INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19283579 Bezoekers
36 Bezoekers online
13) Elf maanden in Nakon Pathom.
Merkbaar begin van de geal. actie in Thailand !.
(25 Maart 1944 - 25 Februari 1945 ).
Omstreeks den 25ste Maart 1944 moesten wij s'morgens om 11 uur met 500 man gereed staan voor vertrek per spoor naar het ongeveer 20 km. verder gelegen kamp Nakon Pathom. Pas tegen twee uur waren wij gereed voor vertrek naar het station waar wij in beestenwagens werden geladen en in die trein moesten wachten tot heel laat in de avond eindelijk een locomotief kwam die voor onze wagens werd geplaatst.
Toen begon een rangeer beweging die meer dan een uur duurde en
eindelijk tegen middernacht vertrokken wij. De heele nacht, het was gelukkig maanlicht, sukkelde de trein voort en rangeerde bij elk klein station wagens af en aan.
Tegen het krieken van de dag bereikten wij het station Nakon-Patom en nog in het schemerdonker marcheerden wij naar het ongeveer 1000 m. bezuiden dit station, net buiten het stadje, in aanbouw zijnde Sanatorium kamp. Er stonden toen 17 loodsen. Mijn eerste intrede was in loods 9.
Zoo tegen 8 uur waren wij geinstalleerd, kregen wij onze eerste hap pap en mochten gaan rusten.
In de middag verkenden wij het kamp en zagen wij een tiental loodsen in aanbouw. Wij vernamen dat er 50 loodsen zouden komen, met elk plaats voor 250 man dus een totale capaciteit van 12500 man.
De bouw der loodsen was goed van opzet. Het geheel was een vierkant geraamte van gezaagd hout. Een eigenaardige, constructief niet juiste kap van bamboe en vierkant hout.
Houten bale baleh van 2.50 m2 , een middengangpad van bijna 2 m. een voor en achteringang met dubbele deur en eenige zijdeuren in de langswanden. Alle wanden zeer netjes, van in latten opgesloten bilik en een goed ingedekt atap dak. Een pas gereed zijnde loods gaf een goede en nette indruk. Aan de fundatie werd evenwel niet de minste zorg besteed en tegen schranken was te weinig schoorwerk aangebracht.
De gevolgen daarvan als scheef zakken, uit het lood waaien, deden zich aldra gelden. Op een zeker moment werd door een windvlaag een nagenoeg voltooide barak en een paar traceeén van reeds voltooide barakken volkomen tegen de vlakte geworpen. Toen begon men overal de noodige schoren onoordeelkundig aan te brengen en verzakkingen te lichten, doch het bleef technisch onjuist werken zonder Europeesch deskundig technisch toezicht en er kwam dus weinig goeds van terecht.
De algemeene opzet was ook keurig voorbereid. Het geheel werd in vier rijen van 12 tot 15 loodsen opgezet, waartusschen heele breede wegen en een vierkante vorm met meer in het midden gedeelte gelegen, de cantine en voorraad loodsen. Voor ongeveer vijf barakken werd één keuken en voor elke barak één W.C. gebouw gemaakt alle van zindelijke goede constructie. De uitwerking liet soms wat veel te wenschen over en zoodoende zakte een oven met schoorsteen soms al scheef, tijdens het opmetselen.
(bilik, wanden van de loodsen, is vlechtwerk van dunne bamboe repen). red.
Toch was het resultaat van die gebouwen beter dan die van de loodsen. De bouw geschiedde geheel door Thailanders in betaalde arbeid.
Wij voorzagen ons steelsgewijze van plankjes en spijkers en timmerden daar van alles van. De totale bouw was eind Juni 1944 gereed en toen waren ook de regens al ingevallen en door onkundige hoogteligging waren in de regentijd een 15 stuks barakken absoluut onbruikbaar, op vele plaatsen stond daarin het water 25 cm. diep. Het geheel was dus geen succes.
Toen wij aankwamen waren er al 500 zieken van het eerste transport van Nan Peleduk dus wij waren met 1000 zieken ondergebracht in vijf loodsen. Verder waren er een 1200 werkers die al eenige maanden daar waren, voor corvee werk aan schoonkappen, terrein en grondwerk.
Al spoedig werden van de zieken de herstelden afgescheiden, die huiselijke werkzaamheden moesten verrichten en werden successievelijk werkers naar andere kampen afgevoerd en kwamen duizenden zieken, van allerlei in Burma en Thailand gelegen kampen, voor herstel hier aan.
Het was de eerste maanden een veelvuldig komen en gaan tot er geen echte werkers meer overbleven en de herstelden al het werk deden.
Zij die hersteld waren werden ook weer naar werkkampen gezonden voor spoorwegonderhoud, wegen en vliegveld aanleg en fourage werk.
Dit aldus was en bleef de toestand na ongeveer zes maanden.
Regelmatig hadden verhuizingen plaats door herindeelingen in diverse ziekengroepen, diverse landaarden enz. enz.. Ik voor mij lag respectievelijk in de volgende loodsen : 17 - 25 - 32 - 26 - 28 - 21 - 29 - en op het laatst weer in 26. In sommige van die loodsen lag ik twee keer en in de loodsen verhuisden wij ook dikwijls, zoodat je praktisch geen 14 dagen op dezelfde plaats tusschen dezelfde menschen lag. Gevolg was er geen geregeld kampleven. Alleen ernstige zieken en amputee's bleven lang in dezelfde barak liggen. Al dadelijk na aankomst behoorde ik tot de z.g. canvalecenten ( herstelden ) doch ik herstelde pas na 11 maanden fit genoeg voor een werkkamp, (althans volgens de Jap) doch ik voelde mij ook toen nog niet fit en ben het heden ( Januari 1946 ) nog niet.
Die 11 maanden leed ik 9 maanden chronisch aan malaria.
Elke maand had ik eenige koortsdagen en in December 1944 had ik m'n laatste malaria-aanval, maar dan ook de hevigste. Ik was toen eenige dagen niet bij mijn bewustzijn hetwelk ook omstreeks Juli het geval was doch toen in mindere mate. God zij dank was ik met Kerstmis 1944 hersteld en kon het inderdaad die dag overvloedige eten, verwerken.
Na dit herstel was ik aan één kant stokdoof en aan de andere kant hoorde ik zeer slecht.
De eerste maanden in dit kamp was het eten in vergelijk met alle vorige kampen vrij goed en zeer geregeld. Langzaam maar zeker werd het slechter en toen ik vandaar vertrok was het zeer slecht en veel te weinig, doch in vergelijk met de vorige kampen toch nog beter.
Als herstelde deed ik regelmatig tusschen mijn koortsdagen
uitsluitend licht huishoudelijk werk, meestal zonder betaling in geld.
Als betaling ontving ik dan één of andere extra hap voeding uit de keuken. Ik werkte dan als kamerwacht, etenhaler, W.C. schoonmaker groentesnijder en zoo meer. Armoede en sigaretten nood was aan de orde van de dag.
Eens in mijn arme zieke dagen kreeg ik twee tical van Ir. Steneker voor eten ( doch ik kocht tabak ) en één keer in Nan Peleduk kreeg ik drie tical van Ds. Hamel. In die 11 maanden heb ik gedurende drie maanden geldelijk een goed bestaan gehad, als commissionair, en verdiende aan kleeren schoenen en goud verkoop wel eens drie tical per dag. Dat was van Maart tot Juni ongeveer en toen heb ik veel extra gegeten uit de cantine. Als ik het goed had gaf ik ook gul wat aan anderen.
Zelf heb ik in mijn slechte dagen ook van anderen dikwijls wat cigaretten of een plukje tabak gekregen en noem daarvoor de volgende personen in dankbare herinnering :
van Benthem, Prant, Bokhoven, Heres, enz. enz..
Inderdaad mag ik zeggen dat m'n medekrijgsgevangenen in deze en voorgaande slechte dagen mij steeds goed hebben bijgestaan.
Als de toestand te erg nijpte en nagenoeg onhoudbaar werd nam ik mijn toevlucht tot intensief gebed en vroeg ik om hulp van Hogerhand en steeds God zij dank, met succes, zooals dat in mijn heele leven steeds het geval is geweest. Daaruit putte ik ook steeds de kracht om vol te houden en wacht nog heden ten dage met berusting de besturing Gods in deze af.
In het kamp was aldra een bibliotheekje gevormd van de eigen boeken der krijgsgevangenen en daarvan heb ik veel en dankbaar gebruik gemaakt alhoewel de keuze beperkt bleef. Menig uur is daarmede echter aangenaam door mij doorgebracht. Amusement was er sporadisch. Gewone muziek op eigenhandig vervaardigde instrumenten was er maar heel weinig.
Pas in de laatste maanden waren er eenige geregelde muziekavonden en weleens een cabaret. Het cabaret bezocht ik zelden, want ik genoot er niet van. Het was meer dan 50 % Engelsch, dat je juist op de hoofdpunten niet verstond althans de eigenlijke zin ervan niet snapte.
De muziekavonden trokken mij wel aan al bleef ik altijd het liefst in m'n eentje een beetje veraf zitten, zoodat het zacht tot mij doordrong.
Mijn genieting was toen, in alle oude melodiën waarbij ik mij
verplaatste in de jaren, dat ik die hoorde en de beelden uit die tijd voor oogen haalde, waarbij ik genoot van het vele en goede wat ik daar meemaakte.
In al die tijd door alle ellende heen heb ik altijd goed kunnen slapen. Slechts een enkele keer lag ik wat langer en slechts één nacht sliep ik in het geheel niet. Die nacht zal ik nooit vergeten !.
De heele nacht heb ik gedacht en gedacht, mijn geheele leven vanaf m'n zesde jaar passeerde in alle schakeringen. Zeer vermoeid en niet geheel bevredigd brak eindelijk de dag aan. Gelukkig sliep ik de volgende dag weer goed.
Tot dien tijd en ook nog later tot Augustus 1945 droomde ik bijzonder weinig. Slechts zoo één, hoogstens twee keer in een maand verschenen eenige visioen droomen voor mij, alle onsamenhangend doch in figuren helder met nagenoeg echte kleuren. Ik had al eerder een boek over droomen gelezen daarin stond wetenschappelijk vast, dat in droomen geen kleuren worden onderkend, doch ik moet dat uit eigen ondervinding tegen spreken.
Weliswaar waren de kleuren niet echt doch in mijn visioenen zag ik de schakeringen toch veel duidelijker dan bijvoorbeeld op een gewone foto, en niet zoo gemaakt als op een kleuren- foto, doch intensief duidelijk en mooi.
Het waren ook echte reeéle dingen die ik zag en altijd uit vroeger tijden. De kinderen en Mams speelden steeds de hoofdrollen en bijna was het altijd over een ontmoeting na de vrijheid en steeds was die geteekend in een Europeesche sfeer.
Eén keer was ik formeel met mijn gedachte in een Europeesche hoofdstad in één der Oostelijk in Europa gelegen landen, waar ik notabene nooit eerder geweest was en echte straatbeelden zag als het Kremlin de Donau en één van de Duitsche hoofdstraten. Ik ontmoette daar Mams en de kinderen niet alle gelijk doch de één hier en de ander daar, gekleed in kleederen die ik in vorm en kleur goed zag als markant.
Mams was bijvoorbeeld één keer zuiver in haar tijgervelkleurig mantelpak en één keer in haar paarse. De jongens zag
ik een keer duidelijk in hun confectiepakken van 1931-1933. Echte samenhang was er in die droomen echter niet. De koude sombere werkelijkheid bij het ontwaken was echt teleurstellend, doch ik bleef er toch altijd nog inwendig van nagenieten.
In al die tijd, en tot het einde van mijn krijgsgevangenschap, heb ik verwonderd ervaren dat het leven zonder vrouw, voor hen die dat gewend waren zoo gemakkelijk en zonder stoornis kon verloopen.
Persoonlijk heb ik daar al dien tijd niet de minste behoefte gevoeld en sprak menigeen met dezelfde ervaring. Slechts enkele personen sprak ik die daar wel moeite mee hadden en namelijk in de nacht onbewust zaadstorting veroorzaakt werd.
Na de bevrijding werd die toestand voor allen evenwel heel anders en wil ik daar niet in details op ingaan.
Behalve de hiervoor genoemde zieke dagen van malaria aanvallen, maakte ik helaas nog vele andere zieke dagen mede.
Reeds bij de intrede in dit kamp kwamen de schurftpuisten weer terug en na een paar maanden was mijn geheele lichaam bedekt met honderden puisten. Ik kon op een zeker moment niet liggen, zitten of staan, zonder pijn en m'n vingers van m'n handen stonden krom van de smetten. Onder mijn voeten had ik bovendien een tiental koetoe-ajers die hopeloos pijn deden bij de behandeling.
Mijn buik, armen, achterwerk en beenen zaten overal vol met ontstoken puisten.
'S avonds bij het ter slape gaan vond ik moeilijk de minst pijn doende ligging en werd vele malen wakker van de pijn en moest dus weer gaan verliggen. Je vuile ondergoed kleefde aan je lichaam aan de open puisten vast. De reiniging s'morgens en insmeren met gele zwavelzalf, over welke vette massa toch ook weer wat kleeren moesten al was het maar een broekje, was hopeloos. Dit broekje was vies en vuil van het vet. In mijn bloote bovenlijf kon ik alleen de warmste uren loopen, en dus had ik ook een besmet vies hemd.
De gelegenheid tot baden en wasschen is in dit kamp al die tijd slecht geweest en dat merkte je in die akelige dagen het ergst.
Veel, heel veel, leed heb ik daar gedurende de vier eerste maanden van gehad. In die tijd kwam helaas weer een Beri2 aanval voor en was ik in een week tijd weer papperig dik.
Daarvoor was geen geneesmiddel ik kreeg alleen een extra hap groente. Gelukkig evenwel hield die plaag maar kort aan. Binnen een maand had ik de overtollige watermassa afgevoerd, door een paar dagen zoo om het kwartier een groote plas te doen, en gelukkig herstelde de Beri2. In al die tijd en tot Februari 1945 had ik ook chronisch last van buikloop.
Gewoonlijk ging ik zoo'n keer of drie per dag vrij dun af en moest er s'nachts zeker nog 1 keer soms wel 2 keer uit om m'n slappe behoefte te deponeeren.
Gelukkig was het niet zoo hevig als destijds in Hindato en bevuilde ik mij slechts zelden.
De aanhoudende ziekelijke toestand deprimeerde mij echter wel erg, alhoewel ik mij zelve steeds moed trachtte in te praten. Langzaam maar zeker raakte ik en menigeen met mij in een apatische stemming en alles was me te veel. In die 11 maanden kregen wij nog eens de gelegenheid te schrijven dat was dus mijn vierde kaart aan huis.
Anderen ontvingen nu ook schaarser bericht van Java en dus wisten wij positief heel weinig meer dan in Nan Peleduk.
Van het strijdtooneel was trots de strenge controle nog
veel te vernemen meest in opgeschroefde geruchten, als, Java vrij, Borneo door de geallieerden bezet, actie op alle mogelijke en andere eilanden van de Archipel alsmede in Hong Kong, Burma en Siam. Verder was omstreeks begin Augustus 1944 Duitschland weer eens een keer gecapiuleerd door een opmarsch uit het Westen en Oosten en al meer van die onware geruchten, waaraan dikwijls ook door mij geloof werd gehecht. Pas tegen het einde van het jaar 1944 bleek ons de naakte waarheid en die was weliswaar geheel in het voordeel van de geallieerden doch ging tergend langzaam. Ons aller gedachte was dat het heele nieuw komende jaar nog wel in oorlogstoestand zou moeten doorgaan, gezien de geweldige taak waar de Geallieerden toen voor stonden. De eenige feiten die wel vast stonden waren, de komende aanval op Japan, een begin van voortgang in Burma, en de definitieve vorming van een Westfront aan de kusten van de diverse bezette landen in Europa.
Meer, en beter teekenend voor ons, was in de tweede helft van 1944 de activiteit van de Geallieerde luchtmacht boven Burma en Thailand en gezien die werkelijkheid daarvan geloofden wij ook aan bombardementen in Japan en Indië. Het Westfront was ons echter zeer duister. Velen echter verwachtten nog op het einde van 1944 de vrede.
De eerste bombardementen in Burma en Thailand hoorden wij van ooggetuigen die uit de kampen aldaar bij ons aankwamen en van chaufeurs die naar buiten gingen. Al spoedig namelijk op het einde van de eerste helft van 1944 kwamen ook geallieerde vliegtuigen over ons kamp heel hoog in de lucht.
Door de Jappen werden allerlei voorzorgen getroffen voor
luchtaanvallen, als loopgraven, verdekte opslagplaatsen,
camoufleering en beveiliging van kampen, d.w.z. middelen om ons gemakkelijk te kunnen decimeeren bij geval van een onverhoedsche aanval door parachutisten. Inderdaad deden ook geruchten de ronde, dat hier en daar parachutisten waren neergelaten en de Thailanders van geld en wapenen voorzagen. Langs de spoorlijn zagen wij ook gemitrailleerde wagons voorbij komen en hoorden wij dat er al veel locomotieven door bommen van de baan waren gelicht. In de tweede helft van 1944 kwam de activiteit naderbij.
In grooter getale kwamen geallieerde vliegtuigen over en bombardeerden op eenige tientallen km. van ons kamp bruggen,
steden en kampen, waar wij het schouwspel in de verte van zagen. De volgende dag hoorden wij dan bij geruchten wat de schade was en bleek het gemunt te zijn op geheele ontwrichting van het verkeer over de nieuwe spoorweg, en dat had inderdaad succes. Enkele geruchten deden ook de ronde dat eenige van onze menschen hier en daar als slachtoffer vielen.
In de rumoerige maanavonden van de tweede helft van dit jaar 1944 maakten wij, op den nacht van 8 op 9 September 1944, ons grootste lucht schouwspel mede. Gedurende een paar uren zagen wij in de richting nan Nan Peleduk een hevig bombardement met afweer vuur, en braken aan de horizon groote branden uit. Wij gisten dat het in Nan Peleduk kon zijn en reeds de volgende morgen hoorden wij, dat inderdaad ons kamp daar was geraakt en vele dooden en gewonden waren gevallen onder onze jongens. De juiste cijfers zijn mij ontschoten doch er waren tientallen dooden en bijna 100 gewonden. De meer ernstige gewonden kwamen eenige dagen later bij ons in het kamp ter verdere verpleging. Daarvan stierven er helaas nog enkele. Bij deze gewonden waren o.a. ook een lagere schoolvriend van Rika, die helaas een arm moest missen, en een oude vriend van mij eene majoor Derek van de marine met een schouder fractuur.
Eén van de gewonden moesten beide beenen boven de knie worden afgezet. Deze man genas echter zoo snel dat hij na twee maanden al begon op lage krukken te loopen.
Bij de dooden waren twee zeer bekende personen uit mijn vroegere omgeving namelijk Dregralski een oude celmakker en .....? een segeant verpleger die van Soerabaja met ons was samen geweest.
De aanblik van auto's waarop helwitte met bloed doorloopen verbanden afstaken, bij de vuile kleeding en de van pijn verwrongen gezichten was afschuw wekkend. In loods 4 werden de mannen ondergebracht en lang bleef daar het leed bewaard.
Intusschen waren ook van alle andere kampen de amputee's hier aangekomen en verzameld in twee barakken. Totaal waren er naar schatting nu een 300 geamputeerden, meestal betrof dat hun been minder veel de arm. Het was een inzielig gezicht om zooveel op krukken rondspringende nog jonge lichamen te aanschouwen. Wonder boven wonder waren allen tot nog toe levenslustig en vroolijk van aard.
Onder hen was ook een schoolvriend van Aad, namelijk Eddy Flohr, die één been onder de knie was afgezet. Toen ik hem plots voor het eerst zag stond ik stijf van de schrik. Al die amputee's werkten zooveel mogelijk, want innerlijk waren zij gezond. Zij deden werk als wevers of cigaretten draaiers en later ook hulp in de keuken.
Bijna alle amputaties waren veroorzaakt door tropische zweren, slechts weinigen door bombardementen.
Vanaf den negende September werd de activiteit van vliegtuigen boven Siam steeds grooter. Meestal kwamen zij in groepen van 5 tot 8, doch een enkele keer waren er wel meer. Eén keer hebben wij er meer dan 30 tegelijk gezien. Veelal waren de bombardementen ver van ons vandaan namelijk langs de spoorbaan en in Bangkok, doch wij vernamen weinig omtrent de ravage's die werden aangericht. In December 1944 werd Nan Peleduk weer getroffen doch toen vielen slechts weinig (ik meen 8) dooden onder ons.
Bij die bombardementen op Nan Peleduk werden niet veel Jappen gedood.
Wel werd er veel materieele schade toegebracht aan spoorweg materiaal en opslaggoederen, vooral benzine.
Intusschen brak het einde van het jaar 1944 aan. Gelukkig was ik tegen Kerstmis juist van een malaria attack hersteld en deelde in de feest bijzonderheden. Van feestvreugde was geen sprake. Wij kregen wat extra te eten. Er was wat muziek en een cabaret doch dat woonde ik niet bij. Ook werd er geestelijk in die dagen veel gedaan doch ook daar was ik niet dicht bij.
Ik zag alles een beetje uit de verte aan, wegens mijn geestelijke en lichamelijke uitputting in die dagen. Het was één van mijn somberste oudejaars avonden.
Het nieuwe jaar gaf mij eenige frische levenskracht en met nieuwe moed probeerde ik mij staande te houden. Inderdaad ging dit dag bij dag in stijgende lijn en op eind Januari 1945 voelde ik mij heel wat beter. M'n doofheid overgehouden van mijn laatste malaria aanval minderde gaandeweg en werd dragelijk. Ook de maand Februari gaf beterschap en op Mams verjaardag verraste mijn vriend Hartman mij met een bos water hyacinten. Die dag werd als alle verjaardagen sober en met een dankbaar doch droef hart gevierd.
In de eerste maand van 1945 bleek uit alles, zelfs uit de houding van de Jap, dat het slecht ging met de As-mogendheden. Alle officieren werden van onze kampen afgezonderd en zouden naar elders Indo China en Japan worden vervoerd.
Vele Japan parties werden gevormd, vervoerd, en kwamen deels weer terug. Uit alles bleek dat de geallieerden overal roet in het eten strooiden door bombardementen op alle verkeers mogelijkheden. De Zeeën in Oost Azie werden toen door de geallieerden beheerscht en te land vernielden zij alle belangrijke
verkeerspunten als bruggen en stations en opslagplaatsen. In korten tijd zat de Jap volkomen afgesloten van voorziening en contact met het Moederland. Ook de kampen Nan Peleduk, Nakon Pathom en Tamoan kwamen nu voor ontruiming en verplaatsing Oostwaarts tot de grens Indo China in aanmerking. De kampen in Burma en langs de nieuwe spoorweg waren intusschen reeds verlaten. De nieuwe spoorweg het vorig jaar 1943 voltooid was eind 1944 niet meer bruikbaar.
Ook vele bruggen in de lijn Bangkok - Singapore waren toen al vernield en steeds ging de vernieling nog voort.
Alle herstelden uit ons kamp werden in vertrek-groepen voor een reis van veertien dagen ingedeeld en zoo pakte ik op 26 Februari 1945 mijn boeltje om met de vierde vertrekgroep van 300 man naar de grens Indo China vervoerd te worden.
Toelichting pagina:
Beiden heb ik na de oorlog nog ontmoet.
Ir. Esser de vader van Huib Esser die ik na de oorlog leerde kennen via de Reunistenvereniging HBS Semarang.
( Red.)
===========================
Copyright: R.Derks
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage