INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19753521 Bezoekers
34 Bezoekers online
De groep van Hardeman stond klaar om naar Tempeh te vertrekken. Zij reden met de truck ongeveer tien kilometer en arriveerden op de plaats van bestemming. De groep die werd afgelost stond reeds klaar voor vertrek.
Hardeman zocht zijn collega op die hij moest aflossen en het bleek zijn bliksmaatje Hen Pieters te zijn. Beiden waren zij de eerste twee tijdelijk sergeanten uit de groep beroepsmariniers. Zij kenden elkaar goed.
‘Hallo Klaas, ik hoorde dat jij mij hier komt aflossen,’ zei Henk Pieters.
‘Ik wist niet dat jij hier zat. Henk Maar inderdaad ik kom jou aflossen.’
‘Dan kan ik naar Soerabaja gaan. Wij gaan een paar dagen met verlof.’’Vertel mij dan maar gauw wat voor bijzonderheden hier in Tempeh zijn.’ Vroeg Hardeman.
‘Geen moer te doen, man. Alles rustig hier. Geen plopper in de verst verte. Je moet het zelf maar Bekijken. Ik neem dat je je orders van de CC hebt gehad. Voor de VDMB zit hier een Indische jongen, sergeant Haaksbergen. Hij kent de omgeving als zijn broekzak. Je moet kennis met hem gaan maken.’
‘Oké Henk, ik kom er wel achter. Wat mij betreft kan je vertrekken.’
Even later vertrok Henk Pieters met dezelfde truck naar Pasirian.
Hardeman liep het grote stenen huis binnen. Het zag er schoon uit. Henk Pieters had de zaak goed schoon laten maken. Er was een flinke huiskamer. Drie grote slaapkamers. Elke AG-ploeg kon daar makkelijk slapen. Er was een flinke mandiekamer. Grote waterbak met veel schoon en koud water. Achter het huis waren een paar goedangs. Verder stond er een grote steen loods. Deze loods was leeg. Vroeger zal deze loods gebruikt geweest zijn door de onderneming. Het was vroeger, voor de oorlog, door een administrateur van de onderneming bewoond geweest. Sinds de Japanse oorlog zal er niet veel meer gewerkt zijn. Er was een groot erf rondom het huis. Naast het grote erf stond een ander groot stenen huis. Dat huis zal bij de onderneming behoort hebben. Daar zat de VDMB in. Hardeman zou later nog kennis gaan maken bij de sergeant die daar de leiding had.
Voor het huis liep de weg van Pasirian naar Loemadjang. De weg werd bijna alleen maar bereden door militair vervoer. Verder reden en grobaks, een houten kar getrokken door een os. Af en toe reed er een fietser. Aan de overkant van de weg stond een warongs, een eethuisje. Hardeman zag er twee jonge vrouwen in staan. Ze keken nieuwsgierig naar de mariniers die nog over het erf rondliepen. Hardeman zou later ook gaan kijken bij de warong.
‘Klaas, het is een mooi huis,’ zei Jan Haag.
‘Ja, het ziet er goed uit. Laten we ons eerst maar gaan installeren. Leo, zet jij een marinier op post.. Zet hem maar op de voorgalerij. Dan lijkt het erop dat we de zaak goed in de gaten houden. Et is wel gezegd dat er niets aan de hand is in Tempeh. Maar laten we wel laten zien dat we de zaak goed in de gaten houden..’
‘Ja, ik zal iemand aanwijzen,’ zei Van de Noot.
‘Houd je ploeg bij elkaar in een kamer. Ik zelf slaap hier aan de voorzijde van het huis,’ zei Hardeman. Aan de voorkant van de kamer was een kleine half ronde erker. Er stond een klein houten bureautje met een stoel. Aan de muur bij het bureautje hing een veldtelefoon. Deze veldtelefoon stond in verbinding met de kamer van de compagniescommandant. Vandaar moest Hardeman elke morgen om 0700 muur zijn commandant bellen.
De mariniers waren druk bezig met het optuigen van hun tampatje en de klamboe. Intussen was er veel bekijks van de bevolking. Vooral de kinderen waren nieuwsgierig en vroegen om sigaretten.
Hardeman dacht aan de bevrijding in Nederland toen hij deze kinderen om sigaretten vroegen. Hijzelf had bij de Canadezen hetzelfde gedaan.
Het zal wel overal te wereld zo wezen. Als er militairen komen dat men dan tracht iets van hun gading binnen te halen. De kinderen vroegen of ze mochten helpen de rugzakken naar binnen te brengen. Dat mochten ze.
‘Geen probleem als de kinderen helpen. Maar let goed op je spullen,’ zei Hardeman.
De laatste maanden hadden wij geen baboes meer gehad. De vrouwen waren vanwege het vele verplaatsen van ons peloton niet meer bij ons. Zij waren allemaal terug gegaan naar Soerabaja.
‘We zullen ons hier wel vermaken denk ik, Klaas,’ zei Jan Haag.
‘Dat idee heb ik ook. Het is een mooi huis. We moeten maar eens kijken of we niet iemand kunnen vinden om onze was te doen.. Ik schijt er balen van om iedere keer zelf mijn was te doen,’ zei Hardeman.
‘Ik zal wel eens gaan kijken of ik er iets aan kan doen,’ zei korporaal Levi. Helmuth Levi was in de plaats gekomen van Willem Lips. Lips was overgeplaatst naar Soerabaja. Hij was geplaatst op de kaderschool. Helmuth had altijd in een andere groep gezeten. Hardeman was er wel blij mee. Levi was een goede beroepsmarinier. Hij mocht Levi wel. Levi was een joden jongen. Tijdens de oorlog in Nederland had hij een groot deel van zijn familie kwijtgeraakt.
Het was een rustige vent. Geen druktemaker. Maar hij was niet bang uitgevallen en je kon altijd op hem rekenen.. Er waren mariniers die hem niet zo erg mochten omdat hij Joods was. Maar Hardeman zou het niet pikken als Levi daarvan last zou krijgen van zijn mensen..
‘Goed, Helmuth,’
‘Eerst moeten we wachtregeling opzetten. Vanavond om 1800 uur beginnen morgenvroeg om 0700 uur inleggen. Een man op post. Overdag moeten er altijd twee man op de post aanwezig zijn. Dat moet onderling geregeld worden. Als ik om 0700 uur nog slaap dan moet ik gepord worden. Om 7 uur moet ik de CC bellen. Verder bekijken we wel hoe het hier gaat lopen.,’’ zei Hardeman.
‘Morgenvroeg ga ik eerst een verkenning maken in de omgeving. Oh, ja, de eerste paar dagen gaan we altijd met z’n tweeën de wal op. Neem altijd je wapens mee. Ik zal met de VDMB praten hoe veilig het hier is. Dan kunnen we altijd nog zien. Waarschuw altijd je ploegscommandant als je weggaat,’ zei Hardeman nog,
Toen Hardeman zijn eigen spullen in orde had gemaakt ging hij naar de overkant van de straat naar de warong. In de warong stond een zeer aantrekkelijk jonge Javaanse vrouw. Ze was bezig met het koken van eten. Drie mannen zaten koffie te drinken. Ze zaten op hun benen. Dat doen deze mensen veel. Hardeman vond het een moeilijke houding.
‘Goedemiddag,’ zei Hardeman tegen de mannen en knikte glimlachend naar de vrouw.
‘Goedemiddag, tuan,’ antwoordde de mannen en de vrouw. De mannen keken lachend naar Hardeman. De vrouw sloeg haar ogen neer toen Hardeman haar aankeek.
‘Waar komt u vandaan, tuan,’ vroeg een der mannen.
‘Van de zuidkust en Pasirian,’ antwoordde Hardeman. Dit kon hij zeggen hier was niets geheim aan. Hardeman wist dat de mannen graag wilden weten waar de mariniers allemaal zaten of vandaan kwamen. Je wist nooit of deze man wel te vertrouwen waren.
‘Bent u al lang in deze streek, tuan,’ vroeg een ander.
‘Nee, nog niet lang.’
Hardeman vond het wel genoeg z. Hij keek naar de vrouw. Het was een bijzondere knappe vrouw. Mooi gezicht. Mooi chocolabruin. Haar huid zag er goed uit. Haar gezicht glom een beetje dat kwam waarschijnlijk van het koken. Ze stond dichtbij het vuur. Hij wist dat Levi al aan het informeren was of er vrouwen waren die de was wilden doen. Toch vroeg hij aan de vrouw of er misschien vrouwen waren die dat wel zouden willen doen. Hij wilde een praatje maken met de vrouw.
‘Zijn hier vrouwen die voor ons de was willen doen. Het mogen ook jongens zijn,’ vroeg Hardeman.
‘Dat weet ik niet, tuan,’ zei de vrouw, ‘ Ik zal het voor u vragen,’ antwoordde de vrouw.
‘Waren er geen vrouwen voor die andere mariniers,’ vroeg Hardeman.
‘Nee, tuan.’ Wilt u koffie drinken?’
‘Ja,’ zei Hardeman.
De vrouw schonk een glas koffie in en zette het voor Hardeman neer. De koffie was gloeiend heet. Het was moeilijke drinken uit het glas. De koffie rook heerlijk. Hardeman ging op de bank zitten en keek naar de vrouw. Ze was weer druk bezig met koken. De mannen spraken zachtjes met elkaar. In de warong zag het er netjes uit. De mannen kregen een portie eten. Het rook heerlijk. De vrouw gaf een gebakken banaan aan Hardeman. Ook dat ding was bloedheet. Hij liet alles een beetje afkoelen. Zijn blik kon hij niet van de vrouw afhouden. Het was een schoonheid. Eindelijk was de koffie drinkbaar en de gebakken banaan was ook afgekoeld. Hardeman dronk en at in de warong. Tijdens de opleiding in Soerabaja was hen altijd voor gehouden nooit in de warongs te eten. Maar Hardeman zou het hier toch zeker een keer proberen. Alles werd ter plaatse gekookt en dat kon je best eten.
De vrouw keek zo af en toe naar Hardeman. Maar zo gauw Hardeman haar aankeek sloeg ze haar ogen neer. De vrouw was gekleed in een witte katoenen sarong en een kebaja. De sarong was strak om haar lichaam gebonden en de sarong gaf haar vormen duidelijk weer. De witte sarong duidde op armoe. De vrouw had geen geld om een mooie gekleurde batik sarong te kopen. Die waren te duur. En zoveel zou de vrouw niet verdienen in de sarong. De vraag was ook nog of zij de eigenaar was van de warong. Hardeman geloofde dat niet.
‘Wat voor werk doen jullie,’ vroeg Hardeman aan de mannen.
‘Wij werken op veld, tuan. Wij verbouwen tabak. Maar wij zouden graag willen dat de Nederlanders weer terugkomen om tabak te verbouwen. Dan is weer werk genoeg.’
Hardeman vroeg zich af of deze mannen op de Nederlanders zaten te wachten. Hij vroeg niets over de aanwezigheid van de ploppers. Ze zouden toch zeggen dat ze dat niet wisten. Dat zou hij wel vragen aan de VDMB.
Misschien wat dit wel ploppers en kwamen ze kijken wat er nu weer voor troepen in Tempeh zaten. Het waren jonge kerels. Aan hun handen zag hij wel dat ze geen werkhanden hadden.
Hardeman had zijn koffie en gebakken banaan op en vroeg de vrouw wat hij moest betalen. Hij hoefde alleen de koffie te betalen. De gebakken banaan was als kennismaking bedoeld.
‘Ik ga naar huis,’ zei Hardeman.
‘U kunt hier ook eten, tuan,’ zei de vrouw. Ze keek hem nu wel aan.
‘Ik kom nog wel terug,’ zei Hardeman glimlachend.
Hij groette de vrouw en de mannen en verliet de warong. De mannen keken lachend naar hem en bogen een beetje stijfjes hun hoofden.
Toen Hardeman in het huis terugkwam lagen de mariniers op hun tampatje. Er was een marinier die de wacht had en buiten op het terras zat. Hij was geheel gekleed en had zijn wapen bij zich.
Omstreeks vijf uur kwam de truck met het avondeten. Het was Hollandse hap. Aardappelen uit blik, zogenaamde beton, groenten uit blik, gehaktballen uit blik. Het was de meest vreselijk voeding die men bedacht had. Daar moest toch zeker hogeschool voor gehad hebben. De fabriek zal ik niet noemen.
Om de drie dagen kregen we rijst en de andere vier dagen waren aardappelen.. De rijsthap ging nog wel maar de aardappelen en bijbehoren ging direct naar de kampongjeugd. Die waren het kennelijk gewend want ze stonden al met hun blikjes te wachten tot het eten werd uitgedeeld. Henk Pieters had ze goed opgevoed want ze stonden in de rij te wachten.
‘Sergeant kunnen wij gaan kijken of er ergens een rijsthap te koop is. Deze Hollandse hap is niet te eten,’ vroeg een marinier.
‘Ja, doe dat maar. Aan de overkant kan je ook eten. Het ziet er schoon en goed uit. Maar je mag ook verderop kijken. Ga in ieder met een paar mensen en neem je wapen mee,’ zei Hardeman.
‘Jan, is de wacht geregeld?’
‘Ja, Klaas.’
Hardeman ging naar de mandikamer. Er was een grote bak met water. Met een klein emmertje gooide hij het koude heldere water over zijn lichaam. Het was heerlijk. Hij kleedde zich aan en ging daarna naar de warong aan de overkant. Hij wilde daar wel eens iets gaan eten. Het was donker geworden, het was net over zessen. In de warong brandde een klein lichtje.
‘Goedenavond,’ zei Hardeman tegen de vrouw die er weer aanwezig was.. De vrouw rook lekker en haar haar glom. Ze had andere kleding aan. Ze was kennelijk net terug uit de kampong.
‘Goedenavond, tuan,’ zei de vrouw. Er was verder niemand in de warong.
‘Waar zijn de andere mensen?,’ vroeg Hardeman.
‘Zij zijn nu in de kampong, tuan. Zij gaan nu baden en daarna eten,’ antwoordde de vrouw.
De vrouw keek hem nu wel aan. Hardeman dacht dat dat kwam omdat er niemand in de warong was.
‘Heb je eten voor mij?’
‘Ja, tuan.’
‘Wat voor eten?’
‘Rijst met kip en groente.’
‘Geef mij maar een portie.’
‘Ja, tuan.’
De vrouw pakte een bord, een wat groezelig bord en er zat een barst in. Ze schepte de rijst op, een stuk gebraden kip en een flinke lepel groente.
Het rook heerlijk. Ze zette het bord met dampende rijst en groente voor Hardeman op tafel.
‘Eet smakelijk, tuan,’
‘Dank je wel.’
Hardeman at met smaak zijn bord leeg en bestelde nog een portie. De vrouw keek lachend naar hem en schepte nog een portie op. Op dat moment kwamen er twee mariniers de warong binnen.
‘Wat eet u nou, sergeant?’ vroeg een marinier.
‘Dat bord ziet er niet zo smakelijk uit,’ zei de ander.
‘Dat bord eet ik ook niet op. man,’ zei Hardeman.
‘Hé hé!’
‘Het smaakt mij best. En dat is de tweede portie,’ zei Hardeman.
‘Nou, het ziet er maar smoezelig uit.’
‘Je kunt hier best eten.’
‘Kunnen wij verder gaan kijken of er nog meer eethuizen zijn?’
‘Dat hebben we toch afgesproken. Kijk maar ergens anders. Blijf wel met zijn tweeën bij elkaar. En denk om je wapens,’ zei Hardeman.
‘Oké, sergeant.’
De vrouw had het gesprek aangehoord maar er niets van begrepen. Ze keek glimlachend naar de mariniers.
‘Een goed stekkie hé, sergeant,’ grinnikte een marinier.
Hardeman gaf geen antwoord en at op zijn gemak verder.
‘Waar gaan zij naartoe, tuan,’ vroeg de vrouw. Waarschijnlijk teleurgesteld omdat de mariniers niet bij haar bleven eten.
‘Zij gaan verderop kijken of er nog meer eethuizen zijn,’ antwoordde Hardeman en hij keek haar aan.
‘Die zijn er wel,’ zei de vrouw.
Intussen had Hardeman zijn tweede portie naar binnen gewerkt en vroeg om een glas koffie. Het eten had hem goed gesmaakt. Het was alweer een tijdje geleden dat hij een heerlijke rijsthap had gegeten. En deze in de warong was hem ook goed bevallen. Hij zou hier iedere dag maar gaan eten.
‘Heeft het goed gesmaakt. Tuan,’ vroeg de vrouw.
‘Ja, heel goed. Ik kom hier elke avond om zes uur eten,’ zei Hardeman, ‘ Is dat goed?’
‘Oh ja, dank u wel, tuan,’ zei de vrouw verlegen lachend.
‘Ik kom ’s morgens om tien uur en ’ s avonds om zes uur.’
‘Graag, tuan.’
Er kwamen een man en een vrouw binnen. Ze gingen aan de andere kant van de bank zitten. Ze groetten vriendelijk en begonnen met de vrouw van de warong te praten. Ze spraken Javaans en dat was voor Hardeman onbegrijpelijk. Maar aan de blik van de vrouw naar Hardeman gericht leek het dat het gesprek over hem ging. Hardeman deed alsof hij het niet merkte.
Hij vroeg in het Maleis nog een glas koffie en dronk het op zijn gemak leeg. De vrouw lachte met een verlegen lachje.
‘Hoeveel moet ik betalen?’ vroeg Hardeman Hij betaalde het bedrag dat werd geneomd. Het was maar een luttel bedragje.
‘Dank je wel. Ik heb heerlijk gegeten. Morgenochtend kom ik terug.’
‘Graag, tuan.’
‘Goedenavond en welterusten,’ zei Hardeman in het Maleis.
‘Selamat djalan, tuan,’ zeiden de drie mensen
Hardeman ging terug naar zijn huis. Op de veranda zaten een paar mariniers rustig een sigaret te roken.
‘Hebt u aan de overkant gegeten, sergeant?’ vroeg een marinier.
‘Ja, ik heb heerlijk gegeten. Je kunt er goed eten.’
’Nou, ik vreet liever niet in de kampong,’ zei een andere marinier, ‘ Ik ga liever naar de chinees.
‘Je hoeft ook niet in de kampong te eten,’ zei Hardeman, ‘ Elke dag wordt er vanuit Pasirian eten opgevoerd.’
‘Ja, maar dat stelt ook geen moer voor.’
‘Nou, je bekijkt het maar. Ik heb er goed gegeten en dat kan voor een ander best anders wezen.’
‘Ja, maar u eet alles en overal.’
‘Je moet alles leren eten.’’Ik hou me wel bij nasi goreng.’
‘Als ik in Soerabaja ben dan ga ik eens lekker Hollands eten.’
‘Er staat een aardige meid in die warong, Klaas,’ zei Jan Haag lachend.
‘Ja jan, het is echt een heel mooie meid, ze ziet er goed uit.’
‘Misschien is er wel iets te versieren,’ ging Haag verder.
‘Wie weet. Voorlopig hou ik het eerst maar op lekker eten en voor de rest zie ik het wel. Als ze er voor te vinden is dan zou het best kunnen,’ antwoordde Hardeman.
‘Gaat er iemand mee een eindje lopen,’ vroeg Hardeman.
‘Van mijn ploeg niemand. Wij hebben de wacht,’ zei Jan Haag.
‘Dan ga ik een eindje verderop kijken,’ zei Hardeman.
‘Goed sergeant. Karabijn meenemen, hé.’
‘Er zijn er nog een paar in het dorp. Je komt ze wel tegen.’
Hardeman liep de hoofdweg op in de richting van het dorp. De vrouw stond in de deuropening van haar warong.
‘Waar gaat u naar toe, tuan,’ vroeg de vrouw.
‘Ik ga een eindje wandelen.’
‘Prettige wandeling, tuan.’
‘Dank je wel.’
Langs de straat is er spaarzaam licht. Verschillende kampongbewoners stonden langs de kant van de straat en groette beleefd. De bevolking was heel erg vriendelijk. Ze vroegen hem waar hij naartoe ging. Het was een beleefdheidsvraag.
‘Selamat djalan, tuan.’
Hardeman liep verder. Hij was in gedachten over de bevolking. Hier waren ze erg vriendelijk. In de omgeving van de zuidkust waren ze bang en onzichtbaar. Vanuit Nederland kreeg hij van zijn broer krantenberichten toegestuurd waarin werd gezegd dat er zoveel onschuldige mensen werden gedood door de Nederlanders. Die journalisten in Holland moesten zelf maar eens hier naartoe komen. Het was hetzelfde liedje. De rooie journalisten die tegen het leger waren schreven de rottige berichten en braken alles af wat hier door de Nederlanders werd opgebouwd. Bijna in alle patrouilles ging een ziekenverpleger mee. Deze man had het drukker om de mensen te helpen dan zijn eigen maten. Er werd veel goed gedaan door de Nederlandse militair. Hardeman had nog nooit een opdracht gekregen om burgers dood te schieten. Zijn superieuren zouden het ook niet pikken. Dat er veel mensen gedood werden dat zou best kunnen maar dat waren dan altijd of vijandelijke militairen die sneuvelden tijdens gevechten of burgers die er tussen zaten. En dan was er nog Pater Greve die voor de radio vertelde dat de Nederlandse soldaat hier in de rij stonden voor de hoerententen. Hoe verzon die man het. Allicht gaan er militairen naar de hoeren en veel ook. Maar alle dagen in de rij staan was wel erg overdreven.. Wat dacht die pater eigenlijk dat hier we hier met padvindersspelletjes bezig waren.
Hardeman liep naar de pasar maar deze was helemaal leeg.. Een paar toko’s in de pasar waren nog open. Er werd groente verkocht en nog van alles. Tot legen flessen en blikjes toe. Het was er wel erg gezellig. De mensen merkten dat Hardeman nieuw was in Tempeh en vroegen hem waar hij vandaan kwam. Hij sprak hier en daar met enkele mensen. Allemaal mannen. Hij liet in het midden waar hij vandaan kwam. Het ging de mensen niet aan waar hij vandaan kwam. Er zouden best vijandelijke elementen tussen kunnen zitten. De mariniers waren gewend om niet veel te vertellen over allerlei militairen zaken. Hoe minder de vijand wist hoe beter.
De andere mariniers zag hij niet. Hij liep op zijn gemak terug naar de post. Het was wat drukker geworden. De mensen zaten gehurkt langs de weg en rookten hun kretek. De scherpe geur van deze sigaret was erg doordringend.
Het was tabak vermengd met kruidnagel.
Niets leek vijandelijk hier in Tempeh.
Toen Hardeman bij zijn huis terug kwam zaten de mariniers op het platje een pilsje te drinken. Het bier was met de etenstruck meegekomen. Ze vermaakten zich best.
‘Jan, morgen ga ik met een ploeg een verkenningspatrouille maken,’ zei Hardeman, ‘ Waar is Helmuth?’
‘Die zit een brief te schrijven..’
Hardeman liep naar binnen zag Levi zitten..
‘Helmuth, morgen ga ik met de ploeg van Jan Haag een patrouille maken. Blijf jij met de rset thuis en houdt de zaak hier in de gaten.’
‘Dat is goed, Klaas. Hoe laat ga je weg?’
‘Ik ga vroeg. Omstreeks zeven uur. Dan is het nog niet zo warm.’
‘Oké.’
Teruglopend ging Hardeman nog even bij naar Jan Haag en zei, ‘’ Jan, morgenochtend ga jij en je ploeg met mij mee op patrouille. Ik vertrek om zeven uur. Zorg jij ervoor dat je mensen klaar staan. Gevechtstenue zonder helm, wapens en munitie. Een volle koppel met patronen.’
‘Komt voor elkaar, Klaas,’ antwoordde Jan Haag.
‘Ik loop nog even naar de overkant. Ik had afgesproken dat ik om tien uur zou komen eten maar dan zijn we nog niet terug.’
‘Ja, ja, die tante in de warong lijkt wel wat voor jou,’ lachte Jan Haag.
Hardeman lachte maar zei verder niets. En liep naar de warong. Jan Haag keek hem lachend na. Je hoorde hem grinniken. De vrouw stond de afwas te doen toen Hardeman de warong binnenkwam. Ze was de boel aan het opruimen. Ze wilden de warong sluiten.
‘Ben je klaar,’ vroeg Hardeman.
‘Ja, tuan. Ik ga nu naar de kampong terug. Morgen moet ik hier weer vroeg zijn.’
‘Morgenvroeg kom ik niet eten,’ zei Hardeman tegen haar, ‘Ik moet morgen iets anders doen.’
De vrouw keek verbaasd naar Hardeman.
‘Waar gaat u morgen heen?’
‘Morgen moet ik eerst ergens anders heen. Ik kom ’s avonds om zes uur wel eten..’
Hij wilde niet zeggen waar hij heen ging. Je wist maar nooit of de vrouw betrouwbaar was.
‘Hier is geen tentara, tuan. Het is hier goed.’ Zei de vrouw.
Hardeman keek haar aan en dacht ze is in ieder geval niet dom.
‘Ja, oké. Ik geloof je wel,’ antwoordde Hardeman. Hij was ook een beetje verbaasd.
‘Ja, tuan.’
Ze ruimde de boel verder op en begin een luik te sluiten. Toen ze klaar was met het sluiten van de warong keek ze Hardeman met haar grote amandel ogen aan.
‘Mag ik, tuan? Ik wil nu naar de kampong.’’
‘Dat mag!’
Ze liep heupwiegend op het pad in de richting van het huis waar ze woonde. Ze keek een keer om en zei, ‘ selamat tidur, tuan.’
‘Selamat tidur,’ antwoordde Hardeman.
Hardeman liep terug naar zijn huis. Daar waren de mariniers die naar het dorp waren geweest ook weer terug.
‘Hebben jullie nog iets bijzonders in het dorp gezien. Of hebben jullie ,alleen maar naar de meiden lopen kijken,’ vroeg Hardeman.
‘Wat bedoeld de sergeant?’ vroeg een marinier.
‘Ik bedoel hebben jullie iets verdachts gezien. Hebben jullie bijvoorbeeld jongemannen gezien. Hebben jullie mannen of vrouwen gezien die verdacht leken.. Wij weten allemaal dat dat moeilijk te ontdekken is. Maar misschien is het ook wel prettig als we ook op dat soort zaken letten.’
‘’Oké, sergeant. Ons is niets opgevallen. We hebben er ook niet speciaal op gelet. Maar dat zullen we zeker doen,’ antwoordde de marinier.
‘Wat ons wel is opgevallen is dat het best wel gezellig is in de warongs of langs de straat. De mensen zijn hartstikke vriendelijk.’
‘Ja, dat weten we dat de mensen vriendelijk zijn. Dat bedoelen ze misschien ook wel zo. Maar het kan ook schijn zijn. Ik bedoel alleen maar te zeggen dat wij goed moeten uitkijken. We moeten niet in een val trappen,’ zei Hardeman.
‘Oké, sergeant. Wij zullen uitkijken. Je kunt eigenlijk overal eten maar allemaal in warongs. Daar voel ik nou niet zoveel voor.’
‘Bij de pasar zit een hoer. Ze was onmiddellijk bereidt om plat te gaan. Maar volgens mij is ze zo zuur als een krantjang,’ zei een marinier
‘Nou, hier aan de overkant kan je goed eten. Als je een beetje vroeg gaat dan kan je zien wat er gekookt wordt. En het eten is dan net van het vuur. En wat die zure hoer van jou betreft kijk uit waar je op kruipt. Wij kunnen hier geen zure mariniers gebruiken,’ zei Hardeman.
‘Jongens, let op. De sergeant maakt reclame voor dat meidje aan de overkant,’ lachte Jan Haag.
Hardeman lachte een beetje mee en zei, ‘ Nou, reclame maken voor die mooie vrouw aan de overkant dat doe ik niet. Ik hou haar voor mijzelf. Maar als je goed wil eten dan kan dat bij haar.’
‘Ik ga naar mijn tampatje. Morgenvroeg moeten we vroeg op. Jan, jij zorgt ervoor dat je ploeg op tijd klaar is. Levi heeft morgen hier de leiding tot ik terug kom.’
‘Wie moet er nu op post?’
‘Ik sergeant. Ik moet om tien uur op,’ zei een marinier.
‘Geef door dat ik en de ploeg van korporaal Haag om zes uur moet worden gepord. Kijk goed uit en loop af en toe om het huis. Ga niet te ver weg.’
‘Welterusten.’
‘Welterusten, sergeant.’
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage