INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19283538 Bezoekers
43 Bezoekers online
De verhouding van de Regering is ook tot de Mohammedaanse godsdienst gegrondvest op het beginsel, dat ieder zijn godsdienstige meningen met volkomen vrijheid belijdt.
De Overheid onthoudt zich dan ook van maatregelen, die de Mohammedanen zouden belemmeren in de vrije uitoefening van hunnen godsdienst.
Wel noodzaakt echter de bescherming van de belangen van de bevolking in het algemeen en de
handhaving van de openbare orde, om in sommige gevallen in te grijpen.
Uit dien hoofde alleen zijn er regelingen gemaakt betreffende de moskeeën, de djakat en pitrah
(zie aldaar), de Mohammedaanse feestdagen, de bedevaart (zie aldaar), het sluiten en ontbinden van
huwelijken zie onder Huwelijk), de godsdienstige rechtspraak en ook het godsdienstig onderwijs.
Het toezicht op dat onderwijs is geregeld bij de Goeroe-ordonnantie 1925 (Staatsblad 1925 No. 219,
toelichting in Bijblad No. 10832, juncto 12495).
De Mohammedaanse godsdienstleraren hoeven geen vergunning van het Bestuur voor het
geven van godsdienst onderwijs te hebben.
Zij moeten slechts schriftelijk aan de daartoe aangewezen ambtenaar mededeling doen van hun voornemen om zodanig onderwijs te geven.
Het toezicht van Bestuurswege heeft alleen de bescherming van deder openbare orde ten doel.
Met het onderwijs als zodanig bemoeit de Overheid zich niet.
Sinds haar afkondiging is de Goeroe-ordonnantie toepasselijk op Java en Madoera en sinds 1927 in
Atjeh, oostkust van Sumatra, Riouw, Palembang, Tapanoeli, Manado en de afdeling Lombok van de residentie Bali en Lombok.
Elders zal zij in werking treden op door de Gouverneur-Generaal aan te geven tijdstippen.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage