Mijn herinnering
Zoals mijn vader dat wel vaker deed, pakte hij een fles alcolhol, goot er een hoeveelheid van op een watje en kneep met succes het pijnlijk ongemak uit.
Vrijwel onmiddellijk na de handeling ging de telefoon over en mijn vader snelde naar de telefoon in de slaapkamer.
Wij woonden destijds aan de Argopuro 19, een huis dat boven aan de Siranda lag, het zal zo halverwege de Merapi zijn, met uitzicht over de stad en de Indische Oceaan.
Mijn broer Wim herinnerde zich het feit dat mijn vader, om practische redenen, de watjes, met het oog op besmetting, steeds na het uitknijpen verbrandde.
Aangezien mijn vader nu aan de telefoon was, kon hij dat nu dus niet doen.
En waarom zou een bijna 12 jarige jongen zijn vader niet helpen?
Hij pakte lucifers en de fles alcohol, stak het watje aan en goot daar de fles alcohol op leeg.
Hoewel ik alles op afstand had bekeken, was het voor mij onmogelijk de vlammenexplosie te ontlopen.
De betegelde vloer van mijn vaders studeerkamer, waar zich het een en ander afspeelde, vertoonde nauwelijks enige vorm van poreusiteit, zodat de vloeibare alcohol steeds verder kon uitlopen.
Zoals ik al zei, ik kon de vlammenzee niet ontlopen, daar de vuurhaard mijn kant op snelde.
Ik stond in lichter laaie en schreeuwde van pijn.
Door mijn geschreeuw kwam mijn vader met grote snelheid toegelopen, pakte mij op, droeg mij naar de slaapkamer en wikkelde mij in een deken.
Dat alles had zich in een fractie van een minuut voltrokken.
Ik moest met spoed naar het ziekenhuis worden gebracht, daar mijn lichaam was bezaaid met derde graads brandwonden.
Naast ons woonde dominee Smid, een hervormde predikant.
Die was er niet en na een aantal telefoontjes bleek een kennis, de heer Brune op dat moment de beschikking te hebben over een auto om mij op te halen en naar het ziekenhuis te brengen.
In hoeverre er geen mogelijkheden waren voor een ziekenwagen of andere spoedhulp om mij naar het ziekenhuis te brengen, weet ik niet.
Wel weet ik dat de heer Brune mij naar het Elisabethziekenhuis bracht.
St. Elisabeth Ziekenhuis op Tjandi Baroe Semarang
Ook herinner ik me dat de twee verpleegsters schrokken van wat zij zagen.
Dat was het laatste wat ik zag.
Daarna verdween het zicht uit mijn ogen en werd blindheid een toekomstbeeld voor mij, hoewel ik dat toen nog niet besefte.
Van die dag verder herinner ik me niet zo veel.
De dagen erna verbleef ik in een open ruimte, grenzend aan de gang. Voor zover ik me herinneren kan waren alle verpleegruimtes open in verbinding met de gang.
De juistheid ervan kan ik niet met zekerheid bevestigen.
De ruimte waarin ik lag, deelde ik met 2 andere verpleegden.
De ene meneer heette Maliepaard en was naar mijn oordeel van toen oud en dik en hield niet van kinderen.
Tenminste van mij moest hij niets weten.
Zodra ik hem ook maar iets hinderde, werd hij boos en schrobeerde hij mij.
Wel weet ik dat die meneer Maliepaard na ongeveer 10 dagen naar huis ging en in zijn plaats kwam een alleraardigste jonge man te liggen, die voor zover ik me herinneren kan, onderwijzer was.
Voor welke kwaal hij daar lag en hoe zijn naam was, weet ik helaas niet meer.
De man was erg gesteld op mij en gaf mij de 22e mei op mijn verjaardag een boekje, waaruit hij me dagelijks verscheidene malen voorlas.
Het was een boekje met Engelse kinderversjes en al gauw was ik in staat, goed luisterend de versjes uit mijn hoofd te leren.
De dag dat ik in het ziekenhuis kwam, werd ik grondig onderzocht, ondanks het feit dat het zondag was.
Mijn linkerbeen tot aan mijn lies, mijn linker arm en mijn gezicht waren ernstig verbrand.
Mijn linker been was bezaaid met derde graads brandwonden en mijn gezicht voor een klein deel, maar wel bij mijn ogen.
De overige wonden op mijn gezicht en armen waren eerste en tweede graads, maar zouden vermoedelijk geen littekens achtelaten.
Tijdens het onderzoek, ik was grotendeels in coma, maar kon wel horen hoe het gesprek tussen mijn vader en de oogspecialist verliep.
Ik kan me herinneren dat de Chinese oogspecialist hem mededeelde dat mijn ogen naar "de bliksem" waren.
Dat was hetgeen dat hij letterlijk zei.
Gelukkig wist ik toen nog niet wat het betekende.
Ik kreeg op mijn gezicht een levertraan masker dat dagelijks 2 keer werd vervangen.
Mijn been en de overige brandwonden werden dagelijks met een soort van grote satestokken met watten in alcohol gedrenkt over mijn wonden heen gedompeld, om ook bij de hoge tropische temperaturen, infectie te voorkomen.
De pijn ervan was ondragelijk en iedere keer weer, toen ik de behandelkamer werd ingereden, moesten de verpleegsters mij vastbinden.
Iedere keer weer schreeuwde ik het uit van de pijn.
Langzamerhand kende iedere patient mij, alleen al vanwege dat geschreeuw.
De verzorging, kan ik me herinneren was prima en de zusters waren allerliefst voor mij.
Op diverse foto's komt het ziekenhuis nog voor.
Of het daadwerkelijk nog bestaat, weet ik niet.
Ik weet wel dat ik op een dag wakker werd en mijn ogen open deed en gewoon kon zien.
Dat moment herinner ik me nog als de dag van gisteren.
Pas veel later hoorde ik wat de oogspecialist bedoelde met zijn uitspraak.
Het feit dat ik ooit weer kon zien, ondanks het verlies van mijn netvliezen, blijkt nog steeds een medisch wonder te zijn.
Hoewel mijn jonge leeftijd herinner ik me nog veel van Semarang.
Tjandi, de Siranda, de straat die recht tegenover ons lag en uit kwam bij ene meneer Raaf die daar woonde.
De politieman Smid, de diverse familie's, zoals van Benthem, Vogelaar, Jager en de koepelkerk waar mijn vader organist was.
Ook herinner ik me dat ik nogal eens mee ging met één van de baboe's naar de kampong en de kroepoek die je zo aan de straatstalletjes kon kopen.
Ook herinner ik me dat één van de bomen gesnoeid moest worden.
Volgens mij was dat een pisangboom.
Ik herinner me ook dat degene die dat deed onder de rooie mieren naar beneden kwam uit de boom.
De loewaks, die ik vliegende honden noemden, de titjaks die plotseling aan de muur hingen zodra de avond viel.
De rode glibberige aarde tijdens de natte moeson en de winkeltjes in de stad met bekende en minder bekende namen, het station enzovoort.
Jawel, natuurlijk ben ik genezen, maar op mijn linker been zijn de littekens nog overduidelijk zichtbaar en werd er op school ook aardig mee gepest.
Graag zou ik nog eens terug willen.
Vooral om te weten hoe Semarang er nu uitziet en... of de Argopuro met betreffend huis er nog is.
Wie er iets over weet, zou ik erg dankbaar kunnen zijn,
indien mij daarover iets medegedeeld kan worden, of misschien iets van foto's ontvang.
Ron van der Weel