INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19705792 Bezoekers
59 Bezoekers online
Ons peloton werd overgeplaatst naar Batavia. Het zou voor een periode van drie maanden zijn. De opdracht was dat wij de wacht zouden lopen bij het paleis van de Commandant Zeemacht te Batavia. Dat zou een model klus worden. Bij de Admiraal aan huis.
‘Klaasie, we gaan op visite bij de admiraal,’ zei Jaap Meertens.
‘Nou, ik denk niet dat we verder komen dan het wachtlokaal. Maar, het is wel weer eens wat anders. En het is een hele eer om bij de admiraal te mogen wachtlopen. Ik wil wel een poosje naar Batavia,’ zei Hardeman.
‘Ik ook,’ zei Willem Lips, ‘Ik wil daar wel eens stappen.
Ik wil daar wel eens zien wat die landmachters er van hebben gemaakt. Ze hebben toch al de klere aan de mariniers vanwege onze goede bewapening en onze Amerikaanse uniformen. En….het bier zal er ook wel van het bekende merk zijn.’
De drie mariniers zaten in het onderofficiersverblijf. Ze hadden net hun middagrust achter de rug en zaten te wachten op de de Joker die met nadere orders zou komen. Hij bleef niet lang weg want op zijn korte pootjes kwam hij driftig naar zijn groepscommandanten gelopen.
Hij keek alsof hij iets vies zag. Vooral Meertens had zijn speciale aandacht.
‘Jij mag wel eens naar de kapper, Meertens,’ zei de Joker. Meertens keek hem vurig met zijn gitzwarte aan. Zijn haardos stond recht overeind en zijn wangen waren blauw van een doorkomende baard. Hij zat in zijn pendek met zijn benen opgetrokken op een rietenstoel.
‘Ben je het er niet mee eens,’ vroeg de joker.
Hardeman keek lachend naar Meertens en Lips zat met zijn bovenlichaam te schudden van het lachen.
‘Wat zit jij stom te lachen,’ Hardeman?,’ vroeg de Joker.
‘.Het is toch ook belachelijk, majoor,’ zei Hardeman.
De majoor gaf er geen antwoord op en pakte een stuk papier uit zijn overhemdzak.
‘Ik hoop dat jullie dit kunnen begrijpen,’ begon de majoor sarcastisch, ‘ De volledige uitrusting gaat mee. Ook de kisten gaan mee. Jullie moeten controle houden over de kaki uniformen. Er wordt in kaki uniform met stropdas wacht gelopen. Daar hoeren jullie in Batavia wel meer over. De onderofficieren gaan in kaki uniform aan boord en de anderen in dungaree. Met zware marsbepakking. We varen met een schip van de KPM, de Merak. Vertel dit aan jullie mensen.’ De majoor was klaar met zijn verhaal en ging naar zijn eigen kamer, zonder iets te zeggen.
‘Kom op, lui. We gaan naar de groepen,’ zei Hardeman.
Ze trokken hun dungareekleding aan en liepen naar het gebouw waar hun groepen lagen.
‘Die klere Joker heeft goed de pest aan ons,’ zei Meertens.
‘Hij kan toch de klere krijgen. Ik laat meniet over de rooie jagen. Misschien komt er nog wel eens een tijd dat hij zich moet laten zien in het veld,’ zei Lips.
‘Laat ‘em barsten,’ zei Hardeman.
Iedereen was in het gebouw aanwezig. De groepscommandanten vertelden hun mensen wat er ging gebeuren en controleerde de uitrusting maar vooral de kaki kleding. Hier en daar werden wat aanmerkingen gemaakt over de kleding maar dat was snel opgelost. De baboes maakten het in orde.
‘Luister uit, allemaal! Zorg ervoor dat jullie er onberispelijk uitzien. Zeker straks als we aan de poort staan bij de admiraal. Geen gelul in de soldatenschool. Wij willen geen gedonder over kleding of uitrusting. We gaan niet het veld in. Daar weten jullie alles van en dat is ook altijd goed gegaan. Nu krijgen we straks een heel andere taak te verrichten. We zullen laten zien dat wij dat ook kunnen’ zei Hardeman.
Twee dagen later was het zover. We reden naar de haven van Soerabaja en gingen aan boord van de Merak. Er waren hutten aan boord em er was een groot ruim voor passagiers. In deze ruimte verbleven de mariniers. Er stonden vaste bedden, twee boven elkaar, rondom de wand van het schip. Er waren grote luiken die open stonden zodat het niet erg warm was in het ruim. Het was twee dagen varen naar Batavia. De mariniers hingen rond aan boord en vermaakte zich best. De pelotonscommandant en de groepscommandanten verbleven in een hut. De OPC, de Joker, was met een vliegtuig onderweg naar Batavia. In Batavia werden de mariniers gelegerd in de marinekazerne, uitgezonderd de luitenant, hij ging naar een officiersverblijf en de onderofficieren gingen naar een marineonderofficiers verblijf aan het Perapatan in Batavia. Voor ons jonge onderofficieren die nog nooit in een onderofficiersverblijf wat beheerd werd door de marine was het iets nieuws. We gingen ons melden bij de chef der equipage. Het was een opperschipper van de marine, een adjudant dus. Hij leek ons heel oud. Maar was nog geen 50 jaar. Hij had een flinke snor en keek ons over zijn bril aan alsof hij water zag branden. Dat had hij nog nooit meegemaakt, zulke jonge onderofficieren bij de mariniers. Hij was snel met ons klaar. Hij riep een hofmeester en liet ons een plaats aanwijzen in zijn mess. Ook de hofmeesters hadden het nooit meegemaakt zulke jonge onderofficieren in hun verblijf te zien. Maar zij behandelde ons met alle egards die zij gewend waren in hun verblijf.
‘Nou, die walrus heeft het ook niet erg op ons begrepen,’ snuift Lips.
‘Verdomd, die oudere mariniers- en marineonderofficieren kunnen er maar niet aan wennen dat er zulke jonge mariniersonderofficieren zijn,’ zei Hardeman.
‘Die marinelui hier, zitten met hun klote op de bureaus en hebben nog geen schot horen vallen,’ zei Meertens.
‘Maar, wie weet wat die lui in de oorlog hebben meegemaakt. Dat mogen we niet vergeten,’ zei Hardeman.
‘Daarom hoeven ze ons nog niet te kleineren,’ antwoordde Lips.
De volgende morgen kwamen de drie jonge sergeanten in de eetzaal van het verblif en gingen bij elkaar aan tafel zitten. Een oudere marine adjudant riep een hofmeester en vroeg kennelijk wie wij wel waren. Zijn snor ging driftig op en neer en keek minachtend naar de mariniers en wende zijn blik af.
‘Die snor heeft kennelijk ook wat tegen ons,’ zei Lips.
‘Laat hem de klere krijgen. De paar maanden dat ik hier ben laat ik me mooi bedienen door een hofmeester,’ antwoordde Meertens.
‘Zo is het. Je kan je beter door een hofmeester laten bedienen dan door de pater of dominee,’ lachte Lips.
Aan de andere kant van de tafel, tegenover de mariniers, nam een onderofficier van de marine plaats. Hij had dacht Hardeman wel door dat wij niet gewend waren aan deftige onderofficiersverblijven van de marine.
‘Laten jullie je niet van de tafel kijken, mariniers,’ zei de man, ‘Want dat stelletje oude zakken denken dat zij hier aan het oorlog voeren zijn. Maar ik denk dat jullie ze iets kunnen vertellen. Ik heb respect voor jullie mariniers,’ zei de man vriendelijk.
‘Bedankt collega,’ zei Lips, ‘ Inderdaad kunnen wij wel iets anders vertellen. Maar laten we dat maar laten zitten.’
‘Och, wij zijn het wel gewend,’ zei Hardeman, ‘Vele van onze oudere collega’s hebben er last mee.’
Willem Lips zat smakelijk zijn broodje te eten en het interesseerde hem geen barst hoe ze over hem dachten.
Na het ontbijt gingen de drie mariniers naar buiten en stapten in de truck die hen naar de kazerne zou brengen. In de kazerne werden ze opgewacht door de PC.
‘Hardeman jouw groep gaat morgen als eerste de wacht overnemen bij het paleis van de admiraal. Zorg ervoor dat iedereen er netjes bij staat. Kaki uniform met stropdas en lange mouwen. Je meldt je bij de officier van de wacht. De dag erna is de groep van Lips aan de beurt en dan Meertens. In de loop van de dag komt de majoor aan. Ik neem aan dat jullie alles hebben begrepen.’
Iedereen had het begrepen. We brachten de wacht door met wapenonderhoud en vooral de kleding werd nog eens goed nagekeken. Verder was het een rustige dag.
De volgende dag nam Hardeman de wacht over en was zelf wachtcommandant. Zijn mensen stonden er keurig bij. De stropdas en lange mouwen waren wat onwennig. Ze waren door een ringetje te halen. De officier van de wacht was een marineofficier. Hardeman ging zich melden bij de officier van de wacht. En deze begon gelijk uit te pakken.
‘Sergeant, je zit hier niet op een buitenpost. Er wordt hier model de wacht gelopen. De schildwacht staat twee op zijn poten. Ik hou jullie constant in de gaten want ik wil geen gedonder met de admiraal hebben. Zorg ervoor dat je mannen in het wachtlokaal blijven en dat ze niet gaan lopen wandelen in de tuin. Je kunt gaan, sergeant!’ De jongere broer van Onze Lieve Heer had gesproken.
‘Het is voor ons een grote eer dat wij de wacht mogen lopen bij het paleis van de admiraal, mijnheer. Ik heb u begrepen,’ zei Hardeman en hij liep ,het bureau uit.
‘Sergeant,’ riep de officier van de wacht.
Hardeman keerde zich om naar de man en hoorde hem zeggen, ‘ Als je mijn bureau verlaat dan mag je wel eerst de houding aannemen!’
Hardeman stond versteld, wat een hufter. Hij sprong als een Feldwebel in de houding bracht de militaire groet maakte rechtsomkeert en verliet het bureau in de looppas. In het wachtlokaal barste Hardeman uit van woede. Zijn hoofd van rood van nijd.
‘Wat is dat een hufter, zeg, die marinezak. Jezus, wat een Napoleon!. Die vent zal nog wel eens wat worden bij de marine. Je moet dit, je moet dat. De admiraal zus en de admiraal zo. Wat een zeikstengel,’ griepte Hardeman.
‘Zorgen jullie ervoor dat je er goed bij staat want je staat geheid in het rapportenboek. Die vechtjas daar in het bureau houdt je constant in de gaten,’ ging Hardeman verder.
‘Laat ‘em barsten, het zal wel een mariniershater zijn. Laat ‘em maar flink doen,’ zei Jan Haag.
‘Ik kijk wel uit dat hij mij niet in het rapportenboek zet,’ zei Donk.
‘Nou, jullie weten het dus. Er wordt hier niet op jullie geschoten maar het is wel gevaarlijk,’ zei Hardeman.
Voor de mariniers was de aardigheid er al weer af.. Het was nu uitkijken geblazen. Hardeman zorgde er zelf wel voor dat er geen moeilijkheden zouden komen met de officier van de wacht. Je had je er uiteindelijk zelf mee. En Hardeman wist ook wel dat het bij de hoogste man van de marine erg model zou zijn. Dat was toch nooit anders geweest. En Hardeman begreep ook zelf wel dat het allemaal heel anders was dan op een buitenpost. Dat hoefde een marineofficier hem niet te zeggen. Hardeman was met hart en ziel marinier. Hij zou er voor zorgen dat er geen klachten bij zijn PC zou komen over zijn werk of dat van zijn mannen. Maar die muggen zifterij van die marineofficier daar kon hij niet tegen. Het leek er soms op dat mariniers een ziekte bij zich droegen. Als we dit drie maanden blijven meemaken dan lopen de mariniers zeker een ziekte op. De vlootpest.
De telefoon rinkelde. Hardeman pakte de haak van de telefoon en zei,’ met de wachtcommandant.’
‘Sergeant, de vlag hangt onklaar. Daar moet je op lette,’ brieste de officier van de wacht.
Hardeman keek naar de vlag en inderdaad, de vlag was om de vlaggenmast gewaaid.
‘Jawel, mijnheer,’ riep Hardeman. Hij was te laat. De haak aan de andere zijde lag al op het toestel.
‘Jan, neem een marinier mee en hang de vlag goed. Maak de lijnen even los. De officier van de wacht is over de rooie,’ zei Hardeman.
Jan Haag ging met een marinier naar de vlaggenmast maakte de lijnen los en een beetje heen en weer slaan hing de vlag weer goed.
‘Letten jullie zelf ook een beetje op de vlag. Als hij weer onklaar hangt ga dan zelf de vlag goed hangen,’’ zei Hardeman in het algemeen tegen de mariniers in het wachtlokaal.
‘Als we drie maanden zo de wacht moeten lopen dan zijn we allemaal rijp voor een gesticht,’ zei Donk.
‘Ja, je kunt beter een patrouille lopen en tegen de ploppers oplopen dan hier met zo’n officier van de wacht te zitten.’
De officier van de wacht staat ineens in het wachtlokaal. Hardeman stond op uit zijn stoel in het kamertje van de wachtcommandant en meldt zich bij de officier, ‘’ Geen bijzonderheden, mijnheer.’’
‘Wil je tegen die marinier zeggen dat hij zijn mouwen naar beneden moet doe,’ zei de officier.. De marinier Donk zit met half opgestroopte mouwen in het wachtlokaal.
‘In het wachtlokaal is dat toch niet erg, mijnheer. Ik zorg er wel voor dat hij niet buiten het lokaal komt met opgerolde mouwen,’ zei Hardeman.
‘U moet luisteren wat er wordt gezegd, sergeant.’.
‘Donk, doe die mouwen naar beneden. Iedereen heeft goed begrepen dat de mouwen naar beneden blijven,’’ zei Hardeman.
‘U moet nog veel leren, sergeant,’ zei de officier sarcastisch.
‘Jawel, mijnheer,’ riep Hardeman en sprong als Duitse Frits in de houding.
De officier van de wacht liep het wachtlokaal uit en liep naar de poort waar een marinier op post stond. Hij keek naar de marinier of er aanmerkingen te maken waren maar zei niets.
‘Lieve God wat is dit voor een waardeloze kerel. Zou de admiraal nou niet door hebben wat voor een zak deze vent is,’ zei Donk.
‘Natuurlijk heeft hij het door, daarom heeft hij hem ook vaste officier van de wacht gemaakt. Dan kan hij weinig kwaad doen, behalve dan mariniers pesten,’ zei Jan Haag.
De hele verdere dag en nacht zijn we op onze qui vive voor de officier van de wacht. De volgende morgen weden we afgelost door de groep van Willem Lips.
‘Hoe is het gegaan, Klaas,’ vroeg Lips.
‘Praat me er niet van,Willem,’ antwoordde Hardeman, ‘Er loopt hier een maniak los. Ze noemen hem officier van de wacht. Het is een marineofficier. De man is gek. Let goed op dat je mensen de hele dag goed gekleed blijven, denk aan de vlag en denk aan alles.’
‘Hij bekijkt het maar, Klaas. Willempie maakt hij niet gek. Daar heb ik nou net even teveel voor meegemaakt.’
‘Nou, kijk maar uit. Ze kunnen beter op je schieten dan de hele dag doorbrengen met zo’n zoetwatermatroos,’ zei Hardeman narrig.
Hardeman ging terug naar de kazerne met zijn mensen. Hij werd afgezet op Perapatan en de groep ging naar de kazerne. Deze dag hadden ze vrij. Ze konden gaan slapen, daarna wapenonderhoud en dan konden ze de wal op.
Hardeman ging zich eerst scheren en baden daarna ging hij slapen. Bij de marine sliepen de onderofficieren onder witte lakens. Dat had hij als onderofficier bij de mariniers nog nooit meegemaakt. Hij maakte een flinke tuk en werd wakker van de warmte. Het was heel warm in Batavia. Hij ging rustig zitten op het platje voor zijn kamer. Daarna ging hij zich weer baden, kleedde zich aan en ging de wal op. Hij had gehoord van de vele dranktenten en andere slechte gebouwen. Hij moest dat griezelige gezicht van die marineofficier snel zien te verdrinken. Drie maanden tegen dat gezicht aan kijken. Je kon echt beter op patrouille gaan. Hardeman trok alleen door Batavia het ene drankhol in en de ander uit. Hij ging ergens heerlijk eten. Hij zag weinig mariniers, wel veel vlootmensen. En vooral landmachters.
Hij was doodmoe van het slenteren door de stad en was blij dat hij weer op Perapatan aankwam. Het laatste stuk had hij zich laten rijden door een betjak.
De volgende dag hoorde hij van Lips dat deze ook al zo’n rotdag had gehad met die marineofficier.
‘Klaas, je had maar weinig verteld van die officier van de wacht. Het was veel erger,’ zei Lips.
‘Nou, dan kan Jaap zich klaarmaken,’ antwoordde Hardeman lachend.
‘Ik zie Jaap al flotsen, al ‘ie een sigaar zonder band krijgt van die vent. Als ‘ie ‘em met zijn gitzwarte ogen kan dood kijken dat doet ‘ie het,’ zei Lips.
Hardeman liet zich naar de kazerne rijden. De provoost had de mensen van de groep van Hardeman aan het werk gezet. Deze korporaal was blij dat hij een stel mariniers had die veel werk voor hem opknapte. De mariniers hielpen in de eetzaal, ze waren bezig met het aanvegen van een stuk straat. Maar ze overwerkten zich niet. De provoost liep ze maar op te jutten. Het was de derde dag dat we in Batavia waren. Niemand was enthousiast dat wij in Batavia waren. Het wachtlopen bij de admiraal was geen probleem. Daar waren ook geen klachten over. De groepscommandanten hadden hun mensen goed geïnstrueerd. Ze zagen er piekfijn uit. Maar waarom de officier van de wacht zo ongelooflijk kinderachtig deed dat begreep Hardeman niet. Of die man was doodsbang voor de admiraal of hij was gek.
De opvolgendpelotonscommandant was er er natuurlijk ook al. De drie groepscommandanten hadden hem al ontmoet op Perapatan. Er waren geen problemen met hem geweest. Hij was dagelijks ook in de kazerne. Hij stond nu te praten met de PC. De pelotonscommandant hadden we ook niet veel gezien.
Na baksgewijs moesten we nog even wachten. De PC had nog iets te vertellen.
‘Luister uit,’ zei hij. ‘ Morgenochtend vertrekken wij met dezelfde boot weer naar Soerabaja. Zorg ervoor dat je vandaag al je spullen inpakt en klaar zetten om met de truck naar de boot te laten brengen.’
Met gejuich werd het bericht ontvangen.
‘Lieve heer, wat hebben wij misdaan dat we niet langer op de admiraal mogen passen,’ zei Jan Haag. Hilariteit. De PC en de Joker reageerden niet en liepen weg.
De Joker draaide zich om en riep, ‘ Hardeman houdt het peloton bezig.’’
‘Jawel majoor!’
‘Iedereen gaat naar binnen en gaat zijn spullen inpakken. Het tenue is als vorige week. Blijf bezig en ga niet op je tampat liggen,’ zei Hardeman.
De mariniers gingen op hun gemak hun spullen inpakken en zo was de ochtend snel om. Hardeman en Lips lieten zich naar Perapatan brengen. Ook zij gingen inpakken. Zij merkte dat Jaap Meertens al was afgelost. Zijn groep was intussen ook al in de kazerne.
‘Wat ben ik blij, Klaasie dat wij hier oprotten,’ flotste Meertens, ‘ Ik had mij meer voorgesteld van Batavia. Het wachtlopen bij de admiraal was helemaal niet zo gek. Maar die officier van de wacht was een klootzak.’
‘Nou, ik ben blij dat wij terug gaan naar Soerabaja. Daar weten we waar we aan toe zijn. Hoewel. Zo’n deftig onderofficiersverblijf is ook niet gek,’ zei Hardeman.
Ze gingen hun spullen inpakken, baden en plat. ’s Avonds gingen ze zijn drieën de wal op. Veel bier werd er ingenomen en flink aangeschoten kwamen ze weer terug op Perapatan, voor de laatste keer.
De volgende morgen werden ze al vroeg naar de haven gereden. De Merak lag nog er steeds alsof zij op ons had liggen wachten. De mariniers brachten hunspullen aan boord en gingen naar het grote ruim wat ze al kenden van de vorige keer. Hardeman ging naar zijn hut.
Later hingen de mariniers over de reling en keken naar de bedrijvigheid aan de haven. Donkere mensen liepen heen en weer met zware zakken op hun rug.
Er kwamen een aantal militaire trucks aanrijden. Uiteraard waren het landmacht trucks.
Ze stopten bij de loopplank. De klep aan de achterkant van de truck werd neergelaten en de landmachters hielpen vrouwen en een paar kinderen uit de truck. Het waren allemaal jonge Indische vrouwen. De mariniers begonnen direct te fluiten. De landmachters riepen iets naar de mariniers. Hardeman verstond het niet. De mariniers die over de reling hingen rieoen van alles terug.
‘Hé, puntmutsen, nemen jullie nu maar afscheid en maak je geen zorgen. Wij zullen snel doen vergeten.’
‘Stomme mariniers,’ riepen een paar landmachters.
Er werd gejoeld door de mariniers en gefloten. De vrouwen liepen over de loopplank aan boord.
‘Dag Marie, gaan jullie naar Soerabaja,’ riep een marinier zo maar in het algemeen. De vrouwen keek vreemd op naar de mariniers. Kennelijk hadden zij nog nooit mariniers gezien. De vrouwen zagen er een beetje verfomfaaid uit. De vrouwen kwamen ook in hetzelfde ruim als waar de mariniers sliepen. De mariniers hadden de vaste bedden weer gekregen. De vrouwen hadden allemaal een matje, de zogenaamde tiker, bij zich om op te slapen.
De marinier merkten al snel dat de vrouwen geen bedden hadden en snel werden de veldbedden uitgezet en hadden alle vrouwen slaapplaats. Het ijs was gebroken. Zo slecht waren die mariniers nou ook weer niet. Als snel waren de mariniers in gesprek met de vrouwen.
De drie groepscommandanten hadden elk een hut. Hardeman was de oudste en had het toezicht over het peloton. Regelmatig moest hij zijn gezicht laten zien in het ruim. Maar daar ging alles goed. Er waren geanimeerde gesprekken met elkaar. Het was heel gezellig in het ruim.
Er waren twee jonge vrouwen in het ruim waarvoor Hardeman wel belangstelling voor had. Het waren twee zusters. Zij hadden drie jaar in een republikeinskamp gezeten en waren nu een paar maanden vrij en gingen nu naar Soerabaja omdat daar hun vader en een oudere zuster woonden. De hele familie was tijdens de oorlog uit elkaar geslagen. Nu was er weer een gezinshereniging. Het waren twee knappe jongen vrouwen. Hardeman moest weer denken aan Soepiah. Ook zij was erg knap maar een Javaanse vrouw. Deze meisjes waren Indische meisjes. Korporaal Gruter had met de oudste van de twee al regelmatig een gesprek. Omdat Hardeman niet ieder moment in het ruim was waren er ook andere mariniers die om de jongste van de twee hingen. Maar als Hardeman in het ruim was dan sprak hij met haar. Het waren gezellige gesprekken. Meestal over haar geschiedenis tijdens de oorlog en Hardeman over de tijd in Holland maar ook over de tijd dat hij in Indië was. Ze was knap en slank.
s Avonds lagen de mariniers in hun vaste kooien en de vrouwen op de tampatjes.
Op een nacht was kennelijk de wind gedraaid en kwam er een flinke golf naar binnen en net in de kooi van Jaap Meertens. Jaar sprak ons Lieve Heer aan en hij stond kletsnat naast zijn kooi. Er was een grote hilariteit. Ook de vrouwen moesten er allemaal om lachen. Tijdens het varen stonden de stalen luiken open maar in de nacht was de wind gedraaid en een flinke golf naar binnen gespoeld. Hij toch al pech omdat hij geen hut had.
De volgende morgen ging Hardeman in het ruim kijken. Iedereen was wakker. Er lagen nog wat vrouwen op hun veldbed. De mariniers waren alweer in gesprek met de vrouwen. Hardeman stond op een trap en keek in het ruim. Hij sprak de mariniers aan niet al te opdringerig te zijn. Maar er was direct commentaar. ‘Hij wil er naturrurlijk zelf bij zitten.’’
Hardeman zei er verder niets over. Hij ging weer naar zijn en hut en later toen hij weer eens een rondje ging maken hoorde hij zegge,’ Jongens daar is hij weer. Laat zijn meisje met rust.’’
Het was de mariniers al opgevallen dat hij vaak in gesprek was met hetzelfde meisje. Het meisje keek lachend naar hem op.
De twee dagen waren snel voorbij. Gruter had al een afspraak gemaakt met de oudste van de twee. Ze hadden adressen uitgewisseld. De naam van de oudste was Trude en de jongste heette Olga.
Een paar uur later waren ze weer in de Darmokazerne. ‘s Avonds ging Gruter naar zijn afspraak en Hardeman ging de wal op.
Het was intussen augustus 1948. We waren alweer een aantal weken terug van Batavia.. We hadden nooit gehoord waarom wij weer zo snel terug moesten naar Soerabaja. We waren blij terug te zijn in Soerabaja. Daar hadden we het weer druk met lessen volgens rooster. We gingen naar de schietbaan en handgranaat gooien. De vriend van Hardeman, Jan Jillings, was weer terug bij de compagnie. Hij werd weer terug geplaatst bij de compagnie. Zijn voet was behoorlijk vernield geweest maar toch kwam hij terug. Hij werd hoofd wapenkamer. Hij voelde er niets voor om al terug te gaan naar Nederland. Er was aanvulling gekomen voor de open gevallen plaatsen en anderen waren thuis gevaren.
Korporaal Gruter was regelmatig bij zijn vriendin, het meisje dat hij had ontmoet. Hardeman as nog steeds niet geweest bij de meisjes. Hij had een vaste passagiersmaat en ging elke dag de wal op.
‘Klaas, ga je vanavond mee naar de twee meisje die wij hebben leren kennen,’ vroeg Gruter,
‘Er wordt naar je gevraagd. Ze zouden het leuk vinden als je ook eens kwam.’
‘Oké, ik ga mee. Ik wil ze wel weer eens ontmoeten,’ antwoordde Hardeman.
Hij voelde wel voor een contact met het meisje Olga. Gruter had het best naar zijn zin. Dus kon hij ook wel eens gaan kijken.
’s Avond gingen de beide mariniers naar de meisjes. Zij woonden aan de Darmoboulevard. Gruter was er al kind aan huis maar ook Hardeman werd er vriendelijk ontvangen. Het werd een gezellige avond. Er was ook nog een oudere zus aanwezig. Ook een mooie vrouw. Zij woonde al langer in Soerabaja. Deze zuster hield ervan de zusters en de mariniers te plagen. Er werd nog een avond wandeling gemaakt. Het was een prettige wandeling en Hardeman en Olga liepen hand in hand. Later op de avond namen ze afscheid.
‘Vind je het goed als ik terug kom?’ vroeg Hardeman.
‘Dat vind ik wel goed en ik zou het erg leuk vinden,’ antwoordde Olga.
Hardeman was in de wolken. Ze was knap met een goed figuur.
Zo gingen er vele avonden voorbij. De beide mariniers hadden hun vrouwen gevonden en gingen een heel fijne tijd tegemoet. De vader van meisjes woonden ook in Soerabaja en het werd tijd om kennis te maken.. Hardeman en Olga gingen op weg naar haar vader. Hardeman had een keurig uniform aan. Strak gestreken. De vader zat in een gemakkelijke stoel op het platje. Het was al een oude heer met een klein sikje. Zijn rechter oog knippert een beetje. Hij zag er goed gekleed uit. Hardeman stelde zich voor en even later zaten zij gezellig te praten. De oude heer van de oude stempel met zeer goede manieren met de marinier uit een gewoon Hollands arbeidersgezin. In het huis was een vrouw, een donkere vrouw, met een mooi gezicht. Zij was de huishoudster van de oude heer. Later bleek dat zij al heel lang bij de familie was en dat het een partnerschap was, niet getrouwd. Het was een heel lieve vrouw..
Het werd een heel geslaagde dag. Hardeman had wel de tip gekregen van Olga, haar vader te vragen of hij geen bezwaar had dat hij, Hardeman met zijn dochter omging.
‘Mijnheer, heeft u er bezwaar tegen als ik omgang heb met uw dochter ,’ vroeg Hardeman.
De oude heer knipperde wat extra met zijn oog en keek Hardeman aan en nam hem heel goed op..
‘Ik heb er geen bezwaar tegen mist het een eerlijke zaak is. Ik wil niet dat mijn dochter zich in een avontuur stort. Ik neem aan dat je ooit weer Naar Nederland zal terugkeren,’ zei de vader.
‘Voor mij is het een eerlijke zaak. Ik zal inderdaad weer naar Nederland terugkeren en de tijd zal leren of Olga en ik dat samen doen,’zei Hardeman.
‘Goed, dan heb ik geen bezwaren. Een ding wil ik nog zeggen. Ik wil niet dat jullie gearmd over straat lopen. Dat wil ik pas zien als jullie je gaan verloven.’
Hardeman keek naar Olga en zij knipoogde naar hem en knikte bijna onzichtbaar met haar hoofd, Hardeman had nog helemaal niet gedacht aan een verloving. Maar de oude heer wilde dat zo.
‘Als wij u daar een plezier mee doen dan zullen wij niet gearmd lopen.’
‘Dat is dan in orde,’ zei de oude heer.
Hierna namen beide jonge mensen afscheid van de vader van Olga en gingen terug naar de Darmoboulevard. Beide waren er gelukkig mee. De genegenheid die Hardeman voelde voor Olga hadden de gevoelens voor Soepiah geheel verdrongen..Zo gingen weken en maanden voorbij. Zij draaiden zware diensten, de discipline was geheel opgeschroefd en ze waren weer volop marinier. Het marinier zijn waarop Hardeman zo trots was.
In Nederland en Batavia werd hoog spel gespeeld. Er drongen natuurlijk geruchten door. De politieke informatie aan de mariniers liet nog steeds te wensen over. Er was nog steeds een bestand waar wij ons aan hielden. Maar de Indonesiërs schonden het dag op dag. Er gingen geruchten over een nieuwe actie. Nederlandse ministers en ander hoogwaardigheidsbekleders waren in Indië om besprekingen te voeren met de Indonesische leiders. In een bergplaatsje Kalioerang bij Djokjakarta. Ene, minister Stikker, van buitenlandse zaken, scheen daar regelmatig te vertoeven. Het leek allemaal moeilijk te gaan. Ook waren er grote tegenstellingen tussen de Nederlandse ministers onderling. Allemaal geruchten. Het zuivere ervan wisten wij niet. De Hoge vertegenwoordiger van de kroon, Dr. Beel, scheen voorstander te zijn van een 2de politionele actie. De geruchten waren sterk. Er kwamen verontrustende berichten van familie uit Nederland. Geen berichten aan ons van de militaire, maar wij waren wel de uitvoerders, straks. De westmoesson naderde. En als er een actie zou komen dan zou dat in zware regenbuien moeten gebeuren. Ook waren deze geruchten door gedrongen bij de burgerij in Indië en uiteraard ook bij de meisjes van Gruter en Hardeman. Zij werden zenuwachtig van al die geruchten. Zij begrepen heel ,goed dat als er een actie kwam, hun vrienden er aan zouden moeten deelnemen. De meisjes vroegen geregeld hoe de zaken ervoor stonden maar de beide mariniers wisten van niets en zouden ook niets hebben kunnen zeggen. Hoewel Hardeman nu niet meer op een actie zat te wachten zou hij er toch aan mee moeten doen. Hij was nu eenmaal marinier en zijn inzet zou zeker niet minder zijn dan voorheen.
De geruchten werden grimmiger.. In de kazerne werden de velddienstoefeningen en de schietoefeningen sterk opgevoerd. De conditie van de mariniers was optimaal, wat dat betrof konden wij zo weer een oorlogje beginnen. Ondanks de geweldige bezuinigingen die waren doorgevoerd bij de mariniersbrigade. Toch gingen er nog weken voorbij. De hele wereld was tegen ons maar in Den Haag willen ze kennelijk toch doorbijten. Wij wachtten maar af. Onze wapens waren intussen vervangen of vernieuwd. De maand december 1948 was begonnen. De westmoesson was in alle hevigheid ingezet. Het regende alle dagen. Als er nu een actie kwam dan konden we onze borst wel nat maken., letterlijk en figuurlijk. Het kon toch niet lang meer uitblijven. De Indonesiërs wilden niet wat de Nederlanders wilden, of andersom. De hele wereld scheen zich bezig te houden met de Indonesië kwestie en Nederland werd onder zware druk gezet. Hardeman begreep eruit dat Nederland werd geprest om de besprekingen te voeren met Indonesië en de Indonesische eisen moest uitvoeren. Mijnheer Beel wilde wel vechten. Beslissingen ‘over ons zonder ons’. Het was makkelijk over de ruggen van de militairen de zin door te drijven. We begonnen nu pas door te krijgen dat we gebruikt werden voor smerige politieke spelletjes.. Wat was er het laatste half jaar niet allemaal gebeurd. De inkrimping en de enorme bezuinigingen bij de mariniersbrigade. En als er een actie kwam dan zouden wij met de twee overgebleven mariniersbataljons een veel groter gebied moeten beheersen. Uiteraard waren er ook eenheden van de Landmacht en KNIL maar ook zij moesten bezuinigen. Maar er werd wel veel meer gevraagd aan de militaire eenheden. De Nederlandse regering wist natuurlijk ook heel goed dat de Indonesiërs gevaarlijker waren geworden. Maar hoe dan ook zij wisten dat zij op de Nederlandse soldaat konden rekenen..
Al eerder gezegd de mariniersbrigade was ingekrompen en bestond nu uit het 4de en 5de amfibischbataljon.. Compagnie ‘L’ was compagnie ‘W’ geworden en W hoorde tot het 4de bataljon. Heel even waren we nog compagnie ‘S’ geweest. Ook was er een nieuwe commandant mariniers gekomen, J.A.J.de Bruijn. Niet dat we dat allemaal van dichtbij meemaakte. Dat werd ons bekend gemaakt. Ook had ons peloton een nieuwe commandant gekregen, 2de luitenant Berkhof. Het was een reserveofficier. Het was een goiede vent. Van zijn veldwerk wisten wij niets.
De geruchten over een komende 2de politionele actie hield aan.
Hardeman wilde zijn meisje niet in verdere ongerustheid laten zitten. Zij hoorden ook van alles.
Hardeman was op de Darmoboulevard e zei tegen zijn meisje, ‘Laten we vanavond maar naar je vader gaan. Er bestaat de mogelijkheid dat ik morgen al wordt geconsigneerd en komen we de kazerne niet meer uit.’
‘Oh, ja, laten we dan maar gaan,’ zei Olga.
’s Avonds gingen zij naar de vader van Olga. Ook Gruter en zijn meisje kwamen later op de avond..
‘Mijnheer, ik kom afscheid nemen want ik denk dat ik er morgen geen kans meer voor krijg. U kent de toestand. Verder kan ik er weinig van zeggen omdat ik niets weet. De geruchtenstroom is zo sterk dat mijn gevoel zeg dat er iets gaat gebeuren.’
‘Klaas, mocht er een actie komen, kijk dan goed uit. Wij zullen voor je bidden,’ zei Olga’s vader.
‘Ik heb nu een goede reden om uit te kijken. Maar mijn opdrachten zal ik moeten uitvoeren,’ zei Hardeman.
‘’Ik verwacht ook niets anders van jou, Klaas.’De oude heer stond op en liep op Hardeman af en omhelsde hem. Zijn rechteroog knipperde daarbij extra. Na het afscheid brengt Hardeman Olga naar de Darmoboulevard. Zij liepen het hele stuk. Het was een vochtige warme avond. Het had hard geregend Nu was het weer droog.
‘Klaas, zal je goed uitkijken als je op actie bent. Ik sta doodsangsten uit,’ zei Olga.
‘Maak je nou nergens zenuwachtig over. Misschien heb ik het wel mis en komt er helemaal geen actie.’
‘Je hoeft mij niets wijs te maken. Jullie zijn er al lang helemaal klaar voor. Het is alleen nog maar inpakken. Dat weet iedereen.’’
‘Oké, goed, er zal best een dezer dagen iets gaan gebeuren. Maar maak je er nu al niet druk over. En het zal snel afgelopen zijn. Als we beginnen dan wordt heel Java door onze troepen bezet.’
‘Ja, maar er zal geschoten worden en wat al niet meer van dat engs.’
Hardeman gaf haar een kus en zei verder niets. Later op de avond nam hij afscheid. Hij drukte Olga tegen zich aan en zei nog eens, ‘ maak je niet zenuwachtig.’
Maar dat had helemaal geen zin want ze was doodsbang en zenuwachtig.
In de kazerne was niets te merken van enige spanning. Vele lagen al op hun bed. En Hardeman volgden de anderen.
De volgende morgen werden de mariniers inderdaad geconsigneerd. Iedereen moest zich gevechtsklaar maken. Het was een drukte van jewelste in de kazerne. Iedereen was aan het inpakken. Zware marsbepakking. Een kleine plunjezak mocht meegenomen worden, daarin wat extra ondergoed en een dungareepak. Ook een paar extra schoenen mocht mee. Daarna was het afwachten. Iedereen was er klaar voor. Hardeman stak een foto van Olga achter de hoofdbanden van zijn binnenhelm. Het moest nu ook maar snel gebeuren. De verveling ging parten spelen. Men zat te kaarten anderen schreven nog een brief. Weer anderen hingen maar een beetje rond. Het was afwachten.
De opdracht kwam. Klaarmaken voor gevechtshandelingen. Zware marsbepakking op de rug. Wapens aan de schouder. De plunjezak met reservekleding moest apart gezet worden. Dat kwam allemaal achteraf. Het hele bataljon was in de weer. We werden met trucks naar de haven gereden. De PC en de OPC waren ook druk in de weer. De Pc’s waren steeds in de buurt van de compagniescommandant.. Daar kwamen de berichten binnen
De OPC, de Joker, liep met ietwat kromme benen heen en weer. De maanden dat hij nu bij ons peloton was had hij steeds snerende opmerkingen gemaakt tegen het kader en vooral de groepscommandanten. Tegen Hardeman was hij wat milder geworden.
‘2de peloton aantreden.,’ riep de OPC.
Het peloton rende naar buiten en trad aan in pelotonsverband.. De PC was er ook en hij zou ons vertellen wat er ging gebeuren.
‘Luister uit!. Vanavond gaan wij aan boord van één van de landingsvaartuigen die in de haven liggen. We kunnen er op rekenen dat wij binnen zeer korte tijd in actie komen. Waar en wanneer is geheim. Blijf in het gebouw en neem je rust. Laat het peloton inrukken majoor.’ De PC was uitgesproken en de mariniers wisten nu genoeg. Iedereen was kalm. Hardeman dacht dat de mariniers nu wel even aan iets anders dachten. Hardeman zelf dacht aan Olga. Hij wist dat ze erg zenuwachtig was. Dat waren de nare dingen als je als marinier verkering had.. En vooral als je op actie moest. Het was toch gevaarlijk. Je moest altijd maar afwachten wat er ging gebeuren. We zouden nu in ieder geval vanuit zee aan land gaan. Hardeman wist dat als hij op het strand zou zitten met zijn mensen dat de vijand het niet makkelijk zou hebben. Maar met die Indonesiërs wist je het maar nooit.
Het ging nu snel gebeuren. Nu wisten we tenminste iets. Het was wachten op nieuwe instructies.
De mariniers wachtten het rustig af. Geen drukte makerij. Zelfs de Joker hield zich rustig.
‘2de peloton aantreden met marsbepakking en wapens,’ riep de majoor.
De mariniers hielpen elkaar met het omgangen van de zware marsbepakking. Het was een heel gewicht met de munitie en wapens. Daar waren we wel aan gewend.
‘Afmarcheren naar de trucks.’
Ook bij het beklimmen op de trucks hielpen wij elkaar. Het was altijd een gerommel met die wapens aan de schouder. Je moest elkaar wel een beetje helpen. Nog steeds werd er weinig gesproken.,. De trucks zette zich in beweging en reden dwars door de stad naar het havengebied.. Langs de straten stonden veel mensen, Hollanders zowaar, Indische en Indonesiërs die ons zwaaiend uitgeide deden.
In de haven was het enorm druk. Grote landingsvaartuigen lagen klaar om ons naar de landingsplaats te brengen. Af en aan reden de trucks.. Tanks gingen aan boord. Trucks en ander zwaar materiaal reden de grote muil van het landingsvaartuig binnen. De mariniers gingen allemaal naar het bovendek. De mariniers zochten een plekje op het dek en bleven bij elkaar. Hier moesten we in ieder geval de nacht doorbrengen.. Er was nog niets bekend wat en waar het ging gebeuren. In ieder geval zouden we ergens op de kust een landing uitvoeren. Maar waar!.
Het landen vanaf een landingsvaartuig hadden we een paar keer beoefend. Nu was het echt. Een landing waar waarschijnlijk de vijand naar zat te kijken en waar we met veel vuur ontvangen zouden worden.. Die mogelijkheid was er zeker. Hardeman had zijn mensen goed in de gaten gehouden. Ze waren rustig. Je kon merken dat er nu iets anders aan de hand was. Voor een aantal was dit de eerste actie die zouden meemaken. Hardeman had er wel vertrouwen in. Toch moest hij ze goed in de gaten houden. De dominee en pater waren ook aan boord. Diverse mariniers waren met hen in gesprek. Hardeman zelf had er geen behoefte aan om met hen te praten.
‘Klaasie, zag je die blanda’s langs de kant van de weg staan. Nou zijn we wel goed. We gaan zeker weer plantages en fabrieken voor ze vrij maken. Dan kunnen zij weer een bom geld verdienen. Wij kunnen het risico lopen dat ze gaatje in je kop schieten,’ flotste Jaap Meertens. Hij lag languit op het dek met zijn hoofd op zijn rugzak. Meerdere mariniers algen zo op het dek.
‘Zo zal het altijd wel wezen. De marinier of de soldaat kan het vuile werk opknappen en de olieboeren en koffieplanters worden er weer rijk van,’ zei Hardeman.
‘Maar we moeten eerst bij een hoop ploppers het licht uit doen voordat het zover is,’ zei Willem Lips.
‘Ja, en daar zal ik niet scheutig mee wezen. Die klereploppers hebben al genoeg verziekt in dit land,’ zei Jan Haag.
‘Wij roepen nou wel klereploppers maar in Nederland worden ze door veel mensen vrijheidstrijders genoemd,’’ zei een marinier.
‘Dat zullen dan wel communisten of rooie rakkers zijn,’ Zei De Muis.
‘Maar mooi brengen ze onze families aan het twijfelen,’ zei een andere marinier, ‘Ik kreeg van de week een brief van mijn ouders en die zijn er helemaal niet zo voor dat ik op vrijheidstrijders moet schieten.. Mijn vader zegt dat het verzet in Nederland tijdens de Duise bezetting precies hetzelfde heeft gedaan dan dat de Indonesiërs nu tegen de Nederlanders doen.’
‘Als je het er niet mee eens ben dan moet je dat maar gaan vertellen aan je pelotonscommandant. Zolang je meegaat met deze actie rekenen wij wel op je inzet en dat je je maten niet in de steek laat,’ zei Hardeman.
‘Dat hoor je mij niet zeggen, sergeant. Ik zeg alleen maar wat mijn ouders schrijven. En ik weet waar ik aan toe ben en ik doe mijn plicht,’ antwoordde de marinier.
‘Dat is goed. Nu we hier toch bij elkaar zijn wil ik graag nog even wat kwijt. Als we straks aan de bak moeten let dan vooral op je korporaals. De korporaals letten weer op mij. Daar hoef ik niet over in te zitten. Blijf zoveel mogelijk bij elkaar en houdt altijd contact met elkaar. We weten helemaal niet wat er op ons afkomt. En let op elkaar. Denk eraan je wapen geladen te hebben, kogel in de loop en het geweer op safe. We kunnen niet alles tegelijk zien.’ Hardeman moest even wat zeggen.
De grote logge landingsvaartuigen verlieten de haven en voeren naar open zee. De lichten van de haven en van Soerabaja werden steeds kleiner. Op open zee zagen we nog de flauwe lichtjes uit de kampong. Ook deze lichtjes verdwenen en waren wij al ver op open zee.
Aan boord was het donker en het was verboden aan dek te roken. Het was inmiddels nacht geworden. Van slapen kwam niet veel. Aan boord van zo’n landingsschip was ook geen pretje maar daarvoor zaten we ook niet aan boord. Gelukkig regende het niet. De mariniers hadden geen benul waar ze waren en waar ze de landing zouden uitvoeren.
‘Ik ben benieuwd waar we aan land worden gezet. En wie het eerst aan land zal gaan,’ zei Hardeman tegen Jan Haag.
‘Ja, en hoe de vijand zal reageren. Er bestaat een goede kans dat eerste landingsgroep van ons een strot vuur op hun donder krijgen,’ antwoordde Jan Haag.
‘Ik neem aan dat er genoeg inlichtingen zijn over het gebied waar we zullen landen. En als het nodig is zal er wel een bombardement door de schepen of onze vliegtuigen aan vooraf gaan,’ zei Hardeman. Laten we maar proberen of we nog iets kunnen slapen. Morgen komt er misschien niet veel meer van.’
‘Ja, zo is het en het dek is al wat zachter geworden,’ lachte Jan Haag.
Voor Hardeman was het een slechte nacht hij kon niet slapen. Hij dacht aan zijn meisje in Soerabaja. Die zou het nu wel weten dat de mariniers aan boord zaten. Ook dacht hij aan de eventuele tegenstand van de vijand. Je moest maar afwachten hoe zo’n landing zou verlopen. En hoe zouden zijn ouders en broers het bericht opnemen. Het was voor hen nu de 2de keer dat ze zouden vernemen dat hij aan een grote actie zou deelnemen. Over de kleine acties en patrouilles had hij weinig geschreven. Zo’n politionele actie, zo als het zo mooi heette daar horen zij natuurlijk ook van. Hardeman hoorde de mariniers zachtjes snurken er waren nu eenmaal mensen die overal konden slapen. Hij zag in donker alleen maar bobbels op het dek liggen. Wie weet hoeveel er morgen niet meer van leven.
Het werd licht en hij was gebroken van het harde dek. Het was nu tijd om de aanval in te zetten. Maar ze waren veel te ver uit de kust om iets te doen. En als er nu geland zou moeten worden dan waren ze al uren in de weer geweest.. Nee, dacht Hardeman nu komt er geen landing meer. Het is intussen ook geheel licht geworden.
‘Ontbijt halen bij de kombuis,’ galmt het over het dek.
‘Kom op mannen,’ riep Hardeman, ‘ Schaften. Pak je etenspannetjes en je mok. Schiet op straks staan we achteraan in de rij.’
De groep van Hardeman stond kreunend op en gingen toch zo snel mogelijk naar de kombuis.
Er stonden nog niet veel mariniers. Even later zaten ze weer bij hun rugzakken met een portie brood en een mok thee.
‘Klere, wat heb ik het in mijn rug,’ zei De Muis, en hij rekte zich uit.
‘Ja, en nou ben je nog niet eens bij een vrouw geweest,’ schaterde Jan Haag.
‘Ja, daar heb ik het liever van in mijn rug,’ lachte De Muis mee.
‘Het ontbijt is ook niet om over na huis te schrijven. We hadden er best een ei bij kunnen hebben. Uiteindelijk gaan we een klein oorlogje voeren,’ zei een marinier.
‘De eieren zullen wel te duur zijn geweest. Ze zullen het geld wel moeten gebruiken voor dit oorlogje,’ zei een ander.
‘Niet ouwehoeren. Onderweg komen genoeg eieren tegen,’ zei Hardeman, ’En dan moeten we ook nog de kans krijgen ze te koken en op te eten.
‘Ja, laten we hopen dat ze niet gevuld zijn met kruit,’ grinnikte Jan Haag.
‘Ben je belazerd man die ploppers hebben alleen maar ouwe klerezooi.’
‘Dat kan best. Maar ze met die ouwe klerezooi wel een paar makkers om zeep geholpen,’ antwoordde Levi. Levi had zich erg stil gehouden de laatste dagen. Nu liet hij zich weer horen.
‘Ze moeten wel van goede huizen komen willen ze ons tegenhouden. Dat lijkt me sterk dat ze ons met ons materiaal tegenhouden,’ zei een marinier die nog niet zo lang bij het peloton was.
‘Tegenhouden is wat anders. Maar ze kunnen het ons wel heel moeilijk maken. Ze steken stomweg alles in de fik, blazen de bruggen op en graven tankvallen in de weg.’
‘En het is nog voor niets ook, want we raken toch ons Indië kwijt. Daar zullen de Engelse en de Amerikanen wel voor zorgen. De hele wereld is tegen ons, man. Het is mooi klote hier. En straks schieten ze je ook nog voor je raap,’ griepte een zeemilicien.
‘Niet zo pessimistisch, man.’
‘We spreken elkaar nog wel. Voor mij hoeft het niet meer. Ik ga liever zo gauw mogelijk naar huis,’ ging de zeemilicien verder.
‘Je bent zo aan de beurt, jongen. Even dit klusje opknappen en dan mag jij naar huis,’ zei Jan Haag.
‘Onze mooie mariniersbrigade wordt onder onze klote afgebroken. Maar wel dezelfde taken verrichten.,’ de marinier is kennelijk teleurgesteld in de hele gang van zaken.
‘Oké, maak je er niet druk om. We moeten eerst deze zaak zien te klaren. Laten we ons daar op concentreren. We moeten er wel onze kop bij houden. Ik heb het gisteren al gezegd. Let goed op elkaar en let vooral op de ploegscommandanten,’ zei Hardeman.
Intussen was het bloedheet geworden op het dek. De mariniers zaten met bloot bovenlijf op het dek.
‘In verband met verbranding is het verboden met bloot bovenlijf aan dek te zitten,’galmde het door de luidspreker.
‘Dus met je benen mag je wel in de zon zitten.’
‘Dat mag, knuppel als je je broek er maar omheen slaat.’
‘Je snapt toch wel dat je met een verbrande rug geen rugzak kan dragen. Trek je dungareejas aan,’ zei Hardeman gepikeerd.
Het gekanker begon nu door te zetten. Het ging te lang duren. Niemand wist nog wat er ging gebeuren. Ja, waarschijnlijk gaat de actie beginnen. Maar toch niet op dit tijdstip van de dag. Vele mariniers hingen over de reling en vervelde zich stierlijk.
Er waren veel schepen in de omgeving. Een paar oorlogsschepen en kleinere landingsvaartuigen en niet te vergeten de grotere LST,’s waar wij aan boord zaten.
Gekraak in de scheepsradio.
‘Attentie! Hier spreekt uw commandant,’ kraakte het.
‘Door onze regering is besloten een tweede politionele actie uit te voeren om de rest van de Republiek Indonesië onder Nederlands bestuur terug te brengen. Wij zullen aan de noordkust een landing uitvoeren, waarvan de juiste plaatst en tijdstip nog geheim wordt gehouden,’ zei de stem.
‘Iedereen dient zich uitdrukkelijk aan de gegeven orders te houden,’ ging de stem verder.
‘Allicht! Net of het mogelijk is om als puppes drie je niet aan de orders te houden.’We weten niet anders,’ zei een marinier
Het was bloedheet op zee. We lagen gaar te stomen en transpireerden als trekpaarden.
‘Hier spreekt uw commandant.’
‘Om politieke redenen wordt het tijdstip van aanvang van de landing 24 uur uitgesteld. Deze tijd zal u aan boord moeten doorbrengen. Dank u.’
Overal geroezemoes. Gekanker. Nog langer op dit schip. Verdomme! Die klere politiek. In plaats dat ze er ons nu direct op af sturen. Nee hoor!. Nog eens 24 uur wachten. Leuke verrassing! Die ploppers waren nu geheel op de hoogte dat we hier rond voeren.
‘Jezus, nog eens 24 uur op deze brik. De klere, wat een bende,’ zuchtte een marinier.
‘Rustig maar, marinier. Nu kan je nog zitten of liggen. Wie weet wat ons nog boven het hoofd hangt,’ zei Jan Haag.
‘Het is anders wel een teleurstelling. Straks wordt het afgelast. We moeten er nu op af gaan. We zijn er klaar voor. Den Haag moet niet zeuren,’ zei een ander marinier.
‘We hebben het gewoon af te wachten. Als de actie doorgaat zorg er dan voor goed op je tellen te passen. Ik kan het jullie niet genoeg vertellen. Jullie weten dat de ploppers altijd vanuit hinderlagen op ons schieten en dat is al moeilijk genoeg,’ zei Hardeman.
‘En nogmaals, let op de groepscommandant en op mij!’
Niemand gaf er antwoord op. Ze wisten dat Hardeman gelijk had. Als viezeriken lagen we op dek. Ongeschoren, niet kunnen baden en stinkend naar zweet lagen de mariniers aan dek. Verplaatsen was niet mogelijk. Een schil gefluit! De dag was weer ten einde. Het was weer donker.
‘Hier spreekt uw commandant.’
‘De landing gaat door. Op 18 december, vroeg in de ochtend zullen we de landing uitvoeren.’’
Een gejuich ging
‘Stilte alstublieft!’
Er volgden nu allerlei orders. Onze LST zal als eerste landen. De mariniers moesten via de grote deuren het schip verlaten. Daarachter de tanks.
Hersteld!. Onze LST zal als 2de landen. Ook best, als we maar van het schip af kunnen. We wilden nu wel op die ploppers losgelaten worden.. Doordat het zo lang geduurd had hadden we flink de pest in. Dat konden we op de ploppers afreageren. De mariniers probeerden nog wat te slapen. De komende dagen kregen we nog heel wat te doen. Het was stil aan dek. Als er geslapen werd dan werd er wel gerust.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage