INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
18150976 Bezoekers
22 Bezoekers online
zijn in de archipel overtalrijk aanwezig, zowel wat betreft het aantal soorten als het aantal individuen.
Hier moge worden volstaan met de aanduiding van enkele meest voorkomende of bekende soorten, zoals de grote rode, bijtlustige weefmier
(Mal. Kerengga, Jav. gang-grang) die hun nest niet onder de grond of in hout maken maar in de bomen, uit bladeren die door een fijn spinsel aan elkaar zijn bevestigd, hetwelk wordt geleverd door de larven.
Een andere soort is het kleine huis- of suikermiertje, dat zeer hinderlijk kan zijn.
Ten slotte de blinde mieren, waarvan de werksters en de vruchtbare wijfjes blind en vleugelloos zijn; alleen de mannetjes kunnen goed zien en hebben vleugels.
Tot de mierengasten behoren de blad- en schildluizen, die uit het achterlijf een zoet sap afscheiden de z.g. honigdauw, waarop de mieren zeer belust zijn.
Sommige bladluizen worden in het nest gehouden om als melkvee te dienen. Ook sommige kortschildkevers die aromatische stoffen voortbrengen worden als mierengasten gehouden en vertroeteld.
Er zijn echter wantsen wier afscheidingsproducten de mieren bedwelmen. Zij komen er in groten getale op af doch worden zodra zij bedwelmd zijn door de wants opgegeten.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage