INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19753355 Bezoekers
20 Bezoekers online
Voor conversie van grondrechten, d.w.z. voor omzetting van een grondrecht in een ander heeft de Indische overheid in sommige gevallen bijzondere voorschriften gegeven.
Allereerst voor de omzetting van erfelijk individueel bezit in (agrarisch) eigendom.
De Agrarische wet (zie aldaar) schreef voor, dat aan Inlanders, die gronden in erfelijk individueel bezit hebben, de gelegenheid moet worden geboden die gronden in eigendom te verkrijgen.
Men noemt dat eigendom van Inlandse gronden meestal agrarisch eigendom ter onderscheiding van het eigendom volgens het Burg. Wetb.
Het agrarisch besluit bepaalt nl. uitdrukkelijk, dat de agrarische eigenaar niet onderworpen is aan de bepalingen van het Burg. Wetboek.
Zijn recht blijft goeddeels aan het adatrecht onderworpen.
Hypotheek is het enige Europese zakelijke recht dat erop gevestigd kan worden.
Vervreemding aan niet-inlanders, behoudens van kleine stukken grond met toestemming van de Gouv.-Gen., is ook voor agrarisch eigendom verboden.
De agrarische eigenaar houdt dezelfde publieke rechten en verplichtingen als te voren de erfelijk individueel bezitter.
De in- en overschrijving van het recht is anders geregeld dan voor gewoon eigendom enz.
Volgens de regeling van 1872 moet de Inlander, die zijn erfelijk individueel bezeten grond in eigendom wenst te hebben, daarvoor een proces voeren, dat weliswaar kosteloos is, toch veel moeite en last voor hem meebrengt.
Hij moet nl. eerst door de landraad laten uitwijzen, dat zijn grond erfelijk individueel bezit is.
Is dat door de rechter na vele te vervullen formaliteiten uitgemaakt, dan verleent het Hoofd van plaatselijk bestuur of tegenwoordig de Regent de bezitter namens de Gouv.-Gen. het eigendomsrecht op de grond door inschrijving van het recht in de openbare registers ten overstaan van de voorzitter van de Landraad, bijgestaan door de griffier.
Van dit instituut is door de Inlander, die opziet tegen de lasten van het proces, maar zelden gebruik gemaakt.
Bovendien brengt het eigendomsrecht enige formaliteiten met zich mede als b.v. in- en overschrijving bij de griffie van de Landraad, waarvoor de Inlander weinig voelt.
De overschrijving van de weinige percelen, die in agrarisch eigendom worden bezeten, wordt dan ook meestal nagelaten en na enige jaren weet niemand meer in de desa dat op de grond een bijzonder recht rust.
Slechts enkele rijke Inlandse grondbezitters hebben door deze conversie hun recht versterkt en voorts is in enkele gevallen door niet-Inlanders getracht door de verlening van agrarisch eigendom aan hun stromannen hun onwettig grondbezit beter te verzekeren.
De stroman erkent dan een grote schuld aan de niet-Inlander te hebben en geeft daarvoor hypotheek op zijn agrarisch eigendom, hetgeen voor ander Inlands grondbezit niet mogelijk is.
Wordt de stroman dan ontrouw, dan laat de niet-Inlander-hypotheekhouder de grond verkopen en door een nieuwe Inlandse stroman opkopen.
Zie ook Grond (rechten op de).
Andere bepalingen, welke de conversie van communaal bezit in erfelijk individueel bezit regelen en evenals de boven besproken conversie alleen Voor Java en Madoera gelden, zijn van 1885 en hebben al evenmin veel resultaat gehad.
In het artikel over Grond (rechten op de) is medegedeeld, dat vooral in Midden-Java de desa’s het Inlands bezitsrecht op de grond hebben, terwijl de grond dan hetzij jaarlijks hetzij meer-jaarlijks, hetzij eens en voor altijd tussen de deelgerechtigde desalieden wordt verdeeld.
Het Kon. besluit van 1885 schrijft nu voor, dat indien drie kwart van de deelgerechtigden dit verlangen, dit communaal bezit voor goed als erfelijk individueel bezit aan de deelgerechtigden wordt toegewezen met afzondering van de ambtsvelden voor het desabestuur.
De betrokken bevolking regelt die verdeling zelf, waarbij enige voorschriften in acht te nemen zijn en na onderzoek van een commissie verklaart dan de Resident, dat de conversie tot stand gekomen is. De deelgerechtigden hebben dan het individueel bezitsrecht verkregen.
De bevolking zelf heeft weinig van deze conversie gebruik gemaakt.
Zij volgt gewoonlijk de geleidelijke weg om tot conversie te komen.
Jaarlijkse verdeling van communaal bezit verandert langzamerhand in een verdeling om de twee, vijf, tien jaren of alleen dan wanneer de desa dat nuttig en nodig acht, totdat eindelijk de bezitsvorm wordt: vaste, eens en voor altijd aangewezen aandelen, hetgeen slechts weinig verschilt van erfelijk individueel grondbezit.
Door bestuursinvloed is hier en daar conversie tot stand gekomen op de voet van de bepalingen van 1885, doch dikwijls is de bevolking later weer tot de communale bezitsvorm teruggekeerd.
Ook andere conversie van grondrechten is bij verschillende bepalingen geregeld.
Onder Particuliere Landerijen wordt vermeld, dat de erfpachtsrechten van de Inlanders en Vreemde Oosterlingen op die landen bij de overgang van een particulier land aan het Land automatisch geconverteerd worden in erfelijk individueel bezitsrecht en landerijenbezitsrecht.
Vroeger kregen die Vreemde Oosterlingen het altijddurend erfpachtsrecht op hun grond; de toenmaals verleende altijddurende erfpachtsrechten kunnen met medewerking van de houders thans ook in landerijenbezitsrecht worden omgezet.
Onder Vorstenlanden wordt medegedeeld, dat de landbouwondernemers het recht verkregen hun rechten op de grond, geregeld bij het landhuurreglement, om te zetten in een huurrecht, op de voet van het Vorstenlandse Grondhuurreglement door de Zelfbestuurder verleend en dat van deze conversie door zo goed als alle ondernemers gebruik is gemaakt.
Verder is conversie mogelijk langs de gewone burgerrechtelijke weg door samenwerking van partijen. Elke eigenaar kan zijn huurder het opstalrecht verlenen en beide partijen kunnen daarbij hun voorwaarden stellen.
Zo kon de regering, toen na 1870 uitgifte van grond aan de grootlandbouwindustrie in erfpacht mogelijk werd, de gelegenheid openstellen om de tevoren in huur uitgegeven percelen te converteren in erfpachtspercelen, van welke gelegenheid veel gebruik is gemaakt.
Onder Landbouwconcessies is aangetekend, dat in 1919 de erfpachtsregeling voor de zelfbesturende landschappen in de buitengewesten tot stand kwam, en dat het in de bedoeling lag in die landschappen voortaan alleen grond in erfpacht uit te geven.
Aanvragen tot conversie van de tevoren verleende landbouwconcessies in erfpachtspercelen zullen ongetwijfeld in beginsel door het zelfbestuur (regering) worden ingewilligd.
Over de voorwaarden waaronder die omzetting tot stand zal komen, zal door partijen, de ondernemer en het zelfbestuur of de regering onderhandeld moeten worden.
De regeling voor de verdeling van het familiegrondbezit in enige agrarische reglementen voor gewesten buiten Java en Madoera heeft tot doel die verdeling te vergemakkelijken, doch alleen in het geval dat alle deelgerechtigden hun medewerking verlenen.
Zijn er deelgerechtigden, die niet willen meewerken of die niet te vinden zijn, dan zal de gewone weg van rechten zo mogelijk gevolgd moeten worden.
Veel resultaat heeft de regeling niet gehad, daar het meestal niet mogelijk is, alle deelgerechtigden te bereiken.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage