INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19753299 Bezoekers
28 Bezoekers online
Art. 131 van de I.S. geeft wel aan welk het materieel privaatrecht is, dat voor elk van de bevolkingsklassen moet gelden, maar het geeft geen antwoord op de vraag door welk recht de rechtsverhouding beheerst wordt wanneer het handelingen geldt tussen aan „verschillend recht” onderworpen personen.
Zo is er b.v. verschil in regeling in het erfrecht van de langstlevende echtgenote naar het Nederlandse en naar het Ned.-Indische B.W.
Zo ook in het vennootschapsrecht.
Zo tussen het gecodificeerd Nederlandsch recht en het ongeschreven adatrecht in Ned.-Indië.
Zo wordt naar geldend Indisch recht de toeziende voogdij in Ned.-Indië van rechtswege door de Weeskamer krachtens art. 361 Indisch B.W. uitgeoefend en wordt dit toezicht in Nederland door de kantonrechter aan de particulier opgedragen.
Zo is kwestieus of het grondbezit van een Inlandse vrouw, die huwt met een Europeaan en derhalve verder diens staat volgt, gehandhaafd blijft. Zo is er de vraag of Inlands grondbezit bij rechtsopvolging bij overlijden kan overgaan op niet-Inlanders.
Het gebied van de rechtsbetrekkingen tussen personen aan onderling verschillend recht onderworpen, is derhalve voor Ned.-Indië als regel niet wettelijk voorzien.
Uitzondering hierop maakt b.v. de regeling van het gemengde huwelijk (Staatsblad 1898 No. 158, zie Gemengde Huwelijken) en de verhuring van grond door Inlanders aan niet-Inlanders; Staatsblad 1915 No. 474 dat de mogelijkheid opent voor zelfbesturen om aan Europeanen zakelijke rechten naar Europees recht te verlenen.
Als regel ligt dit terrein echter nog braak voor wetsregeling en moet de rechter voor elk geval afzonderlijk uitmaken wat recht is.
Hij zal daarbij moeten afgaan op de bedoeling van partijen, de aard van de rechtsbeschikkingen en de behoefte van het verkeer om uit te maken welk recht op de bewuste rechtsbetrekking of op onderdelen daarvan toepasselijk is.
De rechter zal daarbij enig houvast kunnen hebben aan de statutenleer (16 - 18 A.B.) en menigmaal kunnen aannemen, b.v. stilzwijgende onderwerping aan Europees recht.
De rechter bevindt zich hierbij op het gebied van het z.g. „quasi-internationaal privaatrecht”.
Geeft het „internationaal privaatrecht” aan welke regels gelden bij conflicten op privaatrechtelijk gebied tussen wetgevingen van verschillende staten, onder „quasi-internationaal privaatrecht” verstaat men de regels, welke de rechtsbeschikkingen beheersen tussen personen behorend binnen eenzelfde staatsverband (in casu b.v. Nederland en Ned.-Indië) doch onderling aan verschillend (Indisch) recht onderworpen.
Men spreekt echter daarbij in toepassing op Ned.-Indië van „interregionaal recht” waar het b.v. geldt oplossing van conflicten tussen de codificatie van Nederland en die van zijn delen buiten Europa of het daar geldend adat-recht; van „intergentiel recht” bij conflicten voortspruitend uit verschil in recht tussen de bevolkingsgroepen onderling in Nederl.-Indië en haar onderdelen en tenslotte van „interreligieus recht” bij botsing van recht tussen hen, die in Ned.-Indië verschillende godsdiensten belijden.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage