Zoek
 
Sluiten
INDISCHE ENCYCLOPEDIE
Indopedia
INDOPEDIA
De Indische Encyclopedie
 

Index encyclopedie

Tel. / adres boeken

Recepten, Gerechten

Djamu (Jamu) - medicinale kruiden , planten en vruchten. Ziekten & Kwalen

Indische Boekrecensies

Verhalen

Bladmuziek Krontjong

Bezoekers vanaf jun. '09

 19640054 Bezoekers

 48 Bezoekers online

rss Deze artikelen zijn ook met een RSS reader te lezen. :
https://indopedia.nl/data/nl-articles.xml

Mijn verhaal - Nederlands Indië 37

Een informant van de VDMB bracht op een avond een aantal Indonesiërs mee die hij gevangen genomen had omdat zij ’s avonds in de omgeving van onze post rondhingen. De informant was op verkenning gegaan en als kind van het land was hij niet opgevallen en kon deze kerels gevangen nemen. De kerels werden onder bewaking gesteld van een tweetal mariniers. Eén van de kerels was in het huis van de VDMB om verhoort te worden.
De anderen zaten op hun hurken buiten het huis en werden bewaakt door de twee mariniers.. Opeens werd er geschoten met een automatisch wapen. De mariniers pakten hun wapens en renden naar buiten om naar hun alarmstellingen te gaan. Maar dat bleek niet nodig te zijn. Drie dode kerels lagen onder aan de trap van het VDMB verblijf. Eén van de mariniers die de kerels bewaakte was bij de sergeant van de VDMB, hij zei, ‘ Sergeant,die andere ploppers zijn dood. Ze wilden vluchten en ik kon niet anders doen dan ze met mijn tommygun neerschieten.’’
 De marinier was er niet van onder de indruk. De sergeant van de VDMB wel! Hij was woest.
‘Het enige wat jullie kunnen is mensen doodschieten. Het lijkt mij sterk dat die lui wilden vluchten. Ze zijn toch niet gek om er vandoor te gaan terwijl jij met een  tommygun op hen gericht staat,’ brieste de sergeant.
‘U denkt toch niet sergeant, dat wij die ploppers zomaar hebben doodgeschoten,’ antwoordde de marinier en hij liep het huis uit. De sergeant deed verder niets. Niemand schonk er enige aandacht. Het leven van een plopper was niets waard. Over dit incident werd niet meer gesproken. De dode kerels werden door kampongmensen weggehaald. Het was alweer vergeten.

Na de gevechtspatrouille van Hardeman waren er intussen alweer een aantal dagen voorbij gegaan. Dagelijks werd er gepatrouilleerd en ook de groep van Hardeman had weer patrouille gelopen. Maar er waren geen moeilijkheden geweest. Het was de laatste tijd rustig in de vallei. Misschien kwam dat door de patrouille van Hardeman. Bij de vijand waren toen veel doden gevallen.
Onze kok, hij was meer infanterist als kok was weer eens dronken geweest. Hij werd wakker en ging op de rand van tampatje zitten en nam een fles bier uit de krat die onder zijn tampat stond. Deze flessen waren geen pijpjes, maar grote flessen. De kok sloeg de kroonkurk van de fles door middel van de kroonkurk op de rand van de tafel te houden en er dan een klap op te geven en de fles was open. Er ontsnapten een aantal boeren uit de keel van de kok en hij viel als een zoutzak neer op zijn tampat. Enige ogenblikken bleef hij zo liggen. Hij boerde nog eens hard en stond toen op met zijn handen door zijn dikke haardos wrijvend. Wankelend stond hij daar met een stijve zeiklul in zijn pendek en probeerde zijn evenwicht te houden. Hij liep naar de waterput en gooide een aantal emmers koud water over zijn lichaam. Hij rilde van de kou en liep druipnat terug naar zijn kamer en begon zich af te drogen. Het enige geluid dat Hardeman van hem hoorde was het onsmakelijke boeren. Toen hij een droog pendek aanhad ging hij naar het kombuis. In het kombuis was een oude Javaan bezig met het koken van water voor de thee. Toen de kok dat zag begon hij te tieren en te vloeken tegen de oude man. Waarom was niet duidelijk. De oude man die al een paar weken hield in het kombuis keek onbewogen naar de kok. Geen woord kwam er over zijn lippen. De kok bleef vloeken en tieren tegen de oude man. Hardeman hoorde het allemaal hoofdschuddend aan en liep en liep weg. Van de kok was hij dat wel gewend. De kok had last van een kater en speelde dat uit op de oude man.
Enige tijd later kwam er een marinier bij Hardeman en zei woedend, ‘Sergeant, die stomme kok heeft die oude man doodgeschoten!’
‘WAT!’ riep Hardeman en sprong op uit zijn stoel.
‘Ja, hij heeft die oude man doodgeschoten. Hij beweert  dat hij zag dat de man een brood stal.’
‘Jezus,’
‘En dat hij het water wilde vergiftigen!’
‘Is die klere vent helemaal bedonderd. Je kunt niet zomaar een man doodschieten omdat hij een brood steelt,’ zei Hardeman woedend.
‘Nou, èh, het is wel gebeurd.’
Hardeman liep naar het kombuis en trof daar de kok aan. Hij was broodnuchter.
‘Zeg, waar is die oude man? vroeg Hardeman woedend.
‘Die ouwe zak is kapot,’ antwoordde de kok.
‘Wat kapot!’
‘Die vent heb ik doodgeschoten,’ zei de kok weer.
‘Ben jij godverdomme helemaal door de ratten besnuffeld, idioot,’ schold Hardeman, ‘’ Hoe haal je het in je stomme kop om die man dood te schieten. Wat heeft hij gedaan waarvoor je hem moest doodschieten!’
‘Hij probeerde het water te vergiftigen en hij had een brood gestolen.’
‘En daar schiet jij die voor dood.’
‘Die vuile plopper steelt maar geen brood uit mijn keuken. Die klerelijers blijven mooi met hun poten van mijn spullen af. En de eerste de beste klootjavaan die weer met zijn poten aan mijn broden komt die schiet ik weer kapot,’ brulde de kok woest.
‘Ik ga dit melden aan de luitenant dat begrijp je zeker wel,’ zei Hardeman.
‘Je doet maar! Vergeet er niet bij te vertellen van die kerels die jij op je laatste patrouille allemaal door de kop hebt geschoten,’ riep de kok Hardeman na.
Hardeman was zo kwaad dat hij in staat was om die kok in elkaar te rammen. Hij liep regelrecht naar het huis van de luitenant.. Deze zat nog in zijn pendek rustig in gemakkelijke stoel. Zijn blonde haar stond rechtovereind. Hardeman stond ineens voor hem.
‘Verrek, Klaas, wat kom jij wild binnendraven,’ zei de luitenant. Hij krabde zich in het haar.
‘Die klere kok heeft die oude man die in het kombuis helpt doodgeschoten. Die man werkt hier al een paar weken in het kombuis.’
‘Doodgeschoten!’ De luitenant zat net te kijken of hij water zag branden. Zijn onderlip hing ietwat naar voren. En toen drong het pas goed tot hem door.
‘Is die vent gek geworden. Haal hem hier, Klaas.’
Hardeman ging naar de kok en zei hem dat hij zich moest melden bij de luitenant. Kankerend kwam de kok uit het kombuis en liep op een paar afgetrapte schoenen naar de luitenant en stapte naar binnen. Toen de kok goed en wel binnen was begon de luitenant uit te pakken.
‘Hoe haal jij het in hoofd om iemand dood te schieten en nog wel om een brood,’ zei de luitenant woest. ‘ Ik moet je hiervoor eigenlijk voor de krijgsraad brengen, man.’
‘Die klere vent wilde het water vergiftigen, luitenant,’ antwoordde de kok.
‘Hoe weet je dat en waar haal je die onzin vandaan,’ brieste de luitenant.
‘Die vent liep met een fles en wilde de inhoud in de waterput gooien’
‘Waar is die fles?’’
‘Die heb ik uit zijn handen geslagen.’
‘Ik geloof er geen bliksem van.’
‘Dan gelooft u het maar niet, luitenant. Maar ik schiet iedere klootjavaan voor zijn flikker als die met zijn poten aan mijn spullen komt,’ draafde de kok door.
‘Jij schiet niets! Je bent gewaarschuwd. Als ik hoor of merk dat je iemnd verwond of doodschiet dan breng ik je voor de krijgsraad, Begrepen!,’ brulde nu ook de luitenant.
‘Die klere ploppers schiet ik kapot,’ brulde de kok nog eens.
‘Ik neem aan dat je mij begrepen hebh. En laat ik niets meer horen over dit soort zaken van jou want ik zal je niet meer sparen. En nogmaals, jou wapen heb je alleen voor zelfverdediging en nergens anders voor!. Ga naar je kombuis en zorg er voor dat je daar je zaken in orde hebt,’ zei de luitenant weer kalm.
De kok liep het huis van de luitenant uit en hij vloekte en tierde omdat die vuile ploppers nog werden verdedigd. Verder werd er geen actie meer ondernomen.

We waren nu een maand op Banjoe Oerip. In die weken had zich al veel afgespeeld. Er waren veel patrouilles gelopen. Er was veel vuurcontact geweest met de vijand. Hierbij waren aan vijandelijk zijde veel doden en gewonden gevallen. Ook werden veel wapens buit gemaakt. Onze patrouillerapporten stonden er vol van. Zelf hadden we geen verliezen geleden. Ondanks dat we vaak door het oog van de naald waren gekropen.
De employees van de BPM konden rustig hun werk doen. Zij waren nog steeds niet lastig gevallen door de ploppers. De mariniers hadden nog weinig contact met de mensen van de BPM. Om één of andere reden hadden zij geen behoefte om eens gezellig met de mariniers een avond door te brengen. Uiteindelijk deden wij al dat werk om hen te kunnen laten werken. Voor de BPM was het belangrijk dat zij daar konden werken. Maar goed, het was niet anders.
Hardeman en zijn vriend Theo kregen regelmatig post van hun meisjes uit Soerabaja. Ook de anderen kregen regelmatig post uit Nederland. Uit Nederland hoorden wij over de politieke toestand van Indonesië, zoals dat tegenwoordig genoemd moest worden. Van de hogere legerleiding hoorden wij niets hoe de toestand was. Wij vernamen uit Nederland dat er enorme fouten waren gemaakt door de legerleiding tijdens de 2de politionele actie. Dat hadden wij de uitvoerders van de actie ook wel gemerkt. Tijdens de 2de actie waren alle Indonesische leiders in Djokjakarta gevangen genomen. Deze stad was bezet door de Nederlanders. De hele wereld eisten van de Nederlanders dat zij de gevangen genomen Indonesische leiders werden vrijgelaten en dat de stad Djokjakarta door de Nederlanders moest worden ontruimd.. De militairen waren woest. Zu=ij hadden hun werk voortreffelijk gedaan en zij hadden mensen verloren. Nu moesten het verworven gebied weer ontruimen. Alles was dus voor niets geweest. Ook e onze jongens waren voor niets gesneuveld. Wat een klerezooi!
Hardeman had gedacht dat de legerleiding beter had geweten. Nu wist hij beter. Deze mensen deugde niet voor hun taak. En de politiek was net zo goed schuldig. Schijthuizen waren het. Wat had hij een hekel aan dat soort lieden. Die over de ruggen van de Nederlandse soldaat politiek spelletjes aan het spelen waren.

‘Klaas, we krijgen bezoek,’ zo begon de luitenant toen hij het huis van Hardeman binnen stapte. Hij had een wandelstok in zijn handen.
‘Bezoek? Van wie?’ vroeg Hardeman.
‘De compagniescommandant komt straks een bezoek brengen aan deze post,’ grijnsde de luitenant.
‘Heeft hij daarvoor een speciale reden?’ vroeg Hardeman.
‘Niet dat ik weet. Hij vond wel dat wij veel patrouillerapporten schreven,’ antwoordde de luitenant.
‘Dat zijn we toch verplicht na een patrouille. We wachten maar af, luitenant. Heeft u iets speciaals voor ons vanwege zijn komst?’
‘Ik niet. Ik wilde je alleen informeren. Voor mij mag hij komen,’ zei de luitenant en maakte een prikbeweging met zijn wandelstok naar de keel van een marinier.
De luitenant liep in zijn stereotiepe type houding, enigszins voorover gebogen het huis uit.
‘Wat zou die vent komen doen. Anders laat hij zich nooit zien en moet hij zonodig naar Banjoe Oerip komen,’ zei Jan Haag.
‘Laat hem maar komen. Hij wil graag zijn beste peloton eens opzoeken. Hij zal vast wel wat te kankeren hebben. En wat kan het ons schelen,’ zei Nelis Hartong.
‘Als hij niets aan mij vraagt dan zal ik zeker niet tegen hem lullen,’ zei een marinier.
‘De CC komt gewoon eens kijken. Dat behoort tot zijn taak als CC. Als wij ervoor zorgen dat alles van ons in orde is dan kunnen er geen problemen zijn. Je hoeft niet bang te zijn voor je CC,’ zei Hardeman.
Een uur later was de CC op de post gearriveerd. Hij was voor het eerst op Banjoe Oerip. Hij bekeek de post op zijn gemak. Alle wachtposten waren bezet, zoals gebruikelijk. De luitenant liep met hem mee. Voor de wachtposten had hij geen oog. Sprak met niemand. Ongelooflijk ergerlijk.
Er was een patrouille uit. Eén van de trucks was naar Padangan. Mariniers waren bezig met hun wapens schoonmaken. Anderen deden niets. De baboes stonden te strijken de CC kwam het huis van de groep van Hardeman binnen. Harde,an stond op. Hij was gekleed in zijn groene pendek. Hij was binnenshuis. De andere mariniers volgden zijn voorbeeld. De CC keek rond maar zei niets, geen ‘ goeiedag’ kon er af. Hier en daar bekeek hij een wapen, maar daar was niets op aan te merken. Het wapen was levensbehoud.
De CC stond voor het tampatje van Hardeman. Boven het tampatje hing een mooi Japans samouraizwaard.
‘Van wie is dat zwaard,’ vroeg de CC.
‘Van mij, kapitein,’ antwoordde Hardeman.
De CC draaide in de richting van Hardeman en keek hem aan Hardeman keek de CC aan. Deze zei verder niets. Hij draaide zich terug in de looprichting. Beide officieren liepen het huis uit. Hardeman volgden ze tot de deur en keek ze na.
‘Wat een klerelijer die vent, zeg,’ zei een marinier zachtjes.
‘Hoe kan je nou van zo’n  vent houden. Daar doe je toch geen flikker voor,’ zei een ander.
‘Dat is onze compagniescommandant, mannen,’ zei Hardeman veelbetekenend. Een ieder dacht er zich het fijne van.
Een kwartier later kwam er een marinier van een andere groep binnenlopen en zei,’ Sergeant Hardeman melden bij de kapitein.’
‘Wat zullen we nu krijgen,’ zei Hardeman, zijn wenkbrauwen optrekkend. Hij trok zijn broek en jas aan en ging naar het huis van de PC. Beide officieren zaten in het huis. Een baboe schoof, iets voorover gebogen met de rechterhand naar voren voor Hardeman langs.
‘Permisi tuan,’ zei ze.
Hardeman hield zich iets in om de vrouw te laten passeren en meldt zich bij de CC.
‘Sergeant Hardeman meldt zich, kapitein,’ zei Hardeman.
‘Ja sergeant,’ begon de CC en keek met dichtgeknepen ogen en een flauwe grijns om zijn mond omhoog naar Hardeman.  Hij  stond  in de houding.
‘Je hebt boven je bed een samouraizwaard hangen. Dat zwaard wil ik graag hebben.’
‘Het is een mooi zwaard, kapitein. Ik heb het buitgemaakt tijdens een patrouille waarbij wij een flink gevecht hebben moeten leveren. Dat zwaard behoorde toe aan een TNI officier die is gesneuveld. Ik wil zelf dat zwaard houden.’
‘Ja, van die patrouille heb ik gehoord. Maar je weet toch, sergeant dat alles dat buit gemaakt wordt moet worden ingeleverd bij de compagnie?’
‘Alle wapens die zijn buitgemaakt zijn bij de compagnie ingeleverd, en dat waren heel wat. Behalve dit mooie samouraizwaard, Kapitein,’ zei Hardeman
‘Ja, dat zie ik nu. Maar ik ben geïnteresseerd in dat zwaard. Maar denk er nog een poosje over na.  Omstreeks vier uur ga ik weer terug naar Padangan,’ antwoordde de kapitein.
‘Je kunt wel gaan, sergeant,’ zei de hufter.
Hardeman was witheet. Dat zwaard krijgt hij niet. Hij brak het liever in stukken. Nijdig kwam Hardeman zijn huis binnen stuiven.
‘Die klootzak wil dat samouraizwaard hebben,’ griepte Hardeman, ‘De zak heeft nog nooit een patrouille gelopen en krijgt daarom geen kans iets buit te maken. Maar later flink doen met mijn samouraizwaard!’
‘Wat een mannetje,’ grijnsde Jan Haag.
‘Wat doe je nou, Klaas,’ vroeg Van der Noot.
‘Hij krijgt het niet. Ik breek het liever kapot!’
‘Als je daar maar geen moeilijkheden mee krijgt, Klaas,’ zei Jan Haag.
‘Hij kan mij hoog uit een paar dagen licht arrest geven voor het niet inleveren van oorlogsbuit. En dat moet ik dan eerst nog zien. Hij kan mij natuurlijk wel goed dwars zitten maar dat merk ik dan wel.’
Nijdig trok Hardeman de samoerai van de wand en uit de schede. Hij hield het met twee handen vast en met een woeste beweging daalde het zwaard neer op een houten stoel dat daardoor in twee helften uit elkaar viel. Zonder veel moeite was de stoel in tweeën geslagen. Met nog een woeste beweging gaf Hardeman en klap tegen de stoelresten dat verder als brandhout in het kombuis kon worden gebruikt. Aan het zwaard mankeerde niets. Hardeman stak het zwaard tussen twee dikke djatihouten palen en boog het zwaard net zolang tot het met een korte tik brak.
‘Zonde van het zwaard,’ zei Hardeman en gooide een gedeelte dat hij in de hand tegne de dikke palen. Woest liep hij naar buiten. Zijn mannen lieten hem maar even zijn gang gaan. Een marinier kapt de twee delen van het gebroken zwaard van de grond en legde het op het tampat van Hardeman.
‘Wat een klerezooi,’ zei een marinier.
‘Die klerelijer komt hier de compagniescommandant uithangen,’ Zei een ander.
Een half uur later kwam Hardeman terug in het huis en zijn boze bui was overgedreven.
‘Ik breng het zwaard even naar de CC,’ zei hij.
‘Wat ga je hem zeggen, Klaas?’ vroeg  Van der Noot.
‘Dat het zwaard niet zo sterk blijkt te zijn als dat het er uit ziet.’
‘Je krijgt een paar dagen, Klaas,’ zei Nelis Hartong.
‘Hij kan mij alleen maar pakken voor het niet inleveren van het zwaard.’
Hardeman nam de delen mee en liep naar het huis van de PC. De kapitein stond voor het huis en keek naar de schitterende omgeving. Hardeman viel direct met de deur in huis.
‘Kapitein, hier is het zwaard. Het is helaas gebroken want het blijkt toch dat het niet sterk is als het lijkt.’’
De kapitein keek kwaad en zou misschien wel willen vloeken. Het wa duidelijk op zijn gezicht te zien.
‘Het is erg jammer dat het zwaard gebroken is, sergeant, erg jammer. Neem het maar weer mee,’ zei de kapitein met een harde trek om zijn mond. Hij draaide zich om en ging het huis binnen.
Hardeman keerde terug naar zijn huis waar zijn mannen nieuwsgierig zaten te wachten.
‘Wat zei die hufter, Klaas,’ vroeg Jan Haag
‘Hij vond het erg jammer, heel erg jammer dat het zwaard kapot was,’ zei Hardeman in dezelfde toonaard.
‘Klaas, hij pak je terug. Let maar op mijn woorden,’ zei Hartong.
‘Zolang jij die man tegenkomt binnen het Korps zal hij je te pakken nemen.’
‘Dat kan best. Maar het zwaard gun ik hem niet. Dan zal ik maar op mijn tellen moeten passen. Op mijn werk zal hij mij niet kunnen pakken,’ antwoordde Hardeman
‘Ik denk dat hij je juist op je werk zal pakken. Die vent kan het misschien niet hebben dat je je werk zo goed doet. Jij bent nogal niet opgevallen, zeg. Iedereen lult er over dat je zo fanatiek bent en dat het jou allemaal maar lukt. Dat dringt ook door. Naar boven. En de luitenant heeft toch gezegd dat hij zou melden aan de CC over je laatste patrouille. Nee, Klaas, die vent heeft goed de klere in dat jij het zo goed doet. Hij heeft gewoon de pest aan,’ zei  Hartong weer.
‘Nou, laat hem barsten,’ spuwde Hardeman, ‘En daarbij wil ik dan jullie even vertellen dat als het mij dan zo goed gaat, jullie daar aan hebben meegeholpen. Want je kan dan nog zo goed zijn als je mensen niet willen of durven of wat dan ook dan lukt het die goede sergeant ook niet.’
Hardeman liep naar buiten en zag de CC afscheid nemen van de PC. Militair afscheid dan wel! De luitenant stond stram in de houding en de CC was ons Lieve Heer.

 Er waren weer een paar dagen verlopen na het zwaardincident. Hardeman met zijn mariniers had weer een patrouille gelopen. Maar ook nu was er niets aan de hand geweest. Het was de laatste dagen erg rustig. De ploppers hadden kennelijk nog de schrik in de benen van het laatste vuurgevecht van Hardeman en zijn groep. Rondom de post Banjoe Oerip was de bevolking weer terug gekeerd in hun huizen. Het kampongleven ging weer zijn gewone gangetje. Over de dood van de oude man in het kombuis was nooit een klacht binnen gekomen. De kok was nog steeds dronken en zijn werk werd over genomen door de marinier Hilderink. De kok ging liever mee op patrouille. Hardeman wilde hem niet in zijn patrouilles hebben.

‘Sergeant, moet je zien wat een rooie bulten ik op mijn lichaam heb,’ zei een marinier, kijkend onder zijn armen en naar de zijkanten van zijn lichaam.
‘Verrek, ja, wat zou dat zijn? Ga naar de ziekenboeg,’ zei Hardeman.’De marinier kwam terug en zei,’Het zijn insectenbeten zegt de ziekenverpleger.’
‘’Nou dan wil ik wel eens weten wat voor insecten dat zijn,’ zei Hardeman, ‘’ Laten we maar eens in je klamboe kijken.’
De mariniers hadden toen zij in dienst kwamen witte dekens gekregen. Eén van die dekens hadden ze altijd bij hen. De deken lag dubbelgevouwen op het tampatje. Hardeman en de marinier lieten de klamboe naar beneden vallen en klopten tegen de klamboe. Op de witte deken krioelt het van platte insecten.
‘Krijg nou de klere, wat is dat voor tuig,’ riep de marinier.
‘Weet je wat dat is? Dat zijn wandluizen,’ zei Hardeman
‘Hijwel!,’’
‘Nou, wacht even,’ zei Hardeman en hij liep naar de tafel en pakte een luciferdoosje. Pakt er een lucifer uit, wipt de luis op het doosje en drukt het dood.
‘Hier ruik effe.
Er kwam een walgelijke stang van de luis. Wandluizen stinken als de pest.
De marinier rook aan de luis en zei,’ Verdomd zeg wat een klerelucht.’
‘We moeten allemaal onze klamboes nakijken,’ zei Hardeman, ‘ kom op mannen. Klop je klamboe uit. Het stikt van de wandluizen hier in de tent.
De mariniers klopten hun klamboes uit en overal vielen die beesten op de dekens.
‘Laat iemand een emmer benzine halen. Dan spoelen we daar onze klamboes in uit. Dan kunnen ze nog drogen. De neten gaan ook dood door de benzine. Kijk tevens je rugzak en je plunjezakken na.’
Hardeman ging in de andere huizen de mariniers waarschuwen om hun spullen na te kijken. Het was een vervelende zaak. Maar als men het even goed aanpakte dan was het leed zo gelden. Er werden heel wat wandluizen opgeruimd. Overal hingen de k;lamboes te drogen. De benzine stank moest er wel uit anders zou het niet lekker slapen.

‘Klaas, de luitenant wil je spreken,’ zei Van der Noot die de woning  binnen kwam. Hardeman ging naar de PC.’
‘U wilt mij spreken, luitenant?
‘Ja, Klaas, ga zitten Ik wil een meerdaagse patrouille gaan maken,’ begon de luitenant, ‘Ik zelf ga als patrouillecommandant. Jouw groep en de groep van Meertens gaan mee. Daarnaast gaat er een mitrailleurgroep en een mortiergroep mee. We moeten extra munitie meenemen. De VDMB heeft voor dragers gezorgd. Zij zullen de munitie dragen. Dertien of veertien dragers moet ik hebben. We vertrekken morgenochtend. We moeten er rekening mee houden dat we onderweg tegenstand krijgen. We blijven een dag of tien onderweg.. Waarschuw Meertens dat hij groep inlicht en dat zij morgenochtend klaar staan. We hebben nu de hele dag te tijd om onze zaken in orde te maken. Jij maak alles in orde. De groep van Willem Lips blijft op de post en de OPC blijft ook hier.
‘Als ik het goed begrijp dan gaan we een klein oorlogje voeren. Ik maak de patrouille gereed, luitenant,’ zei Hardeman.
‘We moeten op tegenstand rekenen, Klaas. Maar we gaan als verkenningspatrouille beginnen. We zoeken dus niet het gevecht. Ik wil over een groot gebied inlichtingen inwinnen. Oh, ja. Je hoeft niet voor eten te zorgen we eten van het veld.’
‘Oké. Luitenant. Zal ik maar gaan beginne.’
‘’Ga je gang maar.’
Hardeman ging terug naar zijn groep en vertelde hen wat de bedoeling was. Daarna ging hij naar Jaap Meertens en naar de commandanten van de mitrailleurs en mortieren. Terug in zijn huis zag hij dat zijn mensen druk bezig waren zich klaar te maken voor de patrouille. Er ging een kleine rugzak mee met sokken, schoon ondergoed, klamboe en een extra dungareepak. De klamboe was eigenlijk wel het belangrijkste wat mee ging. Uiteraard ging het etenspannetje mee en een handdoek. Hardeman moest zorgen dat er genoeg munitie meeging. Alle infanteristen hadden altijd voldoende munitie maar nu moest er extra mee. De extra munitie werd gedragen door de dragers. Daarbij waren ook mortiergranaten. Alles zat in kisten. Hardeman moest ook rekening houden dat er voldoende munitie was voor de mitrailleur. Dat was dezelfde munitie als voor de geweren. De korporaals hadden allemaal twee geweergranaten. Die droegen zij zelf. Die geweergranaten werden meestal onder de klep van de rugzak gedragen. Er ging veel munitie mee. Hardeman dacht aan de paardjes die ze bij de eerste actie had gebruikt die waren nu eigenlijk ook welkom. Maar dat helaas niet zo. Als alles gecontroleerd is door Hardeman ging hij het melden aan de luitenant.
‘Luitenant, de patrouille is gereed. Ik heb voor meer dan voldoend munitie gezorgd.’
‘’Heb je alles goed gecontroleerd , Klaas?’ vroeg de luitenant.
‘Ja, persoonlijk, luitenant.’
‘Goed, we vertrekken morgenochtend om vijf uur. Laat de kok ervoor zorgen dat er brood en koffie of thee klaar staat.’’
‘Al geregeld, luitenant.’
‘Geen drank vanavond voor de patrouille. Ik wil geen last hebben van mariniers met een kater.’
‘Het komt allemaal voor elkaar, luitenant.’ Hardeman ging terug naar zijn huis.
‘Ploegscommandanten! Oh, Jaap, jij bent er ook. Mooi dan kan je meteen aanhoren wat ik te zeggen heb,’ zei Hardeman.
‘Luister uit!. Morgenvroeg om vijf uur is het tijdstip van vertrek. Zorg ervoor dat je gegeten hebt het eten staat klaar. Neem wat mee voor onderweg. Verder nog een tip van de luitenant, geen sterke drank vanavond! We hebben niets aan mariniers met een kater.’
‘’Hijwel, die kromme.’
Daar werd de luitenant mee bedoelt omdat hij een beetje voorover liep. Maar het was goedbedoelde uitdrukking.
‘Zelf zuipt hij tegen de klippen op,’ zei een andere marinier.
‘Geen gelul in de soldatenschool. Geen drank vanavond. Morgen moeten we bij de pinken blijven. Als we onder vuur worden genomen dan is het beter dat je geen kater hebt,’ zei Hardeman.
‘Daar heb je gelijk in sergeant,’ zei een marinier en dronk zijn flesje pils leeg en met een grote boer zette hij het lege flesje op de tafel.
‘Wat het eten betreft, Klaas, dan mogen we wel opletten dat de kok geen stuk in zijn kraag heeft. Je weet hij heeft onder zijn tampat een krat bier staan,’ zei Jan Haag.
Ja,maar zeg tegen Hilderink dat hij morgen voor het eten zorgt. Dan weten we zeker dat alles in orde is.’
‘Ik maak het wel in orde, Klaas,’ zei Jan Haag.
Zo verstreek de dag. Er werden brieven geschreven. Ook door Hardeman en zijn vriend Theo Gruter.
Ze lagen vroeg op hun tampatje. De nacht ging rustig voorbij. Om vier ur werd Hardeman gepord.
‘Heb je de anderen ook gepord?’ vroeg Hardeman aan de marinier die de wacht had.
‘Ja, sergeant. De luitenant is ook wakker.’’
Hardeman wekte zijn mensen en in een ogenblik was iedereen bezig en maakte zich gereed voor de patrouille. Hildering was al in het kombuis.
Een uur later was iedereen gepakt en gezakt gereed om te vertrekken.
‘Is iedereen klaar?’ vroeg Hardeman. Hij keek rond en zag de ziekenverpleger en de VDMB informant staan.
‘Ja, Klaas.’ Zei Leo van de Noot, ‘ de mitraillisten en mortieristen staan ook klaar.
‘Goed, ik ga de luitenant waarschuwen.’
Op datzelfde moment kwam de luitenant aanlopen. De OPC, de joker stond achter hem. De joker had ook een zwaar leven. Hij liep veel patrouilles. Hardeman had heel weinig last van hem. Iedereen trouwens.
‘De patrouille is gereed ,luitenant,’ zei Hardeman
‘Bedankt, Klaas. Laten we vertrekken.’
‘Majoor, tot over een dag of tien.’ De majoor knikte maar zei niets
‘Klaas, jij met je groep voorop, dan de mortieren en de dragers dan de mitraillisten en de groep van Meertens als laatste. De ziekenverpleger en de VDMB man zoeken maar een plaatsje in de rij.’
‘Voorwaarts!’
‘Daar gaan we dan, Klaasie. Het is lang geleden dat we samen iets te doen hebben gehad,’ flotste Meertens.
‘Ja, Jaap, maar we hebben niet stil gezeten,’ lachte Hardeman.
‘Nee, dat mag je wel zeggen.’
De patrouille is op weg. De dragers droegen hun last met zijn tweeën aan pikolans. Het waren zware vrachten die kisten met munitie en mortieren. Maar zij waren gewend zware lasten op hun schouder te dragen. De VDMB had weinig moeite gehad deze dragers te vinden. Er waren er genoeg geweest die mee wilden met de patrouille. Eigenlijk onbegrijpelijk want er was nogal wat gebeurd met die mariniers en de bevolking. Onderweg kwamen de patrouille
Bewoners van de kampong tegen. Zij gingen aan de kant staan en staken hun duim omhoog. Hardeman vertrouwde die mensen niet erg. Er konden makkelijk ploppers tussen lopen dat was niet te controleren..
We liepen nu door de kampong waar Hardeman dat zware gevecht had gehad met de ploppers. Het was er heel rustig. De bewoners van de kampong gingen wel hun huizen binnen toen ze de patrouille zagen aankomen. Een paar mannen die ons lieten passeren staken hun duim niet op.
‘Deze mannen willen nog niet veel van ons weten, Klaas,’ zei Jan Haag, ‘Is het jou ook opgevallen dat de bevolking hun huizen ingingen toen wij er aan kwamen lopen.’’
Ja, maar dat is ook wel te voorstellen. We hebben hier aardig huis gehouden. En wie weet hoeveel van hun familieleden van hen hier zijn gesneuveld.’’
Ja, Klaas, en er waren heel wat bij karabijnkogels bij.’
Hardeman zei niets. Hij dacht aan zijn meisje in Soerabaja. Hij had haar geschreven dat zij niet ongerust moest worden als ze een paar dagen geen post kreeg. Hardeman had er een gewoonte van gemaakt haar een brief te schrijven als hij op patrouille ging. Hij zette nu de gedachten aan haar uit zijn gedachten. Je kon je werk niet goed als je steeds aan je meisje liep te denken. Ja, in deze kampong waren veel doden gevallen. Hij moest er weer aan denken. Ook had er aan gedacht of het allemaal wel zijn nut heeft. Als je hoorde of de politieke toestand in Den Haag en Batavia. Hij was beroepsmarinier en moest niet denken aan de politiek. Hij had wel wat anders te doen.

Het tempo van de patrouille was redelijk goed, ondanks de zware last op de schouders van de dragers. Er werd regelmatig gerust zodat de dragers ook op adem konden komen. De dragers kregen sigaretten van de mariniers. Daar na ging de patrouille verder. Het bleef rustig!
En zo nadere we het einden van de eerste patrouilledag.
‘In de volgende kampong gaan we een rustplaats zoeken. De kampong in de verte lijkt mij wel wat.’ Zei de luitenant.
‘Als we tenminste niet vanuit die kampong beschoten worden,’ antwoordde Hardeman.
‘Dat merken we dan wel, Klaas.’
‘Maak de tussenruimte langer,’ riep Hardeman.  De patrouille werd langer doordat de tussen ruimte groter werd. Hierdoor ws de kan kleiner dat wanneer er op ons geschoten zou worden de trefkans kleiner werd.
Niet veel later liepen we kampong binnen en er gebeurde niets. De bewoners waren nieuwsgierig toen wij voorbij de huizen liepen. Vele van deze mensen hadden al jarenlang geen Nederlanders meer gezien.
‘Hier staan een paar huizen waar we de nacht kunnen doorbrengen, Klaas,’ zei de luitenant.
‘We moeten maar eens kijken of de bewoners een nacht ergens anders willen slapen,’ antwoordde Hardeman.
De patrouille hield halt bij een paar grote huizen. De mariniers stelden zich op naar alle kanten zicht. Een ouder man kwam tevoorschijn uit één der huizen. Hij maakte een knikkende beweging met zijn bovenlichaam.
‘Wij willen vannacht in een paar huizen de nacht doorbrengen. We hebben vier huizen nodig,’ zei Hardeman tegen de man.
‘Er zijn geen lege huizen, tuan,’ antwoordde de man.
‘Dat is geen probleem, Pak,’ zei Hardeman, ‘ Wij gaan in deze vier huizen slapen.’ Hij wees de vier grote huizen aan.
‘Dat kan niet tuan, er wonnen mensen in die huizen,’ sputterde de man
‘Niet lulle, Pak! Wij gaan in deze huizen slapen. De bewoners moeten maar een nacht ergens anders gaan slapen. Zeg dat maar tegen ze,’ zei Meertens. Hij wilde er geen woorden over vuil maken. De man bleef sputteren maar wij gingen de huizen binnen en stuurde de bewoners er uit. Toen de huizen leeg waren, dus de mensen vertrokken waren gingen onze mensen er in.
Hardeman en Meertens zette eerst direct wachtposten uit. En zorgden er voor dat deze posten op tijd werden afgelost.
‘Ga zo snel mogelijk mandi. Dan kunnen de wachtposten daarna. Zorg er voor dat je bij de put bewaakt wordt, ‘ zei Hardeman.
.De mariniers stonden al snel met hun naakte lichamen bij de put te mandi.
Drie gewapende mariniers stonden bij hen om ze te bewaken.
‘Jan, zorg jij voor het eten als je klaar bent met mandi,’ zei Hardeman tegen Jan Haag die bij de put stond.
‘Komt voor elkaar.’
Niet lang hierna ging Haag met zijn AG-ploeg de kampong in op zoek naar eten.
De wacht was ingedeeld en Jan Haag was op zoek naar eten. Iedereen was bij de put geweest om te mandi.
‘Luitenant, alles is klaar voor de nacht. Haag zorgt voor de avondmaaltijd,’ zei Hardeman.
‘Ik heb het gevolgd, Klaas.’
Jan Haag kwam terug uit de kampong met een paar kippen, rijst en groente. Hij begon gelijk met zijn mensen de maaltijd te verzorgen. Even later rook het heerlijk in huis. Er werd niet gevraagd hoe Haag aan de kost wa gekomen. Het was intussen donker geworden en iedereen was in huis behalve de mariniers die de wacht hadden. Ze zaten zodanig opgesteld dat ze niet zichtbaar waren maar de omgeving goed in de gaten konden houden.
Omstreeks half negen was het eten klaar en kon iedereen een portie rijst, met groente n kip halen. Het was op dit soort patrouille wel zo dat je je moest behelpen maar daar waren de mariniers aan gewend. Van de kampong wisten we niets. We moesten maar afwachten hoe de nacht zou verlopen. We bleven daarom ook in de kleren. Alleen hadden we onze beenkappen, de zogenaamde leggings afgedaan en de schoenen uitgetrokken. Het eten smaakte heerlijk. Dat had ik al eens eerder gezegd dat kon je best aan Jan Haag overlaten.
Na het eten werden de wachtposten verdubbeld. Hierdoor kregen we wel minder rust maar het was veiliger. We mochten geen enkel risico lopen.
‘Morgenochtend vertrekken we om 0600 uur. Maak niet teveel lawaai misschien willen er mensen gaan slapen,’ zei de luitenant.
‘De wachtposten die om 0500 uur op staan moeten iedereen porren,’ zei Hardeman, ‘ Hebben we een uur de tijd om ons aan te kleden en klaar te maken voor afmars. Eten doen we onderweg.’
Iedereen die niet op wacht stond ging slapen of rusten. Sommige sliepen op een baleh-baleh en anderen sliepen op de grond. Voor velen kwam van slapen niet veel. Maar er waren altijd mariniers die overal konden slapen. De nacht ging snel voorbij en er was niets gebeurd Om vijf uur was iedereen wakker en om zes uur stond iedereen klaar voor de afmars. De dragers stonden klaar met hun last. Hardeman wist niet of zij gegeten hadden. Maar dat kon je best aan een Javaan over laten die kreeg zijn eten wel.
‘Klaar voor afmars,luitenant,’ zei Hardeman.
‘Voorwaarts dan maar!’
De patrouille zette zich weer in beweging. Hier en daar merkten we enige angst onder de bevolking en ze waren erg wantrouwig. Onderweg merkten we dat we in de gaten werden gehouden. Op enige afstand werden we door mannen gevolgd. Het waren vast TNI’ers maakten het bleef rustig.
‘We worden gevolgd, Klaas,’ zei de luitenant.’
‘Ja, dat heb ik gemerkt. Die kerels kunnen best TNI’ers zijn. Maar zo te zien dragen geen wapens,’ antwoordde Hardeman.
‘Die kunnen ze best verstopt hebben tussen hun kleding,’ zei de luitenant
‘Als ze beginnen te schieten dan zullen we ze een poepie laten ruiken,’ flotste Meertens.
‘Met schieten moeten ze nog maar even wachten. We moeten nog zover,’ lachte de luitenant.
‘Iedereen moet wel op zijn qui vive blijven,’ zei Hardeman,  ‘’ Volgens mij stikt het hier van de ploppers.
‘Daar kun je best eens gelijk in hebben,’ zei de luitenant, ‘’ Maar wij doen niets we komen alleen maar kijken.’
 We konden goed opschieten. Nergens enige oponthoud. We passeerden kampongs en sawa’s. Toen we langs de sawa’s liepen begonnen de mensen op de sawa te zingen. Het achtervolgde ons, of beter gezegd het ging ons vooruit. Dit was een manier van waarschuwen. Je kon daar niets tegen doen. Maar in de kampongs die wij passeerden wit de bevolking allang dat wij er aan kwamen.
PANG! PANG! PANG!
Ineens vielen er een paar geweerschoten. De kogels floten over ons heen. De patrouille ging gewoon voorwaarts.
‘Tussenruimte verlengen,’ riep de luitenant.
De patrouille rekte zich uit. De groep van Hardeman liep voorop. We gingen nu voorzichtiger voorwaarts. Opnieuw werden we uit de kampongrand beschoten. Nu heviger.
‘Hardeman gaf het teken ‘ stop’.Iedereen ging plat. Hardeman keek naar zijn pelotonscommandant, deze lag vlak achter hem.
‘Zal ik maar even de BAR door de kampongrand laten schieten, luitenant?’
‘Ja, doe dat maar.’
‘Leo. laat je BAR schutter een houder door de kampongrand jagen.’
Van der Noot stak zijn hand omhoog. Hij had het begrepen. Zijn BAR schutter richtte zijn wapen op de kampong en met riedel patronen vurt hij in de rand van de kampong We wachtten even af maar er gebeurde niets.
‘Voorwaarts,’ riep de luitenant.
De patrouille ging langzaam voorwaarts. Heel bedachtzaam. Iedereen liep met zijn wapen schietklaar in de hand. Het bleef rustig. We werden met rust gelaten. De patrouille bleef voorwaarts gaan. In de verte zagen wij wel meelopers.
‘Wat een hufters die ploppers. Ze hadden beter niet kunnen schieten want het heeft niets uitgehaald,’ zei Hartong.
‘Nee, het is niet erg goochem,’ zei Hardeman.
De patrouille liep door de kampong. Met grote tussen ruimte liepen wij kangs de huizen. In de kampong is niemand te zien.
‘Ze zitten allemaal in de kampong naar ons te kijken,’ zei Jan Haag.
‘Reken maar dat ze elkaar zitten te verdringen om ons te kunnen zien,’zei Van de Noot.
‘Het is jammer dat ik mij niet heb kunnen scheren. Wie weet hoeveel aardige meiden er naar ons zitten te kijken,’ zei een marinier.
‘Hou jij die huizen maar in de gaten anders is het helemaal niet meer nodig dat je je scheert,’ zei Hardeman.
Toen we door de kampong waren getrokken liepen we nog een heel eind verder op zodat we buiten schotbereik waren van de ploppers.
‘Halthouden en rusten. Blijf de zaak goed in de gaten houden,’ riep de luitenant.
De hele patrouille lag plat op d weg. BAR schutters lagen achter hun wapen om onmiddellijk het wapen te kunnen gebruiken als het nodig mocht zijn. De mariniers rookten een strootje en lagen rustig te rusten. De dragers lagen ook plat op de grond en rookten hun strootje die zijn van de mariniers hadden gekregen. Van de dragers hadden we geen last gehad toen er werd geschoten. Ze waren wat zenuwachtig maar gingen gewoon verder toen ze merkten dat de mariniers er zich niet te druk over maakten.
‘Klaasie, die ploppers wilden ons bang maken. Ze hadden beter niet kunnen schieten. Nu weten we zeker dat er ploppers in de buurt zijn. Ze zijn vast wat zenuwachtig geworden toen ze ons zagen aankomen en dachten misschien als ze ons zouden beschieten dat wij zouden wegrennen,’ flotste Jaap Meertens. Hij had zijn helm afgezet en zijn dikke bos haar stond rechtover eind. Zij zwarte ogen glinsterden en hij flotste van zich af.
‘Ja, ze zullen zenuwachtig geworden zijn,’ antwoordde Hardeman.
‘’Iedereen moet goed uitkijken. Ook in de sawa’s kunnen ze liggen. Ga niet in het wilde wwg liggen schieten als er een schot val,.’ zei de luitenant.
‘Opkappen, we gaan verder,’ riep de luitenant.
De mariniers hielpen de dragers hun spullen op te tillen en we gingen verder.
Waarvoor er ons werd geschoten was niet duidelijk. Wij wisten nu in ieder geval dat er ploppers in de buurt waren. We bleven waakzaam. Ook werden we nog steeds gevolgd.. De sawa’s waren leeg. En zo kwam er dan een einde aan de 2de dag van deze patrouille. Aan de rand van de kampong vorderde wij weer vier huizen. Ook nu weer werd dat niet met dank afgenomen. Maar we stoorden ons daar niet aan. Onmiddellijk werden er weer wachtposten uitgezet. De mariniers gingen zich weer mandi. En alles ging als de avond ervoor.
‘Zet maar gelijk dubbelposten uit, Klaas. We weten nu dat er ploppers in de buurt zitten.
Hardeman en Meertens regelde samen da wachtposten. Jan Haag zorgde weer voor eten. Onderweg was er niet veel terecht gekomen van eten van het veld. Hier en daar was wel wat bananen en fruit opgescharreld. Een uur later konden we eten. Het was weer een goede maaltijd. Deze patrouilles kosten niet veel. Van het veld eten dat was makkelijker dan we dachten.
Hardeman en Gruter lagen samen op een grote baleh-baleh.
‘Hoe zal het in Soerabaja zijn,’ vroeg Gruter.
‘Verrek, ja, daar heb ik helemaal niet meer aangedacht,’ zei Hardeman, ‘’ Ik denk dat het daar wel goed gaat. Ik heb nog een brief geschreven voordat wij op patrouille gingen en gezegd dat het wel een paar dagen kan duren voordat ik weer kan schrijven.
‘Ik denk dat zij wel in de piepzak zitten,’ zei Theo Gruter, ‘’ Vooral als ze weten dat wij er een paar dagen tussen uit zijn.
‘Ja, maar het is niet anders’ antwoordde Hardeman.
.’Ik ga maar pitten,’ zei Gruter. Even later lag hij rustig te ronken.
Hardeman liet zich een paar keer porren om de wacht te controleren.
‘Zijn er bijzonderheden,’ vroeg Hardeman aan de twee mariniers die de wacht deden.
‘Geen moer te zien, sergeant.’
‘Kijk uit hé.’
‘We houden de zaak goed in de gaten, sergeant.’
Hardeman liep de posten af maar er waren geen bijzonderheden en het was overal rustig.

 

Copyright © A.E.O. Hartsuiker - All Rights Reserved

Creatie datum: 23/06/2017 23:03
Categorie: Verhalen - Hartsuiker, Cees
Pagina gelezen 9336 keren


Reacties op dit artikel

Er heeft nog niemand gereageerd.

Nieuws van den dag uit het voormalig Nederlandsch-Indië