Zoek
 
Sluiten
INDISCHE ENCYCLOPEDIE
Indopedia
INDOPEDIA
De Indische Encyclopedie
 

Index encyclopedie

Tel. / adres boeken

Recepten, Gerechten

Djamu (Jamu) - medicinale kruiden , planten en vruchten. Ziekten & Kwalen

Indische Boekrecensies

Verhalen

Bladmuziek Krontjong

Bezoekers vanaf jun. '09

 19594979 Bezoekers

 17 Bezoekers online

rss Deze artikelen zijn ook met een RSS reader te lezen. :
https://indopedia.nl/data/nl-articles.xml

Mijn verhaal - Nederlands Indië 39

Het is 26 februari 1949. Hardeman was net wakker geworden. Hij zat op een stoel nog een beetje bij te komen van een zware slaap. De avond te voren was hij terug gekomen van een meerdaagse patrouille. De patrouille werd niet in de vallei gelopen maar in het berggebied rondom de BPM post.
Hij wilde vandaag maar weer eens beginnen een paar brieven te schrijven naar Soerabaja en naar Nederland. In Soerabaja ging alles goed. Maar Olga hoopte wel dat hij eens met verlof kwam. Hij wilde zelf ook wel eens naar Soerabaja. Maar de verlof periodes waren niet zo best geregeld. Hardeman dacht aan Theo Gruter. Hij was ziek geworden en moest naar Soerabaja. Dat ziek worden was niet best maar dat je naar Soerabaja kon dat was het prettige er aan.
De bofkont. Hardeman zou het wel doen met de brieven die hij regelmatig kreeg vanuit Soerabaja.
De majoor, de Joker was nu op een meerdaagse patrouille met een groep mitraillisten.
De luitenant ging straks met zijn groep naar Padangan. Hij hoefde niet mee. Een heerlijke dag rust nemen..’’
‘Kom op mannen, kom van je tampatje af. Straks moeten jullie met de luitenant mee,’ roept Hardeman. Kreunend werden ze wakker en kwamen onder hun klamboe vandaag.
 ‘Schreeuw niet zo hard, sergeant,’ riep een marinier. Hardeman zat te grinniken.
‘Kom op.  Schiet een beetje op. Maak je klaar voor Padangan,’’ riep Hardeman weer.
Lui rekken kwamen de mariniers te voorschijn. Ze gingen mandi en eten. Een uur later stonden ze klaar voor de rit naar Padangan. Ze gingen mee op de GMC. Er moest altijd een groep mariniers mee als beveiliging. Het was een routine zaak. Er gebeurde nooit wat als je naar Padangan ging.
‘Klaas, sergeant Coolsma is ziek. Hij voelt zich niet goed en kan niet de patrouille rijden voor de BPM,’ zei de luitenant die het huis kwam binnen lopen.
‘Doe jij dat straks even. Je moet maar een patrouille formeren van twee stootmensen een paar mitraillisten en van de mortieren. Zijn je mensen klaar voor afmars?’
‘Ja, luitenant, mijn mensen zijn klaar.  Ze zijn al bij de truck. Ik ga zo wel even die patrouille rijden,’ antwoordde Hardeman.
‘Goed, dan gaan wij nu vertrekken naar Padangan,’ de luitenant liep naar de GMC
Hardeman moest even een klusje opknappen. Hij had het gevoel dat sergeant Coolsma niet zoveel zin had om de patrouille te rijden. Hardeman vond de sergeant een luie vent. Maar goed, ziek is ziek. De patrouille bestond uit een aantal mensen op de truck en dan naar een bepaalt punt rijden. Er was maar een weg dus moest je dezelfde route terug nemen. De patrouille bestond uit een chauffeur. De patrouillecommandant, Hardeman dus, twee stootmensen, zij observeerden de weg of er niet iets was dat niet deugde. Een ingegraven mijn of iets dergelijks dat viel meestal wel op. Zij stonden altijd achter de cabine. En er waren vier mariniers die een wapen hadden met een lange loop.
Hardeman ging naar de twee stootmensen en zei hen zich klaar te maken voor de rit. Voor hen was het net als voor Hardeman een routine klus. Coolsma had al vier van zijn mensen aangewezen, zij zaten al klaar. Hardeman kende ze nauwelijks. Het waren geen infanteristen. Alle infanteristen waren uit. Maar de klus was nogal simpel. Coolsma zelf was nergens te zien.
‘Gaan jullie mee. Dan kunnen we de rit even afmaken en de weg zweepen daarna kunnen de mannen van de BPM aan het werk.
‘Oké, sergeant, laten we maar even gaan,’ zei een mitraillist.
Een van de stootspecialisten had een tommygun. Ook de chauffeur had een karabijn bij zich. Zijn wapen stond achter zijn linkerschouder. De chauffeur Dick van Delft zat al rustig te wachten. Zijn vriend was met de andere truck naar Padangan. De chauffeurs, aardige jongens, Hardeman kon goed met ze opschieten. Van Delft was tijdelijk korporaal en hij was dienstplichtig.
‘Klaar, Dick,’ vroeg Hardeman
‘Ik ben er klaar voor, sergeant,’ zei Van Delft vrolijk.
De beide chauffeurs reden deze rit dagelijks. Niks nieuws voor hen.
‘Goed, laten we vertrekken. Kijken jullie goed naar de weg. De anderen houden het zijterrein in de gaten. Vanaf de truck had je een goed zicht op de en in het zijterrein. Dat zijterrein bestond uit djatibossen. Deze bossen waren erg dicht omdat er al jaren niet was gekapt.
‘’Rijden maar Dick,’ zei Hardeman. Hij zat naast de chauffeur.
De rit ging door het djatibos. De weg was slecht. Jaren was er niets aan de weg gebeurd. Het was een basaltweg. Het terrein was sterk heuvelachtig. Op sommige plekken was de weg overgroeid.. Hier en daar nog moeilijk doordringbaar voor de zon. Het was vroeg in de ochtend. Met een uur of twee rijden waren ze weer thuis. Hardeman dacht als hij weer thuis was dat hij nog behoorlijk de tijd had om te schrijven. Hoe eerder hij thuis was hoe eerder konden de BPM’ers aan het werk. De chauffeur rijdt zijn truck rustig over de weg. Niet te snel want de stootmensen moeten de weg wel kunnen overzien. Af en toe werd er gestopt dan keken de stootmensen op bepaalde plekken in de weg of het verdacht was. Op de truck werd gelachen en grappen gemaakt. De chauffeur zat zachtjes te zingen. Hardeman staarde voor zich uit naar de weg en in het zijterrein. Het was dagelijks werk. Er was nog nooit wat gebeurd. Maar je kon niet gaan zitten slapen. Hardeman kenden deze weg van haver tot gort. Maar ook de chauffeurs kende deze weg heel goed. Ze reden er dagelijks op.
De djatibossen waren sterk verwaarloosd. Jaren was er niets aan gedaan.
De rit kwam aan  bij zijn eindpunt. Het eindpunt was bij een brug die helemaal verbrand was en waar de truck niet overheen kon. Daar was dus het eindpunt. Van Delft keerde de truck. Daar werd een kleine pauze gehouden. Er werd een strootje gerookt. Het was een oponthoud van een kwartier.
In deze omgeving was door de mariniers van Banjoe Oerip vele malen gepatrouilleerd. Er waren nooit problemen geweest’’
‘Kom, we gaan weer terug,’Zei Hardeman, ‘ We hebben het hier wel weer gezien.’
‘Laten we dat maar doen, sergeant,’ antwoordde de chauffeur en hij klom in zijn cabine. In een wip zat iedereen in en op de truck. In hetzelfde rustige tempo reed de truck terug. De mariniers waren kennelijk uitgedold want het was rustig op de truck.. In de cabine werd ook niet gesproken. De twee stootmensen stonden weer achter de cabine en keken over de weg uit. Vanwege het heuvelachtige terrein liep de weg iets omhoog of er was weer een daling in de weg. Over grote delen van de weg waren aan de zijkanten wallen. De weg was dan door een heuvelrug gegraven. Aan de kant van de weg was veel kreupelhout. De truck reed rustig verder.
BANG! BANG! BANG!
Drie zware ontploffingen met grote vuurzuilen verscheurden de stilte. Direct werd er een enorm geweervuur op de truck afgeschoten. Een hinderlaag. Twee vuurzuilen waren aan de voorzijde van de truck en een aan de achterzijde De truck zat er precies tussen. Er was een hels kabaal. De truck stond stil. De chauffeur Dick van Delft was door de schok uit de cabine geslagen en lag dood naast de truck. Een gat in de voorruit van de chauffeur zat een kogelgat.  In de voorruit bij Hardeman  zat ook een kogelgat maar was langs de rechterschouder van Hardeman in het rugkussen terechtgekomen. Een volgend schot door de ruit trof Hardeman in zijn linkerhand. In zijn handen had hij een karabijn. De karabijn was door de kogel onklaar geraakt. Hardeman viel uit de cabine en belandde aan de rechterkant van de truck naast het rechtervoorwiel. Er werd door de vijand ongelooflijk veel vuur afgegeven op de mariniers. Hardeman hoorden de inslagen in de truck. Hij voelde het warme bloed over zijn hand lopen in een blik op de hand zag hij dat de pink eraf geschoten was. De kogels vlogen overal door de truck. Hij had enigszins bescherming achter het wiel. De vijandelijke schutters zaten boven hen ode rand van een wal. Zij waren niet zichtbaar vanwege de struiken die over de rand hingen.. Zij zaten in een schiettent. Van de mariniers kant werd niet geschoten. Twee mariniers, waaronder de chauffeur lagen aan de linkerkant van de truck, zij waren dood. Op de truck lag een marinier en hij schreeuwde, ‘sergeant, ik ben gewond. Ik kan niet van de truck af.’. Hardeman schreeuwde terug, ‘ je smoel dichthouden en doe alsof je dood bent’
Onder de truck lagen twee mariniers, achter de truck lag een marinier. Hardeman en een marinier zaten op hun knieën achter het rechtervoorwiel. De marinier die bij Hardeman zat had een tommygun. Dat was het enige wapen dat er was. Het schieten bleef aanhouden. En hevig. Alle kanten vlogen de kogels heen.. Tot nog toe waren er nog maar een paar minuten voorbij. Marinier Dijkstra, die bij het Hardeman zat had zijn achterwerk verbrand door accuzuur. Zijn broek was helemaal verbrand door het zuur maar nog erger ook zijn achterwerk.
‘’Hoe gaat het,’ zei Hardeman.
‘Mijn kont is verbrand en ik heb een scherfje in mijn knie. Maar ik kan mijn wapen nog gebruiken. Hij duwde zijn tommygun naar voren,’ grijnzend keek hij Hardeman aan.
‘Jij bent ook gewon aan je hand, sergeant,’ zei Dijkstra, ‘ Verdomme, je pink is eraf.’
‘Ja, ja, dat komt wel weer goed. Maar denk eraan schiet nergens op. Bewaar je kogels.’ Zei Hardeman.
Hardeman ging plat op zijn buik liggen en keek onder de truck door. Hij zag de twee mariniers aan de linkerkant liggen. Onder de truck lagen de twee andere mariniers., Hardeman verplaatste zich iets naar achteren. De kogels gierde om hem heen. Ze vlogen dwars door de bodem van de truck. Hij kroop weer snel achter het voorwiel.
Het was levensgevaarlijk. De ploppers hadden nu alle kan om een Nederlandse patrouille in de pan te hakken. Maar Hardeman zou zich tot de dood verzetten. De mariniers onder de truck hadden geen wapens. En Hardeman had een wapen nodig. Twee wapen lagen aan de andere kant van de truck en daar kon hij niet bijkomen.
‘Sergeant, sergeant, ik ben gewond,’ riep marinier Bens, Hij lag achter de truck. Hardeman keek in zijn richting en zag hem langzaam achterover zakken.. Langzaam zakt hij door zijn armen op zijn rug. Hardeman kroop snel naar hem toe. De pink van zijn linkerhand zwabbert mee. Hij trekt de marinier Bens voorzichtig omhoog. De marinier heeft een klein gaatje in de borst. Hardeman trekt hem tegen zijn borst. Hij voelt bloed op zijn handen op de achterkant van de rug van de marinier Bens. Hij kijkt en ziet dat het een doorschot is en flink gaat zit in de rug.
‘Wacht, ik zal je verbinden,’ zei Hardeman en trok het noodverband uit het canvaszakje van de marinier Bens. Bens hing in de armen van Hardeman en keek Hardeman aan.
‘Laat maar, sergeant, ik ga dood,’ zei de marinier Bens.
Hij stierf in de armen van Hardeman zonder verder een woord te zeggen. Hardeman legde hem voorzichtig neer en drukte de ogen toe. Ondertussen ging het schieten door. Hardeman verplaatste zich weer snel naar de voorkant van de truck. Hij gebruikte het noodverband van de mariniers Bens om zijn linkerhand te verbinden. Hardeman moest er maar op rekenen dat er drie mariniers dood waren. Er lag een gewonden op de truck. Hardeman hoorde van hem niets meer, misschien was deze marinier ook wel dood.
Verdomme, infanteristen hadden altijd handgranaten bij zich. Hardeman was zijn foedraal met handgranaten vergeten. Het enige wapen dat er was was de tommygun van Dijkstra. Hij had een wapen nodig. Hij voelde zich ongelukkig zonder wapen.
‘Zal ik eens een riedel door de struiken jagen, sergeant,’ vroeg Dijkstra
‘Nee, dat heeft geen zin. Misschien heb je je wapen nodig om ons te beschermen,’ zei Hardeman. De marinier Dijkstra knikte alleen maar.
Een enorme kogelregen doorboorde de truck. Hardeman hoorden de kogels in de motor inslaan.
‘Ehhh!’, schreeuwde een marinier die onder de truck lag. Hardeman keek naar de marinier en zag hem bewegingloos op de grond liggen. Door de kogelregen was een marinier getroffen. Hij gilde het uit. Weer een kogelregen en weer werd de marinier getroffen en met een scherpe gil stierf  de marinier Van Duin ter plaatse. Het was bijna niet te geloven maar de marinier die naast hem was niet geraakt. Deze marinier zei en deed niets. Hardeman wist niet goed of hij ook getroffen was.
‘Blauwe honden,’ schreeuwde Hardeman. Hij wilde laten merken dat er nog leven was bij de mariniers. Een regen van kogels was het antwoord. De truck leek intussen op een vergiet. Hardeman kon niets doen. Hij moest wachten totdat er iemand op de post in de gaten kreeg dat de patrouille nog niet terug was gekeerd. De enige sergeant die op de post was was Coolsma. Maar die was ziek. Hou zou moeten weten dat zijn mensen nog niet terg waren..
Als de ploppers het lef hadden om naar beneden te komen dan moest Dijkstra hen beschermen maar uiteindelijk zouden ook Hardeman en Dijkstra het met de dood bekopen. Hardeman zou alle geluk moeten hebben want zelf kon hij geen hulp halen.
‘Honden,’ schreeuwde Hardeman maar weer eens, ‘Kom naar beneden dan maken wij jullie af. Blauwe honden.’
Een kogelregen was weer het antwoord. Die ploppers boven hem moesten toch kunnen zien hoe de toestand was. Het was hooguit vier tot vijf meter.. Hardeman keek nog eens om het wiel heen maar hij zag niets. Hij kon ook niet verder naar voren want dan konden zem zien liggen. De ploppers bleven maar schieten. Soms met allen te gelijk en dan weer wat enkele schoten. Hardeman moest een wapen zien te bemachtigen. Hij keek nog eens onder de truck door. Bens had ook geen wapen. Hij zag wel een wapen aan de andere kant liggen. Maar het was bloedlink om onder de truck te kruipen om dat wapen zien te bemachtigen. Verdomme!
Als hij onder de truck lag en er kwam weer een kogelregen dan kon hij zeker getroffen worden. Hardeman merkte dat er bloed uit zijn broek komt bij zijn rechterbovenbeen. Hij ziet er een paar gaten in zijn broek zitten. Hij bekijkt het been en ziet grote gaten in zijn dijbeen zitten. Waarschijnlijk scherven van de bom. Hij voelt geen pijn ook niet aan zijn hand.
Weer treft een kogelregen de truck. Weer hoorde hij de kogelinslagen op metaal. Het is niet te geloven dat zij niet meer worden getroffen.
‘Blauwe honden.’
Hij moet een wapen hebben. Het is wel vragen om doodgeschoten te worden maar hij moet het proberen. Het is bloedlink. Die ploppers schieten je graag dood.
‘Blauwe honden, kom naar beneden of durven jullie niet. Laafaards.’
Hardeman keek weer onder de truck. Maar er kwam weer een kogelregen. De marinier Dijkstra had zich verplaatst naar het achterwiel daar hield hij de zaak in de gaten. Zijn tommygun had hij schietklaar in de handen. Het is moeilijk te schatten hoeveel ploppers er boven hem zitten. Misschien een man of tien. Veel meer zullen het er niet zijn want dan hadden ze wel naar beneden gekomen. Ook zijn ze niet omsingeld dan waren ze wel van meer kanten beschoten.
Hardeman denkt maar steeds aan een wapen. Maar het bleef bloedlink om een wapen zien te krijgen. Hij zat zwaar in de problemen en dat besefte hij best. Maar hij was nog niet dood. Hij zou er alles aan doen om in leven te blijven. Dijkstra had een tommygun en als die ploppers op hen zouden afkomen dan gingen er zekere een paar mee de pijp uit. Hardeman en Dijkstra zeiden niet veel tegen elkaar of  er werd helemaal niet met elkaar gesproken. Opletten dat was nu belangrijk. Zijn beschermengel liet hem aardig in de steek. Of de engel zou denken laat maar eens even zien hoe je het afmaakt.
Ze waren nu al uren weg van de post. Zou nou niemand daar iets in de gaten hebben? En die BPM’ers dan. Die lui moesten toch aan het werk.
De ploppers bleven schieten en behoorlijk ook. Maar Hardeman en Dijkstra hadden ongelooflijk geluk dat ze nog steeds niet dood waren. Dat kon zo maar gebeuren. Hardeman dacht aan zijn Olga in Soerabaja. Goed dat ze niet wist in wat voor moeilijkheden hij zat. Ze zou het besterven van angst.
Hardeman lag plat op de grond nog steeds achter het rechter voorwiel. Hij hoorde achter zich een kreunend geluid. Hij keek om en zag dat de marinier die naast de dode marinier lag zich begon te bewegen Ook dat was ongelooflijk dat deze marinier nog leefde. Zijn maat die naast hem lag was dood. Hardeman kon niet zien of de marinier gewond was. Hij kreunde nog steeds. Hardeman ziet nu dat de marinier om zich heen kijkt vanaf de plaatst waar hij onder de truck. De marinier kroop onder de truck vandaan. Hij keek naar de gesneuvelde marinier Bens en dan naar Hardeman. Hij zei niets. Hij had een grauwe kleur op zijn gezicht en angst sprak uit zijn ogen.
‘Gaat het?’ vroeg Hardeman
 Weer kwam er een regel van kogels door de truck en op de plaats waar de marinier lag. Jezus, wat heeft die man een geluk. Hij ziet het ook en met grote ogen keek hij naar Hardeman. Hardeman ligt zo plat als hij kan. Maar dat zal niet elpen als er een kogel komt op de plaats waar je lag dan was je er geweest.
Hardeman keek weer onder de truck en zag naast de gesneuvelde marinier een wapen liggen. Waarschijnlijk het wapen van de marinier Bosma.
Hardeman hoort iets achter zich en voordat hij echt ziet wat er gebeurt rende de marinier. Hij bleek een schampschot te hebben, met een pijlsnelle vaart voorbij Hardeman. Hij zei niets en vroeg ook niets. Hij was ineens weg.
‘Verdomme,’ Hardeman schreeuwde hem achterna. De marinier vluchtte weg uit de patrouille die zwaar in de problemen zat. Hardeman is witheet. De vluchtende marinier kreeg een regen van kogels nageschoten. Gelukkig troffen de kogels geen doel. Als een sneltrein rende hij weg en over de hoogte in de weg. Hardeman was kwaad op de marinier omdat deze zijn patrouille verliet.  Hardeman hoopte wel dat hij de post zou bereiken dan kwam er misschien hulp. Hij had nog nooit meegemaakt dat een marinier zijn patrouille verliet. Behalve dan de sergeant bij Rambipoetji van zijn patrouille wegreed.
De marinier was niet van zijn eigen groep. Dijkstra keek naar Hardeman  maar zei niets. Hij perste zijn lippen op elkaar. Het schieten bleef aanhouden en Hardeman schold maar weer eens naar de ploppers.
‘Stinkhonden, laafaards. Kom naar beneden dan maken wij jullie af.’
Kogels floten over de twee mariniers heen en in de truck.
‘Als die lui naar beneden komen maak er dan zoveel mogelijk af. Voordat ze ons te grazen nemen. Maar schiet niet je houder leeg op aar schiet niet je houder leeg op één man,’ zei Hardeman.
Dijkstra keek verbeten voor zich uit en had de vinger om de trekker van tommygun. Het leek er op dat hij de ploppers elk moment verwachtte.
‘Ik ga proberen een wapen te bemachtigen. Het is link maar ik moet het proberen. Let goed op. Schiet alleen als je de ploppers ziet.’
Dijkstra zei nog niets maar keek Hardeman aan.
‘Trekhonden, lafaards,’ schreeuwde Hardeman.
Weer een regel van kogels. Hardeman ging op de grond zitten en schoof langzaam naar voren. Weer kwam er een regen van kogels. Hardeman trok zich snel terug. Het is even stil. Langzaam ging Hardeman verder. Zijn benen voor zich uit. De ploppers moeten niet merken. Heel langzaam schoof hij voorwaarts. De ploppers schoten weer maar gelukkig kwamen er geen kogels door de truck. Stukje voor stukje ging hij voorwaarts. Hij ligt op zijn ellebogen en schoof ruggelings naar voren
. Het zweet droop van zijn gezicht en zij jas was eveneens nat van het zweet.. Heer laat ze nog even wachten met schieten door de truck geef mij een kans om een wapen te pakken. Ik ben naakt en hulpeloos zonder wapen.. Hij was nu bijna aan de andere kant van de truck met zijn voeten. Hij ruste even uit. Nu moet het gebeuren nog iets verder.
PANG!
Ehhh, een snijdende pijn trof de voet van Hardeman. Alsof er een vlijmscherp mes door zijn voet werd getrokken.. Verdomme!
Veel sneller is Hardeman weer onder de truck vandaan. Hij zit nu weer achter voorwiel. En weer kwam er een serie kogels door de truck. Hardeman voelde het soppen van het bloed in zijn schoen.
‘Ben je geraakt, sergeant,’ vroeg Dijkstra
‘Ja, verdomme, in mijn voet.’
Hardeman bekeek zijn schoen en zag dat er een kogel net even boven de zool door de schoen en in zijn voetzool was gedrongen. Hij zal er niet mee kunnen lopen. Maar veel tijd had Hardeman er niet voor want de ploppers waren weer als razende aan het schieten en de kogels vlogen weer door de laadbak en in de motor. Veel dekking was er niet voor de mariniers. Maar ook nu werden ze niet getroffen.
‘Trekhonden.’ schreeuwde Hardeman.
Van de marinier die op de truck lag hoorde Hardeman helemaal niets me. Voor die marinier had Hardeman niet veel hoop meer. Er was zoveel in en door de truck geschoten dat er voor de marinier niet veel kans meer was.
‘Smerige trekhonden’, riep Hardeman voor de zoveelste keer, ‘ Kom dan naar beneden, lafaards dan schieten wij jullie kapot.’
Of ze het begrepen dat wist Hardeman niet maar ze zouden merken dat er bij de truck nog leven was. Hardeman had nog steeds geen wapen. Zijn pink waqs hij kwijt, scherven in zijn bovenbeen en een schot in zijn voetzool. Moeder vraagt of het zo goed is!. De trekhonden. Maar hij leeft nog en de marinier Dijkstra leefde ook nog
‘Blauwe trekhonden, kom naar beneden, lafaards,’ Hardeman bleef ze bestoken met woorden.
Verschrikkelijk , wat duurde het lang dat er iemand kwam opdagen. Wat zaten ze daar op Banjoe Oerip te doen. Had nou werkelijk niemand door dat er een patrouille niet teruggekeerd was. Aan de stand van de zon te zien was het al dik over twaalf uur. Hardeman horloge stond stil. Hoe dat kwam dat wist hij niet. Hardeman hoopte dat de gevluchte marinier intussen op de post was gearriveerd. Als hij het gehaald had. Als ze hem onderweg maar niet te pakken hadden genomen.
Dijkstra hield zijn hoofd een beetje schuin en luisterde. Hij stak een vinger omhoog en riep, ‘ Sst! Hardeman keek in zijn richting. Dijkstra’s hoofd stond een beetje schuin en Hardeman luisterde mee. Verdomd. Hardeman hoorde het ook. Motorgeronk!
Ja, motorgeronk. Ze lachen elkaar toe. Zou het dan eindelijk gaan gebeuren? Mis! Hoog in de lucht gleed een condensstreep door de lucht. Het was een vliegtuig. De teleurstelling was duidelijk op de gezichten te lezen.
‘Blauwe honden,’ schold Hardeman weer.
‘Honden’
De ploppers bleven schieten. Hardeman dacht dat de ploppers heel wat munitie hadden. En er veel van hadden verschoten op de mariniers. Hardeman en Dijkstra hadden niet één patroon verschoten. Wat duurde wachten lang en al helemaal als je van je leven niet zeker was.
Ook maar goed dat zijn moeder het niet wist. Ze zou nu niet zeggen, ‘ laat dat jochie gaan, dan ziet hij war van de wereld.’
‘We moeten wat meer beschutting zoeken. Kunnen we niet in het struikgewas gaan zitten met onze rug tegen de wal aan. Dan zitten we niet eer zo dichtbij de truck,’ zei Dijkstra.
‘Ja, natuurlijk! Hardeman keek achter zich.
Ja, verdomd, het is ongeveer anderhalve meter van de truck.
‘Ja, dat is goed. Heel voorzichtig ze mogen niet merken dat wij verplaatsen,’ fluisterde Hardeman.
‘ Blauwe honden’
Samen schoven ze heel voorzichtig en langzaam tussen het kreupelhout. De vijand bleef schieten op en door de truck. Het was onvoorstelbaar dat de mariniers niet meer getroffen werden. Drie verwondingen was eigenlijk wel genoeg. En niet te praten over de gesneuvelde mariniers. Dijkstra klaagde niet over zijn achterwerk. Dat moest toch ook branderig zijn.
Hardeman voelde ook helemaal geen pijn. Hardeman liet zich niet horen na de verplaatsing. De ploppers hoefden niet te weten dat zij van positie veranderd waren.. De tijd schreed voort. Ze lagen nu al uren bij de truck en op Banjoe Oerip had niemand door dat zij niet terug gekeerd waren.
De ploppers bleven maar schieten maar ze namen verder geen initiatieven. Het waren geen mariniers als Hardeman in zo’n situatie was terecht gekomen dan had hij in ieder geval geprobeerd iedereen af te maken. De truck in brand gestoken en alles wat van waarde was geweest had meegenomen. Maar de ploppers bleven op hun plaats. Hardeman dacht dat ze zeker al vijf uur onder schot lagen.
Hardeman hoorde iets. Hij gaf Dijkstra een tik op de arm. Deze greep de arm van Hardeman en hij lachte. Hij stak zijn duim omhoog. Het schieten kwam steeds dichterbij, ht was een mitrailleur en één van ons. Het was geen GMC. Maar het was een auto. Laten we hopen dat het onze redders zijn. Het vijandelijk schieten is opgehouden. Zij hebben de mitrailleur ook gehoord. Dan toch beginnen de ploppers ineens weer met zijn op de truck te schieten. Dan is het weer stil. Alleen de mitrailleur in de verte is hoorbaar. Gelukkig, Hardeman en Dijkstra zijn er doorgekomen. Jammer van de anderen die het niet gehaald hadden.. De mariniers hoorden gekraak op de wal. De vijand vlucht kennelijk. Ze namen geen risico om een gevecht aan te gaan.
Daar wipt een pick-up van de BPM over het hoogtepunt van de weg in het gezichtsveld van Hardeman en Dijkstra.. Het is hetzelfde autootje dat Hardeman eens had gebruikt bij het opruimen van een hinderlaag. De chauffeur is een BPM’er. Vier mariniers stonden in de bak achter de cabine. Op de cabine punt 30 mitrailleur. De mitrailleur ratelde links en recht door het djatibos. Het was sergeant Coolsma die achter de mitrailleur stond. Ondanks dat hij ziek was stond hij nu achter de mitrailleur. Hardeman en Dijkstra kropen uit het struikgewas. Hardeman bleef op de grond zitten omdat hij niet kon staan.. Direct achter de pick-up kwam een GMC aanrijden met de vriend van Van Delft. De mariniers van hardeman sprongen onmiddellijk van de truck. De luitenant was er ook. Jaap Meertens sprong ook direct van de truck. Ook was er een ambulance meegekomen.
‘Jaap, laat de mariniers onmiddellijk over de wal omhoog gaan en de hele zaak afzetten. Aan beiden kanten van de wal,.’ riep Hardeman. Hij wee naar de wallen links en rechts van hem.
‘Daarboven hebben de ploppers gezeten.’
’Kom op,’ riep Jaap Meertens en hij rende naar een laag punt in de wal en klom er tegenaan.
‘Let op daar boven. Er waren minstens tien man,’ riep Hardeman nog eens.
‘We hebben alles onder controle ,Klaas,’ riep Jaap Meertens.
Hij rende met de mariniers over de wal en schermde de hele zaak af.
‘Leo, neem jij met je mensen mee en zet daar verder weg af. Ongeveer een honderd meter verder en schiet op alles wat beweegt,’ riep Hardeman.
 ‘Oké, Klaas. Kom op,’ riep Leo van der Noot tegen zijn mannen. De hele omgeving was nu afgeschermd door de mariniers.
Een sergeant ziekenverpleger uit Padangan kwam op Hardeman toelopen en vroeg, ’ Hoe is het sergeant.’
‘Kijk eerst naar de mensen op de truck en er omheen,’ zei Hardeman,’ Werk dat eerst af. Dijkstra en mij kan je straks helpen.’
‘Goed, dan doe ik dat eerst,’ zei de ziekenverpleger.
Met behulp van de mariniers werd de zwaar gewonde marinier van de truck getild. Hoe was het mogelijk dat hij nog leefde. De doden werden geborgen. Dan zijn Dijkstra en Hardeman aan de beurt. Hoeveel tijd er intussen verstreken was vanaf het vertrek door de patrouille was bijna zes uur. De luitenant was zo druk als een klein baasje. Overal had hij rond gekeken. Toen liep hij naar Hardeman en Dijkstra.
‘Sorry mannen dat ik nu pas bij jullie kom kijken maar ik moest de omgeving goed bekijken zodat we niet nog eens te grazen worden genomen,’ zei de luitenant.
‘Hoe is het jou, Dijkstra,’ vroeg de luitenant, ‘ En hoe gaat het met, Klaas.’
‘Met ons valt het nog wel mee. Mar met de anderen is het beroerd afgelopen,’ zei Hardeman.
‘Ja, dat is erg, Klaas,’ antwoordde de luitenant, ‘ Maar maak je daar verder geen zorgen om.’
Hardeman lag opzijn zij en werd door de ziekenverpleger verbonden. Dijkstra had een grote brandwond op zijn achterwerk en een klein scherfje in zijn knie. Toen zij waren behandeld werden ze naar de ambulance gebracht.
‘Klaas, ik neem het commando over,’ zei de luitenant.
‘Luitenant kijk u of alle wapens meegaan,’ riep Hardeman nog naar de luitenant, ‘ En dat er geen persoonlijke spullen blijven liggen.’
’Dat is al voor elkaar, Klaas. Maak je verder geen zorgen over de toestand hier,’ zei de luitenant, hij stond bij de deur van de ambulance.
‘Ze hebben jullie wel goed te grazen genomen, Klaas,’ zei de luitenant. Het is ongelooflijk dat jullie nog leven. De truck is als een vergiet.’
Hardeman zei niets maar zag dat de vriend van Van Delft heel overstuur was van de dood van zijn vriend. De luitenant liep op hem af en probeerde hem tot bedaren te brengen en ook de ziekenverpleger kwam er nog aan te pas. Deze gaf hem een tablet en water uit zijn veldfles. De chauffeur stapte huilend in zijn truck. Hij moest de kapotte truck naar Banjoe Oerip slepen. Leo van de Noot stapte in de kapot geschoten auto en stuurde hem achter de andere truck mee.
Nadat alles en iedereen was behandeld en ook de doden in de ambulance lagen kon de terugrit eindelijk aanvangen. Het was bijna acht  uur later nadat Hardeman met zijn patrouille was vertrokken.
‘INLEGGEN!’’ riep de luitenant. De mariniers kwamen zo snel mogelijk uit posities en klommen op de truck. De mariniers dekten elkaar wel omdat je maar nooit weet waar die ploppers waren gebleven.
Een kleine twintig minuten later arriveerden de mariniers op de post Banjoe Oerip. Iedereen stond te wachten. Jan Haag stond met tranen in de ogen te wachten hij kreeg het horloge van Hardeman in zijn hand geduwd.  Toen hij Hardeman in de ambulance zag liggen zei hij met verstikte stem, ‘ Verdomme, Klaas, iemand drukte jouw horloge in mijn hand ik dacht dat je dood was.’
Hij veegde met zijn mouw over zijn gezicht.
‘Bewaar dat horloge in ieder geval voor mij, Jan,’ zei Hardeman. Jan Haag knikte alleen. De baboe van de groep Hardeman huilde als een klein kind. Haag sloeg zijn arm om haar heen en zij huilde tegen zijn schouder uit.
Intussen waren de gesneuvelde mariniers in een andere ambulance gelegd. Deze ambulance was iets later aangekomen op Banjoe Oerip. Hardeman en de zwaarder gewonde marinier lagen ook in de ambulance. De hele post was in een mineur stemming. Dit was de grootste slag die zij hadden meegemaakt. De marinier Dijkstra bleef op de post achter. Hij kon in de ziekenboeg geholpen worden.. De beide ambulances reden naar Padangan.


Toen de marinier die de patrouille verliet weg renden werd hij achtervolgd door een paar ploppers. In een ruk was hij doorgerend naar Banjoe Oerip. Dwars door de djatibossen rende hij met de ploppers op zijn hielen. Toen hij in de nabijheid kwam van de post werd hij ontdekt door een BPM-employee. Deze begreep niet onmiddellijk wat er aan de hand was. Maar toen hij de achtervolgers zag schoot hij direct zijn revolver leeg in de richting van de ploppers. Deze bleven op een afstand staan en gingen later weg. De uitgeputte marinier lag aan de voeten van de BPM’er. Hij vertelde dat de sergeant en de patrouille in een hinderlaag waren gereden. De BPM’er hielp de marinier overeind en bracht hem naar de post. Op de post werd groot alarm geslagen en via de radiojeep de luitenant gewaarschuwd. Dat bericht was natuurlijk snel verzonden. Toen sergeant  Coolsma vernam wat er aan de hand was heeft hij direct een paar man meegenomen, en een mitrailleur. De pick-up was op de post. Een BPM’er reed  met de patrouille naar de plaatst waar alles was gebeurd.. Toen de luitenant het bericht in Padangan kreeg was hij ook onmiddellijk terug gereden. Padangan was in rep en roer, zoals het op Banjoe Oerip ook was. De marinier die de patrouille had verlaten hyeeft Hardeman nooit meer terug gezien..

De beide ambulances reden voorzichtig naar Padangan. De wegen waren slecht en het schokken bezorgde de mariniers veel pijn. Hardeman had tijdens de ellende bij de beschietingen helemaal geen last gehad van pijn. Nu begon het heel pijnlijk te worden.
Na een half uur kwamen de beide ambulances het erf op rijden waar de commandopost was gevestigd. Vele mariniers stonden al te wachten op de ambulances. De ambulance met de gesneuveld mariniers werd apart ergens neer gezet. De ambulance waar Hardeman en de gewonde marinier in lagen werd zo gedraaid dat de opening naar het huis van de CC  was gericht.
De beide deuren van de ambulance stonden open.
De ziekenverpleger had voor beide mariniers een injectie klaar en spoot deze in de dijbeen van de mariniers.
De opvolgendcompagniescommandant was direct ter plekke. Hij stond met een fles jenever in de hand. Het was de luitenant die zo moeilijk deed op een post waar een marinier een jeep uit de modder reed..
‘Willen jullie een borrel, mannen,’ vroeg hij. Op een borrel zaten de beide mariniers niet te wachten. Hardeman liet een borrel naar binnen glijden. Hij griezelde ervan.
‘Hoe is het er mee, sergeant, en, éh, hoe is het met jou, marinier,’ vroeg de  OPC..
De mariniers konden er weinig van zeggen.  Ze waren blij dat ze het er levend hadden afgebracht.
De compagniescommandant kwam naar buiten. Hij stond op de galerij met bloot bovenlijf. De afstand naar de ambulance was ongeveer vijf meter. In volle lengte stond hij daar met de handen op de rug. Vanaf die plaats riep hij, ‘Heb je alle wapens meegebracht, sergeant?’
De smerige schoft. De hond! Geen enkele interesse voor zijn gedode mariniers en gewonde mariniers in de ambulance. De ogen van Hardeman konden hem wel doden. Wat een officier. Wat een mariniersofficier! Hardeman gaf geen antwoord. De ziekenverpleger die zag dat Hardeman het heel moeilijk had, zei, ‘Rustig aan sergeant, zorg nu maar eerst voor jezelf.’
In een van de bijgebouwen was het erg rumoerig. Er werd een korporaal, die Hardeman goed kende, in bedwang gehouden omdat hij gewapend met zijn geweer de CC te lijf wilde gaan.
Het was een worstelpartij om de korporaal tot bedaren te krijgen. Vier mariniers zaten boven op hem en ontrukte hem zijn wapen.
‘De vuile lafaard! Nog nooit heeft hij een patrouille gelopen en stelt hij geen enkel belang in zijn eigen mensen. Je zou hem kapotschieten!’ De korporaal was buiten zinnen.
Hij werd verder door een maar mariniers in de gaten gehouden, zij bleven bij hem zitten. De CC draaide zich om en ging zijn huis weer binnen. De marinier werd naar Soerabaja gebracht en Hardeman ging naar Blora. Een stadje net over de grens van midden-Java.

 

Copyright © A.E.O. Hartsuiker - All Rights Reserved

Creatie datum: 23/06/2017 23:13
Categorie: - Hartsuiker, Cees
Pagina gelezen 8237 keren


Reacties op dit artikel

Er heeft nog niemand gereageerd.

Nieuws van den dag uit het voormalig Nederlandsch-Indië