INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19807319 Bezoekers
36 Bezoekers online
Middelen van verkeer.
Nadat Daendels begonnen was met de aanleg van de grote postweg, is het wegenstelsel op Java overal uitgebreid en verbeterd.
Bijna overal verkeren de wegen in goede staat.
Prauwvaart heeft slechts plaats over zee en aan de monding en benedenloop van grote rivieren.
Voor binnenlands verkeer is die van weinig belang.
Geen enkele rivier is bevaarbaar voor grote schepen.
De aanleg van spoor- en tramwegen is op Java vrij laat begonnen.
Pas in 1873 en 1874 kwamen de eerste spoorlijnen Batavia- Buitenzorg en Semarang-Jogjakarta tot stand.
Thans is Anjer aan de westkust van Java verbonden met Banjoewangi aan de oostkust.
Parallel- en zijlijnen voorzien thans voldoende in de behoefte van het verkeer.
Het stadsverkeer wordt onderhouden door stoomtrams, elektrische trams en twee- en vierwielige voertuigen door paarden getrokken, met Inlandse koetsiers.
Langzamerhand worden die rijtuigen vervangen door auto’s, die ook voor het interlokaal verkeer steeds in betekenis toenemen.
Java staat in verbinding met de buitenwereld door allerlei stoomvaartlijnen.
Voor de verbinding met andere delen van de archipel is de Koninklijke Pakketvaartmaatschappij van het meeste belang.
Het post- en telegraafverkeer is overal voldoende verzorgd.
Het verkeer van personen, post en goederen door de lucht neemt steeds toe.
Handel.
Door de Inlandse bevolking wordt allerwege van de markten (pasars) gebruik gemaakt voor de Inlandse handel. Landbouw- en nijverheidproducten worden daar verkocht, de dagelijkse levensbenodigdheden ingekocht.
Op grotere schaal worden die producten verkocht aan Chinese tussenhandelaars.
Met die tussenhandel houdt de Inlandse bevolking zich weinig bezig.
De Europese groothandel heeft zijn kantoren vooral in de drie grootste plaatsen Batavia, Semarang en Soerabaja en verder in enige andere kustplaatsen.
De in het binnenland gelegen grotere plaatsen, zoals Bandoeng, Soekaboemi, Malang, Salatiga enz. zijn door het koelere klimaat meer van belang als woonplaats van de blijvers en als herstellingsoorden.
Verdediging van Java.
Zie Leger.
Politie.
De hoofden van gewestelijk en plaatselijk bestuur zijn in hun ressort hoofd van de algemene politie en van de veldpolitie, ook binnen de stadsgemeenten.
Voor bepaalde doeleinden worden ook door militairen politiediensten verricht.
In de desa is het desahoofd belast met de politie.
Hij is ondergeschikt aan de Inlandse en Europese bestuursambtenaren.
Bijzondere bewaking, bijv, van de uitgestrekte suikerriettuinen enz., wordt soms verricht door
extra-politiedienaren, die mede ondergeschikt zijn aan de Inlandse en Europese ambtenaren, doch bekostigd worden door de belanghebbenden.
Bossen.
Administratief maakt men onderscheidt tussen djatti-bossen en wildhoutbossen.
Alle djattibossen zijn onder geregeld beheer gebracht.
Men vindt die vooral in de residenties Semarang, Japara-Rembang, Bodjonegoro, Madioen, Kediri en Batavia (Krawang).
Ook in de Vorstenlanden komen uitgestrekte djattibossen voor.
Wildhoutbossen bedekken Java’s bodem in de weinige nog onontgonnen streken aan de zuidkust in West- en Oost-Java en verder worden bossen op de toppen van de bergen in het belang van de hydrologische toestand gespaard of zelfs opnieuw aangelegd.
Kleine bosjes van wildhout of bamboe vindt men overal op Java verspreid, zij zijn gewoonlijk van weinig belang.
De wildhoutbossen van enig belang behoren bijna alle tot de bosreserve en zijn dus gesloten voor de
aankap van hout door de bevolking of anderen.
Havens.
Goed geoutilleerde havens vindt men te Batavia (Tandjoeng Priok) en Soerabaja.
Tjilatjap is de enige grote haven aan de zuidkust.
Aan de noordkust kunnen grote zeeschepen laden en lossen op de verschillende reden.
Cheribon, Tegal, Pekalongan, Semarang, Pasoeroean en Probolinggo hebben een goede rede, waar bijna altijd gelost en geladen kan worden.
Alleen als de west- of oostmoessonwinden krachtig doorstaan is het zeer tijdelijk soms niet mogelijk, dat de schepen behandeld worden.
Voor dat laden en lossen wordt gebruik gemaakt van goede zeewaardige prauwen.
Bevloeiing.
Op het gebied van bevloeiing is op Java reeds veel verricht.
De meeste irrigatiegebieden zijn van permanente kunstwerken en een goed geregeld leidingstelsel voorzien.
Op veel plaatsen wordt voor de bevloeiing echter nog van tijdelijke dammen en bevolkingsleidingen gebruik ge-maakt, die overigens als regel voldoende in de behoefte voorzien.
Ook werden uitgestrekte gebieden door de aanleg van nieuwe kostbare irrigatiewerken van bevloeiing voorzien, waardoor op duizenden bouwen droge gronden in veel vruchtbaarder sawa’s konden worden omgezet.
Op dit gebied blijft intussen nog veel te verrichten. (Zie Bevloeiing).
Belastingen, Heerendiensten, Onderwijs enz., enz.
Verwezen moge worden naar hetgeen onder deze hoofden is medegedeeld.
Cijfers. Nog enkele cijfers mogen hier een plaats vinden.
De dichtheid der bevolking op Java per vierkante kilometer was in
1870 — 123
1880 — 148
1890 — 178
1900 — 215
1905 — 227
1920 — 260
1930 — 309
Voor de Buitengewesten was die in 1930 slechts 11.33 per vierkante km, voor geheel Ned.-Indië 31.13.
In 1930 was het aantal zielen in
West-Java | 11.397.147 | |
Midden-Java | 11.141.668 | |
Jogjakarta | 1.558.844 | |
Soerakarta | 2.564.975 | |
Oost Java | ||
en Madoera | 15.054.598 | |
------------- | ||
Totaal | 41.717.232 |
De uitgestrektheid der bouwvelden was in 1931 sawah 3.287.549 H.A., waarvan 934.156 H.A. technisch bevloeid, droge bouwvelden . 4.374.157 H.A.
Totaal 7.661.706 H.A. of 58.1 % van de oppervlakte van Java en Madoera.
De uitgestrektheid erfpachtspercelen bedroeg in 1931 op Java 662.291 H.A., de uitgestrektheid voortdurend bij den ondernemer in gebruik zijnde huurlanden in de Vorstenlanden was 28.935 H.A.
d. M. S.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage