Zoek
 
Sluiten
INDISCHE ENCYCLOPEDIE
Indopedia
INDOPEDIA
De Indische Encyclopedie
 

Index encyclopedie

Tel. / adres boeken

Recepten, Gerechten

Djamu (Jamu) - medicinale kruiden , planten en vruchten. Ziekten & Kwalen

Indische Boekrecensies

Verhalen

Bladmuziek Krontjong

Bezoekers vanaf jun. '09

 19595034 Bezoekers

 29 Bezoekers online

rss Deze artikelen zijn ook met een RSS reader te lezen. :
https://indopedia.nl/data/nl-articles.xml

Mijn verhaal - Nederlands Indië 36

Onze taak op Banjoe Oerip was dat wij in de verre omgeving zoveel mogelijk moesten patrouilleren. Tijdens de actie hadden wij veel terreinwinst gemaakt en grote plaatsen bezet. Maar de ploppers hadden zich ver teruggetrokken  in het zijterrein. Overal in de kampongs waren zij aanwezig. Door te patrouilleren moesten wij laten zien dat wij achter ze aanzaten. Tevens moesten wij ervoor zorgen dat de employees van de BPM aan het werk konden blijven gaan, zonder dat zij gevaar liepen. Door die mensen werd hard gewerkt. Zij in hun eigen vak en de mariniers in hun werk. Het was dus veel patrouilleren. En in het algemeen werd daar niet over gekankerd. Maar de mariniers wisten dat ze er niet zaten om vliegen te vangen. De mariniers waren wel teleurgesteld dat de legerleiding zo slecht een actie hadden gepland. De mariniers konden er niet over uit dat de leiding zo slecht op de hoogte waren geweest van de wegen en obstakels en de kapotte bruggen. Daar konden ze heel veel over zitten kankeren. Maar dat was voorbij. Nu waren de zuiveringsactie aan de beurt.. Die waren meestal gevaarlijker dan de actie zelf. Nu werd er goed gezorgd dat er voedsel was. De legering was goed, althans voor de behuizing in de kampongs.  De mariniers hadden altijd als ze op een post zaten in kamponghuizen doorgebracht. Dat was niets nieuws meer voor een marinier. Ook hier werd niet over gekankerd. Hardeman had er ook geen moeite mee. Hij was beroepsmarinier en had het gewoon te nemen. Hij had wel respect voor de zeemilicien die al die maanden dat hij in Indië was bijna altijd in een kamponghuis moest doorbrengen. Er was voor geen halve stuiver comfort. De marinier mocht blij zijn als hij een kistje op de kop kon tikken om zijn spullen in kwijt te kunnen. En toch stonden ze altijd klaar als ze op een patrouille moesten. Het zelfde gold ook voor de jongen beroepsmariniers. Maar Hardeman vond dat deze knapen niet moesten kankeren. Het was nu eenmaal hun beroep. Hardeman nam het wel de hogere leiding kwalijk dat er zo makkelijk over gedacht werd. Echt iets doen voor hun mensen dat deden ze niet.
 In het algemeen ging men er van uit dat er een slecht leiderschap was bij de hogere leiding.
Maar de opdrachten werden uitgevoerd. Er waren veel kaderleden, allemaal met een tijdelijke rang, die voortreffelijk werk deden. Ze waren zeker niet minder dan de beroeps van voor de oorlog of de OVW’ers. Er waren ook al een aantal jonge beroeps die een koninklijke dapperheidonderscheiding hadden ontvangen. En die onderscheidingen kreeg je niet voor niets. Zeker niet in de Nederlandse krijgsmacht.
Hardeman zat met Jan Haag en Helmuth Levi aan een tafel in hun huis. Het was nog voeg, erg vroeg zelfs. De luitenant was ook al wakker en kwam het huis binnen. In zijn hand had hij een wandelstok en daarmee porde hij onder de klamboes. De slapende mariniers werden grommend wakker. De luitenant had er erg veel plezier in en ging door met het porren onder de klamboes. Zo lang Hardeman in Indië was er nog nooit een officier hun slaapverblijf binnen gekomen om hen op deze wijze te porren. Het was grappig maar verder ook niets.
‘Klaas, loop even mee,’ zei de luitenant. Het was voor het eerst dat de luitenant Hardeman bij zijn voornaam noemde. Hardeman keek even snel naar zijn korporaals. Jan Haag trok zijn wenkbrauwen op.
‘Ik ga mee, luitenant,’ zei Hardeman. Hij stond op en liep achter de luitenant aan. Ze liepen naar het huis van de luitenant..
‘Moet je luisteren, Klaas,’ begon de luitenant.. Er is een bericht binnen gekomen van de VDM dat er in een kampong hier niet ver vandaan twee TNI-groepen zitten. Zij noemen zich de groene en de rode gevechtsgroep. Om het hoofd dragen zij een groene en een rode band. Elke groep heeft een officier als commandant. De groepen zijn ongeveer vijftien man sterk. Dus dertig man samen. Hoe de bewapening is is niet duidelijk. Wel zijn er geweren gezien. Geen automatische wapens. De man die het bericht heeft gebracht is dood zenuwachtig. Hij blijft voorlopig bij de VDMB. Wij zullen er op af moeten. Ga jij met je groep er op af en probeer ze uit te schakelen.. Kijk uit! Ga je gang.’
‘Ik ga zo snel mogelijk weg,’ antwoordde Hardeman. Hij verliet zo snel mogelijk het huis van de luitenant.
‘Groep twee. Luister uit!. Is iedereen aanwezig? Over een kwartier vertrekken we op een patrouille. Er zal waarschijnlijk geschoten worden door de vijand. Neem voldoende munitie mee en handgranaten. Er zijn twee TNI gevechtsgroepen hier in de buurt en die gaan we opruimen. Er zijn wapens gezien maar geen automatische wapens. Goed, maak je gevechtsklaar.’
De mariniers kleedde zich snel aan en hingen hun wapens aan de schouder en waren klaar. Zij hadden allemaal genoeg munitie. Op dit moment kwam de luitenant en Willem Lips binnen.
‘Klaas, jij gaat niet met je groep mee, Lips neemt jouw groep over. Je weet zijn groep is naar Padangan en hij hoefde niet mee.,’ zei de luitenant.
‘Ja, maar--------------,’ begon Hardeman.
‘Klaas, geen gemaar!. Lips gaat met jou groep op die ploppers af,’ antwoordde de luitenant.
‘Goed, luitenant. Jullie hebben het gehoord. Kijk goed uit!’ Hardeman was nog verbaasd en nijdig ook. Hij stond er bedonderd bij te kijken en begreep niet waarom Willem Lips de leiding over zijn groep kreeg.
‘Mijn mensen zijn klaar, Willem,’ zei Hardeman.
‘Kom op, mannen. We moeten weg,’’ zei Lips en keek Hardeman aan. De groep ging het huis uit. De luitenant liep eveneens het huis uit. Hardeman bleef alleen achter in het huis. Hij snapte er geen moer van. Hij trok zijn kleding uit en ging in zijn pendek bij de tafel zitten. Het meest vervelende van de zaak was dat zijn mensen misschien een vuurgevecht moesten aangaan waar hijzelf niet bij aanwezig was. Daarbij kwam dat zijn mensen niet zo gesteld waren op Lips. Hardeman had er geen probleem mee dat Lips de patrouille moest leiden maar wel dat het zijn mensen waren. Hardeman stond van de stoel op en hoopte dat er niet met zijn mensen gebeurde. Als er doden of gewonden zouden vallen dan kon hij ze niet bij staan.. Verdomme, het zat Hardeman niet lekker. Wat bezielde de luitenant. Wat was de reden?

Ver in de middag kwam de patrouille terug. Hardeman hoorde ze aankomen. ,Hij merkte direct dat er iets aan de hand was. Scheldend op Lips kwamen ze het huis binnen.
‘Godverdomme sergeant, wat een klootzak is die Lips,’ kanderde een marinier, ‘ We kregen een strot vuur van een zware mitrailleur, dat was niet mooi mee. En Lips deed geen flikker.’
‘We moesten blijven liggen en mochten geen tegenvuur afgeven,’ zei een ander.
‘Nou, rustig alsjeblieft,’ zei Hardeman, ‘Wat is er aan de hand.’  Theo Gruter had zich nogal kwaad gemaakt op Lips en begon zijn verhaal.
‘We hadden ongeveer een kilometer of zeven afgelegd toen we onder hevig vijandelijk mitrailleurvuur kwamen te liggen. Maar doordat sergeant Lips geen tegenactie ondernam bleef de groep tegen de grond gedrukt. Ik schreeuwde tegen de sergeant dan hij iets moest. Maar we mochten niet terug schieten. Het was voor ons bloed link geworden..’
‘Wat gebeurde er na,’’ vroeg Hardeman.
‘Sergeant Lips gaf opdracht om sprongsgewijs terug te gaan. We moesten elkaar goed dekken anders hadden ze ons voor onze klote geschoten,’ vertelde Jan Haag verder.
‘Toen we eindelijk weer in de bosrand terug waren konden we op de vijand vuren. Toen is de vijand weggetrokken. Die klere Lips schreeuwde maar dat we moesten opschieten. We zijn zo snel mogelijk naar de post terug gegaan,’ ging Jan Haag verder.
‘Is dit het hele verhaal?’ vroeg Hardeman.
‘Ja, dat is het hele verhaal. We zijn er uiteindelijk toch goed vanaf gekomen. Maar het was een dubbeltje op zijn kant,’ zei Gruter.
‘Oké, gaan jullie je mandi en daarna wapenonderhoud, andersom mag ook,’ zei Hardeman
Hardeman begreep niet zo goed wat er nou precies was gebeurd. Ze hadden een flinke strot vuur gekregen maar waarom Lips geen actie heeft ondernomen dat Begreep Hardeman niet. Lips was nog steeds bij de luitenant. Hij zou daar zijn verhaal wel vertellen. Hardeman ging ook naar de luitenant. Onderweg kwam hij Lips tegen maar zei niets tegen Hardeman.
‘Kom binnen, Klaas,’ zei de luitenant., toen hij Hardeman zag aankomen.
‘Mijn mensen zijn erg kwam op Lips, luitenant. Zij zeggen dat hij hen in een gevaarlijke situatie heeft gebracht.’
‘Ik heb het verhaal van Lips gehoord. Hij vertelde mij dat hij onderweg ziek was geworden en dat hij diaree heeft gekregen. Toen ze zwaar onder vuur werden genomen wilde hij geen risico nemen omdat hij zich te ziek voelde. Hij heeft toen besloten terug te gaan. Hij wilde jou groep niet in gevaar brengen.
‘Maar hij moest toch met mijn groep?’
‘Hardeman, je wordt bedankt. Je kunt gaan.’ Zei de luitenant vormelijk.
Hardeman ging terug naar zijn mensen en hoorde hen nog steeds kankeren op sergeant Lips.
‘Blijven jullie niet zeiken over die patrouille,’ zei Hardeman geprikkeld.
De mariniers keken naar Hardeman maar hij ging op zijn tampatje liggen.

‘Sergeant Hardeman, melden bij de luitenant,’  riep een marinier. Het was van der Kreek. Dezelfde marinier die tijdens de opmars riep dat hij over zijn nek moest schijten van ellende.
‘Ja, ik ga al,’ zei Hardeman.
Hardeman liep naar het huis van de luitenant. Hij was er al eerder geweest vandaag.
‘Luitenant, u heeft naar mij gevraagd?’
‘Ja Klaas, ga zitten. Morgenochtend gaan we opnieuw op patrouille. Naar dezelfde plaats waar vandaag Lips is geweest. Uiteraard neem je je eigen ploeg mee. Jij hebt de leiding over de patrouille. Het wordt een gevechtspatrouille. We weten nu dat die groepen daar zitten en dat we vuurcontact zullen maken. Zorg ervoor dat iedereen voldoende munitie heeft. Ik ga zelf mee, maar jij hebt het commando over de patrouille.’
‘Ja, maar luitenant, dat kan ik niet doen. U bent officier en dan hebt u de leiding.’
‘Klaas, ik ga mee en je kunt mij overal voor inzetten. Jij blijft patrouillecommandant.. Ik denk dat ik gegronde reden heb om jou als patrouillecommandant aan te wijzen. Dit blijft onder ons.’
‘Goed, luitenant,’ antwoordde Hardeman.  Hardeman wist niet wat hij ervan moest denken maar hij had te accepteren wat de luitenant wilde.  Intussen kwam de sergeant van de VDMB binnen. Samen bespraken zij de situatie.
‘Luitenant, we gaan alleen met mijn groep. We nemen iemand van de VDMD mee en een ziekenverpleger. Het zijn dan wel twee TNI gevechtsgroepen maar daar moeten wij geen problemen mee hebben.  Onze vuurkracht is veel groter en mijn mannen zijn veel beter. Wij kunnen ze uitschakelen. Wel moeten we ze zien te verrassen.’
‘En wat die verrassing dan wel zijn?’ vroeg de luitenant.
‘Wij moeten in de nacht vertrekken en zorgen dat wij voor het licht worden aan de bosrand. Dan hebben wij de grootste kans dat ze ons niet opmerken.’
‘Dat zit wat in. Het is inderdaad het beste als wij in de kampong zijn als het licht wordt. Zijn er nog nieuwe berichten, sergeant,’ vroeg de luitenant aan de VDMB’er.
‘Nee, luitenant,’ antwoordde de sergeant van de VDMB.
‘Goed Klaas, bespreek het met je mensen. Ik hoor nog wel van. Ga jullie je gang maar.’
‘Zorg jij dat er één van jou mensen klaar staat,’ zei Hardeman tegen de VDMB’er.
De sergeant knikte en zei, ‘Sam gaat met je mee.’
‘Prima, dan waarschuw ik de ziekenverpleger,’ zei Hardeman en ging weg.
Hij liep via het huis van de ziekenverpleger en zei hem dat hij de volgende dag mee moest op patrouille. Samen liepen ze naar het huis van Hardeman.. Daar zat ook Sam de informant. Sam was een afkorting van zijn volledige naam. Sam was een Ambonese jongen. Hij sprak Maleis, Javaans en een Ambonese taal of dialect.
Hardeman vroeg of iedereen aanwezig was. Nog een marinier moest komen. Maar was a; direct aanwezig.
‘Luister goed uit!.’ Begon Hardeman, ‘’ Morgenochtend gaan, of eigenlijk vannacht al gaan wij op patrouille. Het wordt een gevechtspatrouille. We gaan naar de plaats waar jullie vandaag al geweest zijn. Uiteraard ga ik nu zelf mee. De luitenant gaat ook mee. Maar ik ben de patrouillecommandant. Dus er wordt naar mij geluisterd. Ik neem aan dat de luitenant geen orders zal geven, behalve als er met mij iets gebeurt. We vertrekken om 0300 uur. We moeten er voor zorgen dat wij voordat het licht wordt bij de kampong zijn. Of nog liever nog, dat wij al in de kampong zijn.. Dus we dalen zo snel mogelijk af naar de vallei en wachten in de bosrand en gaan dan via de sawadijkjes de kampong binnen. Alles moet zo snel mogelijk gebeuren. Ga niet lopen schieten als je toevallig iemand ziet. Of het moet voor jezelf levensbedreigend zijn. Ik geef opdracht tot schieten. Het moet een verrassing blijven. Wij moeten die groepen vernietigen. De ploegscommandanten letten op mij en jullie letten op je ploegscommandanten. Blijf bij elkaar zolang dat kan.  Als we worden beschoten zoek dan onmiddellijk dekking en voer de opdrachten uit die je krijgt. Neem voldoende munitie mee. De ploegscommandanten controleren  of alles in hun groepen in orde is. En nog iets. Aan de rand van de kampong blijkt een onderkomen van deze lieden te zijn. Zij verblijven in ieder geval in dat onderkomen. Wij moeten zo snel mogelijk dat onderkomen vinden en vernietigen. Dat onderkomen schijnt aan de andere kant van de kampong te zijn. We moeten zolang dat kan ons zo snel mogelijk verplaatsen. Blijf niet achter want dan kom je in de problemen. Zij zullen ook wel ergens een uitkijk hebben zitten. Als we in het donker in de kampong kunnen komen dan lijkt het mij sterk dat die uitkijk ons ziet. Nogmaals schiet niet voordat je daartoe orders krijgt. Er zijn waarschijnlijk twee officieren bij. Als het kan probeer die lui levend in handen te krijgen. Het hangt af wat er gaat gebeuren. Als wij moeten schieten dan schieten we raak. Elke tegenstanden moet uitgeschakeld worden. Denk eraan als iemand gevangen gemaakt is dan wordt er op deze man of vrouw niet meer geschoten. Nogmaals tijdens een gevecht schieten we raak. Volg onmiddellijk de orders op. Nog vragen?’
Niemand had nog iets te vragen. Iedereen begreep waar het om ging. En men wist dat Hardeman tijdens dit soort zaken geen grapjes maakte. Hij verwachtte onmiddellijke gehoorzaamheid. Hardeman kon een geintje of een grap goede verdragen maar als er werk aan de winkel was zoals bijvoorbeeld de komende patrouille waarbij geschoten kon worden dan was hij niet makkelijk.
‘Goed, ga je spullen in orde maken. En,éh… laat je niet vollopen met drank. Morgen moet je fit zijn.’’
De mariniers gingen aan het werk, daarna vroeg naar hun tampatje. Het zou vroeg dag zijn.


Het is even voor  0300 uur. De patrouille stond klaar om te vertrekken.. De luitenant was er ook. De ziekenverpleger met een flinke tas op de rug. De informant was er en zei verder niet.
‘Luister uit! Iedereen is er helemaal klaar voor?’
‘Ja sergeant.’
‘Nog even dit. Het is hartstikke donker. Maak zo min mogelijk geluid bij de afdaling. Jullie weten hoever de geluiden doordringen. We moeten voor het licht worden in de kampong zijn. Dat is voor ons heel belangrijk. Goed we vertrekken. Jan Haag jij loopt voorop. Ik loop achter de ploeg van korporaal Haag,’ zei Hardeman.
De luitenant liep ergens tussen zijn mannen in. Hij had alleen maar geluisterd en niets gezegd.
De ziekenverpleger liep achteraan evenals de informant.
Het was kil op de heuvel. Maar zodra de zon begon te schijnen dan werd het wel weer warm.
Hardeman had de kaart van het gebeid goed in zijn hoofd zitten. Zij zouden bij een bosrand uitkomen. Daar begonnen de sawa’s. De sawa naar de vijandelijke kampong was ongeveer  250 meter breed. Het was een natte sawa. De jong rijst stond ongeveer 50 centimeter hoog.
Een gevaarlijke sawa omdat deze erg breed was. Als je door de sawa moest had je geen dekking dan alleen plat op de grond in de natte sawa. De kampong was goed zichtbaar. Om in de kampong te komen moest je over de sawadijkjes lopen. Dat hield op. Maar dwars door de sawa lopen was geen optie. Het was zwaar werk en je vernielde veel van de rijst. Als het moest dan moest het maar Hardeman kon er nog niets van zeggen. De bosrand was ongevver tien meter breed. De kampong was groot en doormidden gesneden door een breed pad. Op dit pad kwamen weer zijpaden op uit. Vanuit de bosrand zou de patrouille de linkerkant van de kampong intrekken. Hardeman ging er van uit dat het onderkomen geheel aan de rechterkant van de kampong zou liggen. Daar begonnen weer sawa’s.
De patrouille zette zich in beweging. De afdaling was begonnen en het pad naar beneden was glibberig. Doordat het zo donker was zag men niets. De mariniers liepen vlak achter elkaar.
‘Verdomme, wat is het glad,’ fluisterde Jan Haag tegen Hardeman.
Heel langzaam ging het naar beneden. Het ging langzamer dan verwacht. Achter Hardeman gleed iemand uit en met een hard gekletter sloeg een wapen tegen de rotswand. Dit geluid was ver te horen in de nacht.
‘Voorzichtig, verdomme,’ zei Hardeman.
‘Langzamer naar beneden,’ gaf Hardeman fluisterend door. Hij moest vooral voorkomen dat de patrouille werd opgemerkt Maar het was wel moeilijk met zoveel mensen zonder geluid voorwaarts te gaan op een gladde berghelling. Hardeman wist al dat hij tijd verspeelde. Het ging te langzaam. Hij hoopte de tijd goed te maken als hij bij de bosrand aankwam. Weer het kletterende geluid van een uitglijer. Hardeman zei niets maar God hoorde hem brommen. Weer een kletterende slag tegen de rotswand. Het werd steeds lichter en nog waren ze niet beneden. Hardeman spoorde zijn mensen aan.
‘Kom op. het is bijna licht!.’
Hardeman kon het wel vergeten, zijn verrassing! Het was nu helemaal licht geworden en de patrouille lag nu in de bosrand. Niemand zei een woord. Ze keken alleen naar Hardeman. Deze had de pest in.
Iedereen lag op de grond. Hardeman keek naar de kampong. Behoorlijk eind door de sawa.  Maar dat was geen probleem meer. Hij hoopte alleen dat hij er zonder kleerscheuren doorheen kwam. Hij wist niet of er aan die kant ploppers zaten. Hardeman kroop naar voren. Jan Haag lag naast hem. Hardeman keek de rand van de kampong af. Helemaal niets te zien.
‘Blaas nu maar even uit,’ zei Hardeman tegen zijn mannen.
‘Kijk Jan, daar rechts aan het begin van de kampong. Daar staan mensen in de sawa te werken. Wel ver weg maar als wij de sawa ingaan dan zien ze ons direct.’
Hardeman kroop terug naar de bosrand.
‘We kunnen de verrassing wel vergeten. Er zijn al mensen in de sawa. Zij zien ons direct als we de bosrand uitkomen. Dat is jammer. Wij gaan zo snel mogelijk door de sawa naar de kampong. Als we onder vuur worden genomen dan gaan we plat in de sawa en gaan per ploeg  sprongsgewijs voorwaarts. Denk eraan het moet snel gebeuren. Ik loop vooraan. Is iedereen klaar?’
‘Wij zijn klaar!’ De luitenant had nog niets gezegd.
‘VOORWAARTS!’
In de looppas ging de ploeg voorwaarts over de sawadijkjes naar de kampong. Er werd niet geschoten. We vorderden snel. Hardeman hield, terwijl hij over de sawadijkjes snelde, de mensen in de sawa in de gaten.
‘Kom op. ze hebben ons gezien. Er is iemand de kampong in gerend,’ schreeuwde Hardeman. Hij viel languit in de natte sawa proestend en zeiknat kwam hij overeind uit de sawa. Snel rende hij achter zijn mensen aan.
‘Sneller voorwaart riep Hardeman. De mariniers renden zo hard ze konden over de dijkjes. Maar nog meer mariniers vielen van de dijkjes in de sawa. Maar snel stonden ze weer op en gingen verder. Nog steeds werden ze niet onder vuur genomen. Alle mariniers zaten onder modder en waren zeiknat. Hardeman dacht dat ze zouden worden opgewacht. Dat was wel zeker! Eindelijk bereikte de groep de kampongrand zonder dat ze werden beschoten. Dat was winst. Niemand was achter gebleven. Theo Gruter liep met zijn ploeg spits. Zijn BAR schutter liep voorop. Klaar om een strot vuur af te geven. De luitenant liep achter Hardeman. Er was nog steeds niets gebeurd. Het was muisstil in de kampong. Normaal zouden de mensen druk in de weer zijn maar nu was er niemand. Maar de mensen wisten dat wij er waren. Zij hielden zich gedekt. De mariniers renden door de kampong. Ineens staan voor een vrij breed pad dat naar rechts liep. Het was een lang recht pad.
‘Rechtsaf Theo,’ riep Hardeman.
 De hele groep rende achter elkaar over het pad. Dan passeerden ze een ander pad dat dwars door de kampong liep. De groep rende voort. Hardeman bij de eerste drie mensen. De mariniers hielden de wapens schietklaar in de handen. Maar er werd nog steeds niet geschoten. Het was intussen flink warm geworden. Ook de spanning maakte de mariniers warm. Je wist het maar nooit ineens kon de ellende beginnen. Wie kon het zeggen hoeveel ploppers we al waren gepasseerd. Zij weten in ieder geval dat de mariniers in de kampong waren. Eindelijk naderden de mariniers het einde van het pad dat uitkwam op een ander breed pad. Het moet ongeveer het einde van de kampong zijn. De voorste ploeg gaf aan dat wij voorzichtig voorwaarts moesten gaan. De hand van de voorste man gaf aan te dekken. DEKKEN!
De voorste ploeg gleed langzaam als een slang naar voren. DEKKEN!. Hardeman moest naar voren komen. Hardeman gleed ook als een slang naar voren. Nog steeds was het stil in de kampong. Ieder marinier keek in het rond om een verrassing te voorkomen. Zijn wapen schietklaar in de hand. Hardeman lag naast de BAR schutter en keek door de struiken naar rechts. Op het kruispunt, ongeveer twintig meter bij hen vandaan aan de overkant lagen twee ploppers met een automatisch wapen, een derde plopper stond rechtop met zijn rug naar de mariniers toe. Hij keek reikhalzend naar de sawa en hoopte iets te ontdekken.. Oh, man, je bent er over enkele minuten geweest,’ dacht Hardeman. Hij moest eigenlijk lachen. De ploppers wisten niet wat er aan de hand was en dat er op enkele meters afstand een groep mariniers lag te wachten om ze dood te schieten. De staande plopper bleef in de sawa turen, hij verwachtte de mariniers van die kant. Hardeman gaf zij BAR schutter een teken dat hij iets naar voren moest schuiven. De marinier had zijn wapen op zijn onderarmen en ging in tijgersluipgang naar voren. Hardeman maakte het gebaar met de hand langs de keel, afmaken!. De BAR schutter kwam heel langzaam omhoog en keek voorzichtig over de heg. De klep van zijn pet had hij in de nek.. Hij richtte zijn wapen op het vijandelijke drietal en vuurt.
Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt’
Hij miste op twintig meter afstand alle drie de ploppers.
‘Godverdomme, hoe kan je die lui missen. Klootzak!,’ schreeuwde Hardeman. De BAR schutter stond als verlamd.
‘VOORWAARTS! De hele ploeg rende achter Hardeman aan. Op een vijftig meter afstand  rende de drie ploppers. Zij waren ten dode opgeschreven. De BAR schutter miste nu niet, een riedel kogels doorzeefden de drie mannen en vlogen bijna door de lucht.
Hardeman rende door. Op een honderdvijftig meter afstand stond het onderkomen. Aan beide zijde van het pad waren sawa’s. Er was bijna een halve meter water in de sawa’s. Overal lagen mensen in de sawa. Mannen en vrouwen en kinderen. De hele sawa lag vol met mensen. De hele kampong was gevlucht en lag in de sawa.
‘Er liggen kerels in de sawa.. Kijk uit ze kunne gewapend zijn,’ schreeuwde Hardeman. Een marinier rende de sawa in en greep in de blubber en er kwam een automatisch wapen tevoorschijn. Hij hing het aan zijn schouder. De barschutter bleef in de sawa schieten en trof er veel mensen vooral mannen. Zij hadden allemaal wapens onder zich liggen. Een marinier vond een revolver. Bij een gedode plopper. Nog steeds werd er niet geschoten door de ploppers. Hardeman had nu een goed overzicht. Zijn mensen lagen tegen een sawarand aan. Hardeman zag een paar kerels in de sawa staan. Hij riep ze aan zich over te geven maar ze gaven geen reactie. De mannen bleven staan. Bij de mannen lagen ook vrouwen. Hardeman wilden niet op de kerels laten schieten omdat de vrouwen ook geraakt konden worden.
‘Sam’, riep Hardeman, ‘Laat die kerels uit de sawa komen!’
Sam riep iets in het Maleis. Maar de kerels deden niets.
Eén van de kerels bukt zich en kwam met een wapen omhoog. Een marinier schoot zijn BAR op de kerels leeg. Er brak paniek uit onder de bevolking.
Er werd gehuild en geschreeuwd door de vrouwen en kinderen. De mannen probeerden zich in het blubber te verbergen. Een mannen lag tussen de benen van een vrouw een loop van een geweer stak omhoog. Hardeman schoot een kogel in het hoofd van de man en trok het geweer onder hem vandaan. De vrouw gilde het uit van angst.
‘Sam, laat alle vrouwen uit het water komen en hun kinderen meenemen.’
Sam riep weer iets in het Maleis. Maar ook nu gebeurde er niets.
‘Verdomme, Sam, laat ze opschieten riep Hardeman weer, ‘ Straks vallen er doden of gewonden onder de vrouwen en kinderen!’
Weer schreeuwde Sam de sawa in. En nogmaals!
‘Godverdomme, straks krijgen wij een strot vuur op onze flikker,’ schreeuwde Hardeman. Hardeman zat op zijn knieën en de mariniers lagen allemaal plat.
Eindelijk kwamen er vrouwen en kinderen omhoog. Ook mannen!
‘Sam, die kerels moeten in de sawa blijven.’’
Sam riep weer naar de kerels. De kerels blijven staan, de vrouwen beginnen nu allemaal overeind te komen en trekken hun kinderen uit het water en rennen de kampong in. De vrouwen begonnen te roepen. Hardeman dacht ‘ wat zal er een angst zijn onder die vrouwen en kinderen. Waarschijnlijk ook bij de mannen maar daar heeft Hardeman geen moeite mee. Die lui zijn niet te vertrouwen.
‘VOORWAARTS!’, riep Hardeman, toen hij zag dat de vrouwen en kinderen de sawa hadden verlaten.
‘Denk aan die kerels in de sawa. Er zijn er bij die geweren hebben!’
De mariniers waren op hun qui vive. Hardeman liep zelf tot zijn knieën in het water van de sawa. Alle kerels met wapens in de sawa werden doodgeschoten. De wapens werden op het pad gegooid. Het waren er veel en deze konden we niet allemaal dragen.
‘Straks nemen we de wapens mee,’ riep Hardeman.
‘Oprukken naar het onderkomen,’ riep Hardeman. De mariniers renden in gebukte houding naar het onderkomen. Toen ze daar arriveerden bleek dat er geen ploppers in aanwezig waren. Het onderkomen was gebouwd van bamboematten en in het onderkomen stonden baleh-baleh’s. Er lagen kussen van gevlochten riet. In de hoek lagen balen rijst. Dozen met eieren en er lag overal kleding. Het was een verblijf waar kennelijk permanent werd gewoond. Er werden geen wapens gevonden. Maar dat was logisch die ploppers lagen ergens op ons te wachten tot ze de kans kregen ons onder vuur te nemen.
‘Blijf goed opletten. Hier zijn geen wapens gevonden. Die ploppers liggen ergens ons op te wachten,’ zei Harde,man.
‘Wat moeten we met die balen rijst,’ vroeg Leo van der Noot/
‘Het is jammer at we het niet aan de bevolking kunnen geven. Maar ze zijn nogal vijandig tegen ons. Steek de hele zooi maar in de brand. Het is zonde! Maar anders wordt het toch weer door die ploppers gebruikt,’ antwoordde Hardeman.
‘Als er ploppers in leven blijven. Je hebt er al aardig wat om zeep geholpen,’ grinnikte Jan Haag.
‘Kom op, de brand er in,’ riep Hardeman. De luitenant stond er bij. Hij zei niets en had ook nog niets gezegd sinds wij waren vertrokken van de post.
Binnen een paar minuten stond het onderkomen in lichte laaie. Hardeman keek in het rond en zag in de verte nog iets dat leek op een onderkomen.
‘Jan,’ riep Hardeman, ‘ Leg een vuurbasis met de groep. De luitenant en Leo, en ikzelf gaan naar die ander onderkomens kijken. Je moet ons goed in de gaten houden. Als we worden beschoten dek ons af met je vuur.’
‘Oké Klaas,’ antwoordde Jan Haag.
‘Als je zelf wordt aangevallen schiet dan onmiddellijk terug. Wij zijn ook zo snel mogelijk terug,’ zei Hardeman.
‘Ik heb het in de hand, Klaas,’ zei Jan Haag.
‘Luitenant gaat u mee, en jij Leo ook.’’
‘Ja, dat is goed,’ zei de luitenant.
‘Ik ben er klaar voor,’ zei Van de Noot.
‘Daar gaan we dan. We moeten ons snel verplaatsen,’ riep Hardeman. De drie mariniers renden in de richting van de onderkomens die zo’n 200 meter  verderop in de sawa’s stonden.
De mariniers dekten d drie anderen. Ook nu renden ze over de sawadijkjes. Het ging toch sneller dan door de drassige sawa’s. De afstand naar de onderkomens werd vrij snel afgelegd. Bij de onderkomens aangekomen bleek het dat het schuine rieten afdaken waren waar de mensen schuilden tegen de hitte of regen.
‘Dit zijn geen onderkomens waar we ons druk over hoeven te maken.,’ zei hardeman, ‘ Kom, we gaan terug.’
Op dit moment barste er een hevig vuurgevecht los. Een zware mitrailleur was duidelijk hoorbaar. Het was de vijand die de vuurbasis onder vuur nam. Ook hoorden we geweerschoten. Het was een oorverdovend lawaai. Het schieten was niet bedoeld voor Hardeman en zijn metgezellen maar duidelijk voor de vuurbasis. Het was weer een klein oorlogje. Hardeman was nog te ver weg om onder vuur genomen te worden.
‘Kom op, we moeten snel terug. Er is een behoorlijk vuurgevecht.,’ zei Hardeman.
De drie mariniers renden over de sawadijkjes terug naar de patrouille. Het was een hevig vuurgevecht. De vijandelijke mitrailleur ratelde onophoudelijk naar de mariniers.
‘Moeten we eerst nog deze afdaken in de hens steken,’ vroeg Van der Noot.
‘Ja, laten we dat nog maar even doen,’ antwoordde Hardeman.
Enige seconden later stonden de afdaken in lichte laaie. Het brandde als een fakkel.
‘Kom, nu snel terug,’ zei Hardeman. Hij begon alweer te rennen. Een goeie honderd meter verderop werd er nog steeds flink op elkaar geschoten.
‘Let goed op, we kunnen ook zo onder vuur genomen worden,’ riep Hardeman. Het zweet gutste de mariniers van het gezichten. Opeens stond Hardeman voor een plopper. Hij lag op zijn rug en zijn wapen was op Hardeman gericht. De plopper is kennelijk zo geschrokken dat hij vergat te schieten. Hij riep nog, ‘Tuan, niet schieten.’ Maar het was te laat de kogel uit de karabijn trof hem in de borst en hij stierf ter plaatse plopper.
Door de klap van de kogel vloog hij overeind en viel toen achterover in de sawa. De luitenant stond stram en bracht de militaire groet en zei, ‘ De man sterft voor zijn vaderland.’ Hardeman doorzocht de zakken van de plopper maar vond niets. Hij nam het geweer mee.
‘Kom mee,’ riep Hardeman en rende weer verder. De twee achter hem aan. Ze werden onder vuur genomen. Ze waren nu dichtbij de vuurbasis.
‘Dekken!’ schreeuwde Hardeman. Het laatste stuk tijgeren ze naar voren in de richting van Jan Haag en zijn mensen. Alle mariniers lagen nu in dekking en schoten in de richting van de kampong.
‘Ze gaan goed te keer, Jan,’ zei Hardeman toen hij naast Jan Haag neerplofte.
‘Ja, behoorlijk hé,’ grijnsde Haag, ‘ Wat heb je daar voor een geweer?’
‘Er lag een plopper  en had zijn geweer op mij gericht maar vergat te schieten. Dat heb ik dan maar gedaan. Maar Jan, we kunnen hier niet blijven liggen. Die klere ploppers hebben een zware mitrailleur. Die mitrailleur moeten we te pakken zien te krijgen. Blijf jij met je ploeg huur liggen en blijf ze onder vuur houden. Ik ga met de rest verder en probeer die mitrailleur te pakken te krijgen.. Blijft ons dekken. Wij gaan sprongsgewijs naar voren. Als ik je nodig heb dan zwaai ik met de gekleurde vlag. Heb je genoeg munitie?’
‘Genoeg, Klaas.’’
Jan Haag lag geheel links van de patrouille. Hardeman tijgerde naar rechts om de mensen te waarschuwen dat hij sprongsgewijs naar voren wilden gaan.
‘Ziekenverpleger, blijf bij korporaal Haag,’ riep Hardeman.
De ziekenverpleger stak zijn hand op.
‘Sam, jij gaat met mij mee.’ Ook Sam begreep het
Hardeman keek nog even om zich heen en naar zijn mensen. Ze lagen gespannen te wachten op zijn sein.  Jan Haag en zijn mensen bleef  de vijand onder vuur nemen en de vijandelijke mitrailleur bleef ook terug schieten. Ook werd er met geweren geschoten. De mariniers lagen goed gedekt tegen de sawarand aan.
‘OPGELET!  Sprongsgewijs voorwaarts!’ schreeuwde Hardeman. Hij sprong overeind en rende de vier voorste mariniers voorbij die hem onmiddellijk volgden. Tegen de luitenant riep,’ kom op, luitenant.’
Ook deze sprong op en rende gebukt mee. Een kogelregen van de vijand werd afgevuurd op de rennende mariniers. Vijftien tot twintig meter verder vielen zij neer en onmiddellijk kwam de volgende ploeg overeind en rende voorwaarts. Jan Haag met zijn  ploeg bleef liggen en bleef de vijand onder vuur nemen. Hardeman sprong weer voorwaarts, zijn mannen volgden hem. Daarna weer de volgden ploeg. Hardeman en zijn mensen schoten in de richting van de kampong. Hardeman gaf steeds het moment aan van voorwaarts gaan. Gebukt rennend en daarna weer schieten in de richting van de kampong en zijn mannen deden steeds hetzelfde. Zo ging de groep voorwaarts en veroverde zij steeds meer terrein. Jan Haag bleef maar op de vijand schieten en ook hij en zijn mensen werden behoorlijk zwaar onder vuur genomen.
‘Voorwaarts,’ schreeuwde Hardeman en weer renden de mariniers voorwaarts. En iedere keer hoorde zij de kogels over hen heen fluiten. Maar van de kant van de vijand werd slecht geschoten want er werden geen mariniers getroffen. Hardeman dacht in een flits aan de munitie. Door de mariniers werd veel geschoten. Ze hadden altijd veel munitie bij zich. Maar er werd nu zo veel geschoten. De kogels van de vijand vloog hen om de oren. Het was een vreselijk veel lawaai. Hardeman keek naar zijn mannen de koppen waren rood en bezweet. Maar ze waren vastberaden. Ze volgden hem zonder iets te zeggen.
‘Ja, daar gaat ‘ie weer,’ schreeuwde Hardeman weer en hij sprong op en rende gevolgd door zijn mensen weer voorwaarts. Weer braakte de mitrailleur zijn vuur over de rennende mariniers uit. Maar de mariniers lagen weer plat terwijl steeds meer terrein wonnen.
Hardeman keek even voor zich uit en zag dat hij een breed pad naderde. Nog een meter of twintig.
‘Nog een keer, mannen. Daar is een weg daar moeten we heen.’’
‘Klaar? RENNEN!.
Eerst de ploeg met Hardeman  ging in een laatste sprong naar voren. Het vijandelijk vuur is moordend.
‘Man voor man naar voren,’ schreeuwde Hardeman en hij sprong als eerste op en rende naar voren. Hij ploft direct weer in het zand. Het waren zo’n vijftien meter. Een marinier volgde hem en valt naast Hardeman in het zand. Een voor en kwamen ze aangerend. Hardeman springt weer op en rende de laatste meters voorwaarts. Hij liet zich weer plat op zijn buik vallen, de luitenant viel naast hem neer. De rest volgden hem en kwamen er allemaal goed
Doorheen. Hardeman zag dat er een diepe sleuf tussen de sawa en de weg was. Hij kroop er heen en riep, ‘ hierheen allemaal.’ De mariniers tijgerde allemaal in de sleuf en lagen tegen de kant van de sawa. De mitrailleur en de geweren konden ze3 daar nooit raken.
‘Hier liggen we goed, luitenant,’ zei Hardeman.
‘Ja, of ze moeten mortieren hebben,’ antwoordde de luitenant.
Met zijn elven lagen ze in de sleuf en de kogels fluiten over hen heen. Van de vijand niet zo goed bekeken want het kost ze veel munitie. De mariniers keken met holle ogen naar Hardeman. Ze waren blij dat het tot zover was gelukt.
‘Prima, jongens,’ riep Hardeman en stak zijn duim omhoog.
In de verte hoorden zij de vuurbasis schieten. De vijand had zijn vuur verlegd en schoot nu op de mannen van Jan Haag.
‘Luitenant, Sam. Komen jullie even hier,’ zei Hardeman de twee mariniers tijgerden naar Hardeman toe.
‘Ik wil de situatie opnemen en wil zien waar die weg naartoe loopt. Gaan jullie mee?
Met zijn drieën kropen ze naar de rand van de weg en stonden ineens rechtop op[ het pad. Nog steeds werd er geschoten door de vijand maar in de richting van Jan Haag. Hardeman kon de omgeving goed overzien. Maar dat duurde maar kort want de mitrailleurschutter had hen opgemerkt en verlegde zijn vuur naar de drie mariniers die op het pad stonden en een regen van kogels vliegt tussen hen door. Geen van drieën werd geraakt. Het was ongelooflijk!. De kogels maakten een rist in de sawa. Alles had maar enkele seconden geduurd. De drie mannen doken in de greppel.
‘Nou, dat was even sloffen,’ zei Sam.
‘Dat was het zeker,’ antwoordde de luitenant. De vijand schoot nu nog heviger in onze richting. Maar de kogels vlogen over de mariniers heen. We werden wel tegen de grond gehouden. Geen schot konden we terug vuren. Dit mocht niet langer meer duren e moesten weer vuuroverwicht zien te krijgen. Jan Haag en zijn mensen schoot nog steeds op de vijand.
‘Sergeant, die ploppers zitten heel dichtbij. Ik krijg iets tegen mijn helm,’ zei de marinier Van Heugten.
Hardeman kroop naar de marinier toe en bekeek de helm. Een kogel is afgeketst op de stalen helm en heeft er een deuk in achtergelaten.
‘Neem je helm even af,’ zei Hardeman, ‘ Dan kan je zien waarmee ze hebben gegooid.’
Van Heugten nam zijn helm van het hoofd en bekeek deze en werd lijkwit als hij de deuk in de helm ziet. Zo dichtbij bij de dood is hij waarschijnlijk nog nooit geweest.
‘Dondeju.’ Is het enige dat hij kan uitbrengen. De marinier een Bredase jongen is nog lijkwit.
‘Ga dieper in de sleuf liggen,’ zei Hardeman tegen hem.
Van Heugten dook nog dieper weg. Hardeman kroop naar zijn mannen en controleerde de munitie voorraad. Het was bedroevend weinig.
‘Wij hebben veel munitie verschoten,’ zei Hardeman tegen de luitenant.
‘We hebben nogal wat moeten schieten om hier te komen. Er zijn toch geen problemen?’ zei de luitenant.
‘Nee, we zitten niet zonder. Ik haal eerst Jan haag met zijn mannen hierheen. Daarna kijken we wel verder. We zullen de munitie verdelen. De vijand moet worden opgeruimd. Daarvoor zijn we hier,’ zei Hardeman.
Marinier Van Kreek droeg een fel rode vlag om zijn schouder. De vlag voor herkenning van onze eigen mensen.
‘Van Kreek, bind je vlag aan de loop van je wapen. Dan ga je in een flits rechtop staan en zwaai als de bliksem zodat de vuurbasis je kan zien. En dan nog sneller als de bliksem duik je weer weg.’
Van Kreek keek schichtig in de richting van Hardeman. Hij begon de vlag aan de loop van zijn wapen te binden en zat op zijn knieën. Nog steeds werd er in de richting van de mariniers geschoten. Ze probeerden de mariniers tegen de grond te houden. Maar Van Kreek moest omhoog!
‘Van Kreek, schiet op, omhoog die vlag,’ riep Hardeman.
Van Kreek kwam half omhoog en dook weer in de greppel toen er een serie kogels over hem heen vloog.
‘Schiet op Kreek, die vlag omhoog,’ schreeuwde Hardeman nu.
Even wachtte Van Kreek nog en sprong op en zwaaide met de vlag. Direct gevolgd door een serie kogels uit de mitrailleur. Rrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrrt.
De kogels logen hem om de oren en las een baal meel stortte hij in de greppel. Eigenlijk was het heel grappig om te zien hoe hij als een baal meel naar beneden viel. Maar het was wel een gevaarlijk spelletje wat Hardeman had bedacht. De vijand bleef nog even doorschieten. De vijand had kennelijk genoeg schieten. Laat ze maar schieten. Zolang ze niemand raken dan zijn de kogels voor niets verspeeld.
Maar Jan Haag en zijn mensen moesten wel snel terug zijn bij Hardeman en zijn mensen. Hardeman zal niet eerder op de vijand schieten.
‘Sergeant, sergeant, ze schieten me kapot,’ gilde Van Kreek.
‘Schiet op man, die vlag omhoog,’ schreeuwde Hardeman boven het lawaai uit.
Van Kreek ging weer omhoog maar voor hj zover is ratelde de mitrailluer weer in de richting van Van Kreek. Hij viel als een blok voor Hardeman.
‘Van Kreek, schiet op!.’’
Van Kreek twijfelde. Verdomme, het duurde veel te lang. Als die vuurbasis niet snel hier is dan werd het voor Hardeman erg moeilijk.
De vijand bleef ons en Jan Haag bestoken. De vijand had kennelijk door dat het bij de mariniers niet helemaal goed zat.
‘Geef hier die vlag,’ riep Hardeman.
Hardeman trok de vlag uit de handen van Van Kreek. Hij wachtte even af en kroop iets naar rechts. Hij sprong omhoog en stond languit op het sawadijkje. Hij zwaaide met lange halen de vlag heen en weer. Allen keken naar hem. Hij duikt weer in de greppel en elke plopper die Hardeman had gezien schoot nu in zijn richting. Maar Hardeman lag alweer in de greppel. De ploppers waren te laat. De kogels gieren over de mariniers heen.
‘Klaas, wees voorzichtig,’ zei de luitenant.
Hardeman hoopte dat Jan Haag  of één van zijn mensen de vlag had gezien. Hij kroop nu helemaal naar links en sprong weer omhoog op de sawadijk. Weer zwaaide hij een paar keer languit staand de vlag heen en weer en liet zich weer in de greppel vallen. De kogelregen kwam ook nu weer te laat.
‘Let goed op. Kijk af en toe over de rand zodat we niet worden verrast,’ riep Hardeman.
Het vijandelijk vuur werd verlegd, waarschijnlijk verplaatste Jan Haag zich met zijn ploeg.
‘Ik denk dat Jan Haag zich aan het verplaatsen is, Klaas,’ riep de luitenant, ‘De mitrailleur vuurt nu in een andere richting.’
Het vijandelijk vuur was heel hevig. Er kwamen geen kogels over de groep van Hardeman. Jan Haag en zijn mensen werd flink onder vuur genomen. Hardeman gluurde over de rand van de greppel maar hij zag niets. Het kan niet anders, de vuurbasis had de vlag gezien en is nu onderweg naar de greppel. Het vijandelijk vuur was zo hevig dat de mariniers van Jan Haag één voor  één van plaats moesten verwisselen.. Verdomme, wat duurde het lang voordat de vuurbasis in de greppel lag. Onophoudelijk werd er geschoten. De ploegen van Hardeman konden niet schieten vanwege munitie besparing. De ploeg van Jan Haag had het moeilijk.
De vijandelijke mitrailleur vuurde hevig. Ook werd er geschoten met geweren. God, laat ze het alsjeblieft halen. Ineens schuift een marinier in de greppel. Hij is lijkwit. Dan nog twee mariniers die in de greppel rolden. De ziekenverpleger er achter en als laatste Jan Haag. Goddank, ze hebben het gehaald.
Jan Haag is grauw van kwaadheid.
‘Godverdomme, sergeant, waarom hen je ons niet gedekt,’ schreeuwt Jan Haag tegen Hardeman. Hij is zo kwaad dat hij Hardeman niet bij de voornaam noemt.
Maar Hardeman kon zich goed voorstellen dat hij zo kwaad was, natuurlijk had hij gedekt moeten worden. Maar Hardeman had de opdracht gegeven niet te schieten, vanweg de munitie. Het spelletje was nog niet uit hij moest de vijand vernietigen en daar had hij munitie voor nodig.
‘Die klere ploppers schoten ons bijna aan flarden met die mitrailleur. En jullie liggen hier lekker in deze greppel. Stelletje klootzakken,’ schreeuwde Jan Haag ziedend.
 Voordat Hardeman iets kon zeggen greep de luitenant in.
‘Kalm aan, korporaal. War denk je dat de sergeant hier aan het doen is. Als hij er niet was geweest dan hadden we allang de pijp uitgeweest!’
De luitenant had zich nog steeds niet bemoeid met de patrouille maar nu sprong hij in de bres voor Hardeman. Jan Haag was nog steeds witheet
‘Dat kan mij geen flikker schelen,’ brult Jan Haag weer in de richting van de luitenant, ‘Wij waren bijna de pijp uit!’
Ondertussen lagen de mariniers plat op hun buik in de greppel. De mitrailleur ging door met ons in de greppel te houden.
‘Jan, houd je kalm,’ riep Hardeman nu,’ Ik heb nu wel wat anders aan mijn hoofd dan te gaan zitten bekvechten. Hoeveel munitie heeft jouw ploeg nog?’
Woest vroeg Jan Haag aan zijn mensen hoeveel munitie zij nog hadden. En dat bleek nog flink wat te zijn. Gelukkig was het een goede gewoonte om veel munitie mee te nemen. Maar de tegenstand was nu behoorlijk geweest en had de groep van Hardeman veel munitie verbruikt.
‘Jan, verdeel de munitie over de ploegen. Dit is tevens de reden dat ik je niet kon helpen. We hebben straks nog iets te doen en daar hebben we ook munitie voor nodig,’ zei Hardeman.
Jan Haag lag naast Hardeman. De beide vrienden keken elkaar recht in de ogen. ‘Sorry sergeant, Klaas’ Jan Haag en zijn mensen hadden de dood onder ogen gezien. Maar Hardeman moest nu snel iets doen. Eerst moesten de mariniers vuuroverwicht zien te krijgen. Dat hadden de ploppers nu. Iedereen had weer een flink hoeveelheid munitie.
‘Luister uit!,’ schreeuwde Hardeman, ‘We moeten nu snel iets doen. Jan, Leo jullie ploegen beschieten de mitrailleur. Theo, jouw ploeg schiet in de tegenovergestelde richting in de richting, er wordt vanuit de sawa achter ons ook op ons geschoten. Als wij voorwaarts gaan schiet jij in de sawa en dan kom je direct achter ons aan en schiet je vooruit.’
‘Oké.’
‘Wij gaan recht op de mitrailleur af. Schiet zoveel je kan en schreeuwen tegelijk. We moesten snel in de kampong zijn.’
De mariniers lagen allemaal tegen de kant opgekropen, klaar om te starten.
‘Wacht nog even, op mijn teken schieten en schreeuwen.’
‘Iedereen klaar?’
De korporaals staken hun hand op. Klaar!
Hardeman keek nog even naar zijn mannen. Verbeten gezichten. Zelfs Van Kreek was zeer gespannen. De luitenant had zijn pistool een  zwaar kaliber pistool in de hand.
De vijandelijk mitrailleur ratelde nog steeds over de rand van de greppel.
‘Let Op!’, schreeuwde Hardeman, ‘ Allemaal tegelijk.’
Hardeman wachtte nog even. Iedereen keek naar hem.
Even doet de vijand niets,
‘VUREN!’
Hardeman sprong op en ging geknield op de dijk zitten zijn mariniers waren hem gevolgd. Toen brak de hel los.. Een oorverdovend lawaai brak over de kampong los. Alle mariniers zaten in geknielde houding en vuurden in de richting vn de vijand. De vijandelijke mitrailleur zweeg! Was hij uitgeschakeld? De mariniers bleven doorschieten. De BAR schutters schoten hun wapens leeg en het vijandelijk vuur werd minder. Hardeman reageerde onmiddellijk.
‘Sprongsgewijs voorwaarts!’
Hardeman sprong op en rende naar voren gevolgd door een ploeg. Schietend en schreeuwend renden zij voorwaarts.
Ploeg voor ploeg renden de mariniers voorwaarts. De mitrailleur zweeg nog steeds. De mariniers renden voort. Kijk Van Kreek eens met zijn verbeten gezicht. Wat een kerels!. De luitenant rende met de laatste ploeg voorwaarts.
‘Kom op mannen, we moeten die mitrailleur hebben,’ schreeuwde Hardeman en hij rende alweer naar voren en zijn mannen achter hem aan. Er was nog wel vijandelijk geweervuur.
Maar veel minder dan voordien.
‘STORMEN’, schreeuwde Hardeman.
Iedereen sprong overeind en schreeuwend en schietend rende de hele groep in linie voorwaarts in de richting van de kampong. Het vijandelijk schieten was nu geheel opgehouden. Alleen de mariniers maakten nu een hels kabaal. Geen vijand meer te zien. We renden tot aan het pad midden in de kampong. Rechts van ons renden een aantal ploppers de kampong uit. De mariniers schoten een serie kogels hen na.
‘Naar rechts!,’ schreeuwde Hardeman. Alle mariniers renden achter Hardeman aan die het pad afliep. Aan het eind van het pad zien wij nog ploppers in de sawa lopen, struikelend en vallend zoeken zij een heenkomen. Bij een bruggetje over een kali gingen wij de ploppers opgelegd beschieten. Heel in de verte zien wij drie ploppers met de mitrailleur lopen. Dat wapen hebben ze in veiligheid gebracht. Groot gelijk hebben ze. Jammer voor Hardeman. Hier en daar werd nog een schot gelost maar niemand werd daardoor getroffen. De mariniers bleven de ploppers beschieten en ze merkten dat er nog een paar werden getroffen. Hardeman zag Jan Haag rechtop staan en zijn geweer schouderde. Op ongeveer zeventig meter stond een plopper net met zijn hoofd net boven de rijst uit naar de mariniers te kijken. Hij droeg een veldmuts.
‘Schiet hem neer, Jan,’ riep Hardeman.
PANG!
Hardeman en Haag zagen de man vallen.
‘Die heb ik te grazen,’ zei Jan Haag met zijn bekende grijns. Zijn kwaadheid was alweer voorbij.
‘Wij gaan kijken of die vent geraakt is. Theo blijf jij hier met je groep. Dek ons,’ zei Hardeman.
‘Ja, ik wil zien of ik die vent geraakt heb,’ zei Jan Haag.
Twee ploegen gingen de sawa in en zochten naar doden of gewonden. Ook Sam de VDMB’er ging mee. Hij doorzocht de zakken van de doden, hij zat op zijn knieën bij een dode. Het bleek een 2de luitenant van de TNI te zijn.. Hij was in het hoofd geraakt.
‘Sam doorzoek zijn zakken en haal zijn epauletten er af.,’ zei Hardeman.
‘Oké sergeant.’ Hij had de hand van de dode in zijn handen. Hij haalde er een ring met een rood steentje vanaf en deed het om zijn pink. Hardeman deed of hij niets zag.
De dode officier had een groen band om het hoofd. Hij was commandant van één van de gevechtsgroepen. Er lagen veel doden in de sawa, klewangs, kapmessen en een paar geweren werden gevonden. De mariniers struinden de sawa goed af. Korporaal Haag stond bij een dode plopper.
‘Klaas, moet je kijken,’ zei hij tegen Hardeman, ‘ deze vent is ook officier. Hij heeft een ster op zijn epauletten. Deze officier had een rode band om zijn hoofd. Jan Haag doorzocht zijn zakken en vond een een stuk papier in één van de zakken.
‘Wat is dat, jan.’
‘Hé, het lijkt wel een getekende kaart. Verrek moet je kijken, het is een kaartje van onze stellingen in Banjoe Oerip.’
‘Laat mij eens zien, Jan.’ Zei Hardeman, en hij pakte het stuk papier uit de handen van Jan Haag.
‘Verdomd, dat hebben ze goed getekend. Precies onze stellingen en op de juiste plaats ingetekend. Ze zijn goed op de hoogte van onze post,’ zei Hardeman.
‘Hé, moet je kijken hoe goed deze jongen een kogel in hart van deze officier heeft geschoten,’ grijns de Jan Haag.
In de borst van de luitenant was nog net het uiteinde van de kogel zichtbaar. Jan Haag peuterde de kogel uit het lichaam en hield hem triomfantelijk omhoog.
‘Deze kogel hang ik om mijn nek,’ grijnsde Jan Haag. Hij stak de kogel in zijn dungareejas en struinde verder door de sawa.’Haal ook bij deze TNI officier de epauletten van zijn schouders. Dan kunnen wij deze meesturen met het patrouillerapport. Dan kunnen ze zien dat wij geen sterke verhalen vertellen,’ zei Hardeman.
Er waren veel doden gevallen bij de ploppers. Eerst al door Hardeman die er een flink aantal had doodgeschoten en dan tijdens het gevecht waren er ook heel wat afgeschoten. De gewonden waren meer dood dan levend. Wij konden ze niet meenemen. De bevolking zal wel voor hen zorgen. De mariniers zochten nog naar meer wapens en kapmessen. Het was nogal wat, we moesten het onder elkaar verdelen. Sam kwam naar Hardeman toe lopen en had twee ploppers uit de sawa gevist.
‘Sergeant, deze twee kerels neem ik mee naar de post voor verhoor. Ze zijn licht gewond en kunnen best nog lopen.’
‘Doe dat maar, maar zorg er voor dat ze op de post komen. Wij hebben genoeg te dragen.’
‘Oké, sergeant.’
De beiden gevangenen hadden allebei nog een klewang onder de sarong verborgen. Ze boften dat ze niet doodschoten werden. Maar deze lieden hadden misschien nog iets te vertellen..
De mariniers waren er allemaal heelhuids vanaf gekomen. Het mag wel een wonder heten want in het begin leek het er op dat het even mis kon gaan. De mariniers hadden een goede beschermengel.
‘Verzamelen!,’ riep Hardeman.
Iedereen kwam naar Hardeman toegelopen en gingen om heen staan. De luitenant stond naast Hardeman.
‘Houdt de omgeving goed in de gaten. Als je iets ziet bewegen schiet dan. Er mocht eens een verdwaalde plopper liggen die een van ons nog te grazen wil nemen,’ zei Hardeman.
De mariniers gingen wat uit elkaar en hielden de omgeving goed in de gaten.
‘Klaas, mijn complimenten. Je hebt het er goed van afgebracht,’ zei de luitenant, ‘Het was even hachelijk op een gegeven moment maar je hebt ons er mooi uitgehaald. En de vijand is opgeruimd.’
‘Bedankt, luitenant. Maar ik heb het niet alleen gedaan. Met zo’n groep als ik heb kan het niet fout gaan. Ik neem mijn pet af voor Jan Haag en zijn ploeg. Zij hebben het niet makkelijk gehad. Allemaal bedankt voor jullie inzet,’ antwoordde Hardeman.
‘Oké, nu terug naar Banjoe Oerip. We dwars door de kampong Loop achter elkaar met grote tussenruimte. Let goed op er kunnen nog best ergens een paar ploppers in de kampong zitten.
Voorwaarts!.’
De patrouille zette zich in beweging. De mariniers zaten dik onder de modder. Zij droegen de buitgemaakte wapens. Hardeman had een Japans samoeraizwaard buitgemaakt. Eén van de gedode officieren had het bij zich. Hardeman was er blij mee. Hij zou het zwaard goed bewaren.
De patrouille liep in de kampong, wapens schietklaar in de hand. Hardeman hoopte maar dat er niet nog ploppers in de kampong waren. Er waren al doden genoeg gevallen. Het zou goed beroerd zijn als er nu nog mensen van hemzelf gewond zouden raken of nog erger dat er iemand zou sneuvelen.
Het was stil in de kampong. De bewoners lieten zich niet zien. Toen de patrouille halverwege de kampong was kwam er een vrouw jammerend uit een huis. Zij droeg een kleine jongen in de armen. De jongen was door een kogel in zijn been geraakt. Zo te zien was er geen bot geraakt.
‘Ziekenverpleger. Hier is toch nog werk voor je,’ riep Hardeman. De ziekenverpleger bekeek de wond.
‘Het valt gelukkig mee, sergeant. Het is een flinke vleeswond. Ik zal er een flink verband om doen dat zal bloeden stoppen.’
‘Doe maar. Ik zal de vrouw zeggen dat zij morgen naar de post moet komen dan wordt de jongen verder behandeld, ‘ zei Hardeman.
Hardeman zei de vrouw dat ze de volgende dag naar Banjoe Oerip moest komen. De vrouw knikte alleen maar. Toen de jongen verbonden was ging de patrouille verder. Bij de bosrand zei Hardeman,’ Nu snel terug naar de post.
Het as een lange gevaarlijke dag geweest. Het was bijna 18.00 uur als we op de post arriveerden. We werden opgewacht door de anderen mariniers. Iedereen was nieuwsgierig hoe het was afgelopen. Ze hadden wel begrepen dat er iets aan de hand moest zijn geweest anders was de patrouille nooit zolang weggebleven. De afloop werd uitgebreid verteld dor de deelnemers van de patrouille.
‘Klaas, loop nog even mee,’ zei de luitenant en beide mannen begaven zich naar het huis van de luitenant.
‘Ik ben zeer tevreden over de wijze waarop je deze patrouille hebt geleid. Ook ik heb veel opgestoken. Ik zal de compagniescommandant inlichten over het goede werk dat je vandaag hebt verricht.’
‘Bedankt, luitenant. Als ze nog ergens een sergeant nodig hebben denk dan aan Jan Haag. Hebt u mij nog nodig?’
‘Nee, ga je gang maar, Klaas. Over dat voor Jan Haag zal ik goed in de gaten houden.’
Hardeman liep terug naar zijn huis en zag dat er een paar mariniers op hun tampat lagen
‘Jullie zullen wel moe zijn maar ga toch eerst mandi anders wordt het te koud. Daarna wapenonderhoud. Uiteraard kunnen jullie eerst gaan eten. Vannacht zijn jullie vrij van wachtdienst.’
‘Oké, sergeant.’
Hardeman trok zijn kleding uit en ging zich mandi. Het koude water liet hij rijkelijk over zijn lichaam stromen. Hij voelde de moeheid uit zijn lichaam trekken. Daarna ging hij eten.
Zijn collega Willem Lips liet zich niet zien. Er werd veel nagepraat over de afgelopen dag.
‘Klaas, je hebt vandaag fantastisch werk geleverd,’ zei Jan Haag.
‘Bedankt Jan, maar vergeet niet dat jullie daar aan hebben meegewerkt,’ antwoordde Hardeman.
‘Als er goede leiding is dan kan alles. Wij hebben aan jou een goede groepscommandant. Dat wilde ik toch even zeggen.’
Jan Haag nam zijn geweer en ging het schoonmaken. De mariniers zagen er weer fris uit en waren druk bezig met hun wapens. Hardeman was blij dat er met zijn mensen niets was gebeurd. Het was best mogelijk geweest. Deze ploppers waren behoorlijk bewapend geweest. Vooral die zware mitrailleur ws zeer gevaarlijk. Jammer dat hij dat wapen niet buit heeft kunnen maken.
De luitenant kwam nog even binnen lopen en zei,’ Jullie kunnen twee dagen rust nemen. Deze dagen wordt er niet gepatrouilleerd en jullie zijn ook twee dagen vrij van wacht.’
Het bericht werd met gejuich ontvangen.
‘Klaas, denk aan je patrouillerapport,’ zei de luitenant.
‘Dat rapport kan morgenochtend mee naar Padangan,’ antwoordde Hardeman. Hij maakte het patrouillerapport en schreef gelijk een brief aan zijn meisje in Soerabaja. Na de 2de politionele actie had hij weinig geschreven. Veel tijd had hij er ook niet voor gehad. Hij zou niet schrijven of de patrouille van vandaag. Zij zou zich alleen maar zenuwachtig maken. En Hardeman was niet zo’n schrijver over militaire zaken en zeker niet aan zijn meisje. Een uur later lag Hardeman onder zijn klamboe
.

 

Copyright © A.E.O. Hartsuiker - All Rights Reserved

Creatie datum: 23/06/2017 22:58
Categorie: Verhalen - Hartsuiker, Cees
Pagina gelezen 8998 keren


Reacties op dit artikel

Er heeft nog niemand gereageerd.

Nieuws van den dag uit het voormalig Nederlandsch-Indië