veel later zijn de vier mensen bezig met het bedrijven van de liefde.
Een paar uur later verlieten Hardeman en Levi het huis van de vrouwen en gingen terug naar hun post. De wachtpost, die wist dat ze uit waren, zat met zijn BAR naast hem op een stoel. De rest van de mariniers lagen op hun tampatje. Hardeman riep de wachtpost aan zodat ze eerste een houder met kogels door hen heen krijgen.
‘Kom maar verder, sergeant,’ zei de marinier. Hij zat zodanig opgesteld dat hij niet van achteren was te benaderen en hij zat in een donkere hoek.
‘Is iedereen plat?’ vroeg Hardeman.
‘Ja, maar wel effe anders dan jullie,’ Hardeman hoorde marinier grinniken. Hardeman en Levi gingen de tent in en kleedde zich weer uit maar dan om alleen op hun tampatje te gaan liggen.
Zo verstreken de dagen. Het regende wat minder. Het landschap was fantastisch en vooral door de regen leek het alsof alles nog mooier was geworden. ’s Morgens als de zon opkwam dan waren de kleuren schitterend en vooral tegen de wand van de Smeroe.
Nadat wij bijna vier weken op dit postje hadden doorgebracht kregen wij een bericht dat de volgende dag de commissie van goede diensten ons een bezoek zouden brengen. We moesten model gekleed zijn. Een wachtpost moest er zijn. Een marinier met een BAR moest in de stelling zitten. Helmen op. Hardeman instrueerden zijn mensen zodat wij niet voor joker zouden staan als die dure jongens kwamen kijken.
De volgende dag was het zover.. Iedereen op de post was keurig model gekleed. De BARschutter zat in zijn stelling en wij wachtten rustig af wat er ging komen.
In de loop van de ochtend kwam het gezelschap aan wandelen. Ze moesten wel lopen want waar wij zaten daar konden geen auto’s komen. Drie leden van de commissie en een heel gevolg. Onze compagniescommandant, ook de luitenant en verder nog twee heren. Ze stonden voor onze post. Hardeman had de idee dat de mariniers niet eens werden gezien. Niemand die een groet bracht aan de mariniers of een woord tegen hen sprak. Zelf de compagniescommandant en de luitenant zeiden niets. De kleine godjes durfden niet te spreken in de buurt van de Goden.. Wat een komedianten.. Ze stonden er een kwartier te praten met elkaar. Ze waren allemaal doorweekt van transpiratie. Toen vertrokken ze weer en gingen terug naar Soepitoeran. Ze vertrokken en niemand zei iets tegen de mariniers.
‘Ze konden niets eens lachen om onze post,’ zei Jan Haag.
‘Nee, het was al belachelijk genoeg. Zouden die lui van de commissie van goede diensten niet in de gaten hebben dat ze worden belazerd.?’ zei Wolters.
‘Worden ze dan belazerd,’ vroeg Levi.
‘Je denkt toch niet dat wij de voorst vooruit geschoven post zijn. Dat is natuurlijk maar komedie. Let maar op over een paar dagen zijn wij hier weg,’ zei Wolters.
‘Wat maakt het die commissie nou uit waar wij zitten. Zij zeggen die post moet je terugtrekken op de post Soepitoeran. Dat wordt dan de verst vooruit geschoven post.,’ zei jan Haag.
‘Wat dacht je van die Amerikaan en die Australiër, die hebben toch al de klere aan Nederland. En die Belg vertegenwoordigd Nederland die heeft geen moer te vertellen,’ zei Hardemna.
‘Nou ze bekijken het maar,’ zei Wolters.
Enige dagen later kwam er bericht dat om onzen post op te breken en terug te keren naar Soepitoeran. Een paar mannen uit de kampong kwamen ons helpen op te ruimen en hielpen ons om de zaak terug te brengen naar de commandopost.
De luitenant betaalde de mensen uit in stuivers. Hoeveel hij ze gaf wisten wij niet.
De groep van Hardeman was weer bij elkaar. Veel hoefden we niet te doen. We maakten ons zelf maar gezellig. De luitenant liep de hele dag model gekleed met een pistool op zijn heup. Het leek wel een cowboy. Wij liepen onze wacht. We hielden de post schoon. We zochten mooie plaatsjes uit om van de schitterende uitzichten genieten en van de zon te genieten.
Van ploppers hadden we niets gehoord of gezien. In een ravijn verderop dat zat de genie van ons. Zij moesten in het ravijn een doorgang maken zodat er met trucks kon worden gereden.
Op de post had de luitenant steeds moeilijkheden met de ploeg van korporaal De Lip. Of althans met een marinier van die groep. De Raad was een marinier die niets voor de infanterie voelde. Hij kon autorijden en wilde naar het motortransport. Ook was hij handig met reparaties aan auto’s. Hardeman had er geen moeite mee als werd overgeplatst. De mariniers had steeds problemen met de luitenant. Dat werd vervelend voor De Raad zelf maar ook voor anderen.
Op een ochtend had de luitenant de jeep in de blubber gereden en kon de jeep niet terug uit de blubber rijden. Hij was naar de telefoon gegaan en gevraagd of er een truck uit Pasirian kon komen om hem uit de blubber te trekken. De luitenant was flink nijdig. Marinier de Raad hoorde de luitenant zijn verhaal vertellen door de telefoon. De Raad rent snel naar de jeep spring er in en na wat heen en weer schakelen en wat heen en weer jutteren met de jeep in de blubber reed hij de jeep achteruit uit de blubber. Triomfantelijk ging De Raad naar de luitenant en zei hem dat hij de jeep uit de blubber had gereden. De luitenant bestierf het bijna van woede.
‘Hoe haal je het in je hoofd om die jeep uit de blubber te rijden. Wie heeft jou toestemming gegeven om in mijn jeep te rijden,’ de luitenant is buiten zinnen.
‘Oh, is het niet goed, luitenant,’ zei De Raad. Hij springt in de jeep en reed de jeep weer in de blubber.
‘Ik breng jou voor de krijgsraad, marinier. Ben je nou helemaal gek.’ De luitenant dacht dat hij de mariniers in toom kon houden als hij maar dreigde met de krijgsraad. Wat een zieltje.
Een half uur later kwam de truck uit Pasirian om de jeep uit de blubber te trekken. Iedereen stond te kijken en de opmerkingen waren niet van de lucht.
‘Hardeman ging nog naar de luitenant om hem te bewegen De Raad voor te dragen voor overplaatsing naar het motortransport.
Het heeft kennelijk geholpen want enige dagen later kwam het bericht dat De Raad was overgeplaatst naar het motortransport.
Een compagnie KNIL kwam naar Soepitoeran. Het was een compagnie van de zogenaamde bloedvingers. Het waren fanatieke kerels, en Ambonezen. De compagniescommandant een kapitein, was ook Ambonees. Er volgden nu heel prettige dagen. Het contact tussen de Ambonezen en de mariniers was geweldig. ’s Avonds zaten de Ambonezen en de mariniers bij elkaar. Er heerlijk gegeten en gedronken. De Ambonezen zongen hun schitterende liederen over het eiland Ambon.
Hardeman genoot in volle teugen van deze dagen met deze mensen. Wat een heerlijk volk. De kapitein was er elk avond bij aanwezig en zong met zijn mannen mee. Onze luitenant liet zich niet zien. Waarschijnlijk paste hij op zijn zak met stuivers. De KNIL compagnie was uiteindelijk gekomen om ons af te lossen. Wij gingen weer terug naar Pasirian.. Het was een vriendschappelijk afscheid. Het was een tijd om nooit te vergeten. Een paar dagen later vertrokken de mariniers in de stromende regen naar Pasirian.
Toen we in Pasirian aankwamen kregen we direct brieven uit Nederland aangereikt. Dat was wel prettig. Hardeman ontving een gramafoonplaatje van zijn familie. Toen hij de speciale envelop open maakte was het plaatje net zo slap als een vloeitje en er was geen geluid uit te krijgen. Jammer. In de brieven van zijn ouders zaten een paarkrantenknipsels van kranten uit Nederland. Daarin las hoe slecht de Nederlandse soldaat in Indië waren. Hoeveel onschuldige mensen er wel door de Nederlandse soldaat werden gedood. Dezelfde avond schreef Hardeman aan zijn ouders dat zij de negatieve berichten niet moesten geloven en dat er best Indonesiërs werden sneuvelden maar er sneuvelden ook Nederlandse soldaten en dat kwam niet omdat de Indonesische soldaten met modder gooiden. Ook schreef hij dat hij het gramafoonplaatje had ontvangen en dat hij blij was geweest hun stemmen weer te horen.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage