INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
20063137 Bezoekers
50 Bezoekers online
14) Zes maanden als krijgsgevangene te Bangkok.
(27 Februari - 15 Augustus 1945) Hevige bombardementen..
------------
In de middag van den 26ste Februari 1945 stonden wij met 300 herstelden gereed om te vertrekken in de richting van Bangkok en werden tegen twee uur in vrij schoone goederen wagons gestopt met 30 man dus behoorlijk ruim. Tegen vier uur kwam plots een trein binnen en moesten wij hals over kop daarin overstappen. Er waren maar vijf wagons beschikbaar waar wij met ongeveer 50 man werden ingestuwd en onze bagage deels ergens anders.
Een 50 tal van onze jongens kozen een plaats op de wagon en zoo reden wij in een slakken gang en met veel oponthoud een paar uren door.
Onze trein vervoerde ook een paar honderd Jappen en veel
oorlogsmateriaal in zware kisten en andere bundels. Het was al avond toen wij voor een station stil stonden en op 500 m. verder zagen wij een rivier met restanten wat eens een spoorbrug was. Eenige weken geleden was deze brug het doel geweest van onze geallieerde bommenwerpers en totaal vernield.
Intusschen was een nood voetbrugje gemaakt en daarover begonnen de Jappen onze trein te ontladen. Die ontlading duurde tot laat in de avond. De jappen deden zwaar werk. Onderweg waren wij door een druk bezet gebied gegaan, en zagen daar duizenden Jappen aan hun oorlogstaak. Ook veel officieren zagen wij en allen zwoegden om het hardst.
Zoo tegen 11 uur gingen wij in de wagons ons bedje spreiden en zochten een zoo goed mogelijk plaatsje gekleed en wel. Na ongeveer een uur werden wij opgeschrikt door luchtalarm. Wij hadden nauwelijks tijd om uit de wagen te springen en zagen en hoorden toen de bommenwerpers al dicht bij. Nauwelijks hadden wij ons een 10 à 20 m. van de wagens verwijderd, toen het eerste vliegtuig in duikvlucht recht op ons afkwam tot vrij geringe hoogte, ongeveer 400 m. Wij zagen in die maannacht duidelijk de vier motoren en andere details van deze reusachtige luchtvogel en vlak boven ons gingen toen in het vliegtuig wat lichtjes aan en weer uit. Het vliegtuig was net even voorbij ons en toen zagen wij tot onze schrik 5 of 6 behoorlijk groote bommen uitwerpen. Deze kwamen op 200 à 300 m. van ons op den grond en verder hoorden wij niets. Dat waren tijdbommen, die pas later hun vernielingswerk zouden uitvoeren. Na deze volgden nog vier bommenwerpers en deponeerden op dezelfde wijze hun bommenlast op eenige afstand van ons vandaan, met als doel de loopbrug en de
omgeving daarvan. In een groote cirkel draaiden deze vliegtuigen weer om en herhaalden het bombardement eenige keeren. Intusschen kwam het afweergeschut van de Jap in werking en werd vanuit de bommenwerpers geschoten op de afweerstellingen, terwijl een regen van branden brisantbommen werd uitgeworpen.
Dat alles op slechts eenige honderden meters van ons af. Het was een angstwekkend doch prachtig schouwspel, dat wij daar eenige uren lang konden gadeslaan. Eén van de tijdbommen lag nog geen honderd meter van ons af in de railbaan.
De heele omgeving van de brug stond in vuur en vlam en honderden knallen gaven de vele benzinedrums die in brand geraakten.
Het afweergeschut was tot zwijgen gebracht en daarmee dreven de vliegtuigen af, onder neerlating van eenige lichtkogels die een groot oppervlak verlichtte. Vermoedelijk waren dat foto opnamen.
Toen het geronk der vliegtuigen niet meer gehoord werd moesten wij ons verzamelen. Eén onzer werd vermist en een stuk of wat Koreanen. De volgende dag kwamen deze weer te voorschijn.
Een paar doode Jappen lagen dicht bij de brug, een paar honderd meter van ons af en een klein aantal gewonde Jappen werden weggedragen.
Aan de overzijde waren ook nog slachtoffers gevallen doch in totaal niet veel. Plots werden wij opgeschrikt door een hevige knal, niet ver van ons vandaan. Een zuil van grond en steenstukken schoot omhoog omgeven door stofwolk. Een hevige schok ging door de aarde en een regen van stof en steenstukjes viel op en om ons. Wij allen schrokken en nog niet goed en wel ontkomen aan de schrik, even verder, weer zoo'n knal met hetzelfde schouwspel. Met kleine tusschenpoozen volgden de knallen elkander op en daar er ook dichter bij ons tijdbommen in de grond lagen trokken wij een km. terug. Intusschen begon het te regenen en wij hadden geen dak boven ons hoofd.
Het regende gelukkig niet hard, doch wel aanhoudend zoodat wij doornat werden. De ontploffingen bleven doorgaan doch de frequentie werd langzamer en zoodoende vielen wij tegen een uur of 5 's morgens in slaap doch ontwaakten weer vlug door het doorkomen van de zon.
Een goed uur deden zich geen ontploffingen meer voor, zoodat wij besloten naar onze barang in de trein terug te gaan, en ons ontbijt, van wat eten dat wij de vorige dag meebrachten, te gaan nuttigen.
Juist toen wij nagenoeg gereed waren en onze barang bijeen hadden ontplofte op slechts 200 m. van ons af weer een tijdbom die het ijzeren dak van onze wagon oplichtte. De sterke luchtdruk was ook merkbaar.
In overhaaste vlucht vlogen wij terug naar onze vorige veilige plaats en bleven daar tot 11 uur. Nog enkele bommen barsten in die tijd los doch het werd steeds minder. De Jap en onze corveeërs die daar bij de brug in een kamp lagen waren tusschen die gevaarlijke ontploffingen aan het opruimingswerk bezig en wonder boven wonder vielen er geen dooden. Voor ons transport over de rivier waar nu ook geen noodbrugje meer was waren prauwen aangekomen die ons zouden overzetten. Die overtocht duurde lang. De toegang tot de oever stond ongeveer 200 m. aan elke kant onderwater dat 1 m. diep en hier en daar dieper. Een wankel planken stelsel was op de diepe plaatsen aangebracht, doch zoo primitief, dat velen te water raakten. Ik bereikte gelukkig droog, doch doodmoe, de overzijde en daar stond nog een half uur loopens een trein gereed. Onderweg zagen wij nog tientallen branden aan huizen en voorraden.Pas tegen een uur of vier dien middag zette de trein zich in beweging richting Bangkok alwaar wij alweer tegen donker ( 7 uur Japansche tijd ) aankwamen. De reis was weer in beestenwagens en velen er bovenop. Het landschap dat wij doorgingen was mooi als op Java en werd al drukker bezaaid met dorpjes waar vele menschen woonden. Wij passeerden ook vele Pagoda's en kleine fabrieken.
Zoo teekende zich de omgeving van de millioenen stad Bangkok langzaamaan duidelijk.
De intocht in Bangkok was een buitengewoon gebeuren voor ons allen die bijna drie jaren niets dan wildernis hadden gezien. De tientallen Pagoda's, groote hooge gebouwen van steen, drukke straten, goed gekleede Siameezen Chineezen en zoo meer, en een druk station, maakte indruk op ons.
Wij zaten nu aan de west-zijde van de stad langs de rivier. De groote voetbrug over die rivier was in het midden getroffen door een voltreffer en dus niet bruikbaar.
Per prauw werden we toen overgevaren in ver Zuid Oostelijke richting en aan de rand van de millioenen stad ontscheepten wij langs een modern, geheel van beton opgetrokken havenloodsen complex.
Dit havencomplex ligt ongeveer 8 km. uit het hart van de stad.
De kade was wel 1½ km. lang en langs die kade stonden loodsen
waarbinnen electrisch licht brandde. Ook vernamen wij stemmen van krijgsgevangenen, en ja hoor, dra bleek dat daar al 1600 man aanwezig was, waaronder ook onze drie voorgaande groepen.
Het bleek hier een tusschenstation te zijn en de volgende morgen zou ook weer een groep vertrekken.
Spoedig betraden wij de reusachtige betonnen ruimte hel verlicht door electrische lampen en een stevig dak zag ons oog. Een beetje onwennig aan dit zoo Steedsche gedoe, gingen wij, na een goede maaltijd, op de betonvloer mannetje aan mannetje ons rolletje uit te leggen om te gaan slapen. Wij waren allen erg vermoeid.
Het slapen lukte echter niet, want zoodra wij lagen, kwamen zwermen kleine doch venijnige muskieten in drommen op ons af. Elke cm. die je van je lichaam bloot gaf was voor hun, en het gonzen bleef doorloopend in je oor. Een zoo hevige aanval maakte ik nog niet eerder mede.
Tenslotte brak de morgen aan en viel deze onderbrenging wel mede, wat stevigheid en degelijkheid van de constructie aangaat, doch wij hadden geen bewegingsruimte, geen uitzicht, alle deuropeningen waren dichtgetimmerd op één na waar de Jappenwacht zat. Het leek veel op een gevangenis. Onze kampcommandant was een jeugdige Vaandrig Gids bijgestaan door een Engelsche sergeant majoor en nog een stel of 4 alle jonge kerels. Dit stelletje regeerde het zaakje goed en kon aardig met de Jap omgaan.
Reeds 's ochtends kregen wij rijst met groente en vleesch en, dus nu, eindelijk na bijna drie jaren eens geen rijstepap, dat was voor ons een tractatie. Dadelijk na het ontbijt vertrok een groep van 500 man en kwam er dus wat ruimte leeg om wat op en neer te loopen.
In de loop van de dag kwam echter bericht dat die troep ergens was vastgeloopen en weer terug zou komen ook de partij die de vorige dag was weggegaan.
Het verkeer was gestremd en ook hier kon de Jap niet meer doen wat hij wilde. De eerste nacht was rustig heengegaan doch heel in de verte hadden wij bombardementen gehoord. De tweede nacht waren de bombardementen veel dichterbij en zaten wij in angst in die overvolle ruimte met wel 1200 man. In de morgen bij het Appel dat op de kade gehouden werd zagen wij in de verte groote branden. Een deel van de stad stond in brand.
Aan het einde van die kade was een voltreffer op een loods met rubber gekomen en dit brandde drie dagen. In de loop van de
dag kwamen autoriteiten uit Bangkok daarnaar kijken en zagen
wij voor het eerst weer eens een paar gekleede Europeanen,
o.a. de Zwitsersche consul, die de schade kwamen opnemen en veel hoogere Jappansche officieren. Later op den dag hoorden wij dat in Bangkok twee stations op de korrel waren genomen waaronder o.a. ook het station waar wij nog eergisteren waren.
Het verder doortrekken van ons werd voorloopig uitgesteld, en dat duurde tot Mei 1945 alvorens de eerste partij kon vertrekken.
Intusschen werd wat meer ruimte gemaakt en kwamen onze jongens de volgende dag terug. Allen moesten toen op corvee voor opruimingswerk.
Ik werd kamerwacht en mocht thuis blijven. Gelukkig want ik was aardig aan het opknappen doch zeker nog niet sterk voor zwaar corvee.
De volgende nachten waren rustiger doch geregeld kwamen nu ook overdag de bommenwerpers. In allerhaast werden door onze jongens schuilloopgraven aangelegd en soms moesten wij drie maal in de 24 uur daar naar toe.
Dit leverde veel ongemak op vooral voor de keuken doch het keukenpersoneel slaagde er steeds in nog iets goeds te bereiden. Het eten was hier stukken beter dan op Nakon Pathom. Als er soms eens pap s'morgens was kregen wij dan voldoende suiker bij en zoo nu en dan kregen wij koffie met suiker.
Zoo verliepen de eerste weken van Maart 1945 toen plots op een avond zoo omstreeks de 20ste post werd gebracht.
Met weinig interesse luisterde ik naar de namen die genoemd werden omdat het al zoovele keeren niets voor mij was, doch nu, hoorde ik Derks en vloog op den facteur af en ja hoor de eerste kaart van Mams en Rika.
Dat gaf feest in mijn hart. Ook meldde de kaart goede berichten van Han en m'n hart zij mij dat het ook goed met Aad was, doch daar had ik geen zekerheid van.
Vanaf dat oogenblik is mijn gezondheidstoestand sterk vooruit gegaan en keerde ook wat kracht terug. Geestelijk kwam ik ook wat bij doch dat ging niet zoo vlot.
Uit de kaart kon ik opmaken dat die omstreeks augustus 1943 geschreven was, toen was alles dus nog goed !.
Intusschen waren nog meer groepen vooral van Tamoan aangekomen en in belendende loodsen ondergebracht.
Om drie uur in de middag van den 23 ste Maart 1945 was het luchtalarm en toen wij naar de schuilplaatsen renden waren de bommenwerpers al boven ons, en het afweergeschut al in actie. Ook werden al brisantbommen uitgeworpen en braken al branden uit, vlak bij en om ons. Het was een paniek. Ieder liep wat hij kon en dook zoo gauw mogelijk in een loopgraaf. Dat bombardement duurde eenige uren en een groot deel van ons havenkwartier stond in vlammen. De jongens uit Tamoan in de belendende loods waren niet tijdig genoeg uit het gebouw met gevolg dat een viertal werden gedood waaronder Engelschen en een 8 man werden gewond.
Het bombardement duurde eenige uren en gaf een angstig schouwspel te zien. Wij taxeerden dat ook onze keuken zou zijn getroffen. Dadelijk na het bombardement moesten allen die schoenen aan hadden er op uit om overal dadelijk hulp te bieden.
Ik was ook bij die ploeg in totaal ongeveer 300 man. Al dadelijk zagen wij op de weg hoopjes brandbommen liggen nasmeulen en het heele Jappenkamp bestaande uit bamboe loodsen stond in lichterlaaie.
Tientallen branden aan benzine en opslagplaatsen, ook houtstapels stonden in brand. De rails was hier en daar uit de straat geworpen en lag in krullen over den weg. Alle telefoon en electrische leidingen waren overal vernield. Houten balken
van meer dan 2000 kg. waren als lucifershoutjes opgenomen en door de gevel der loodsgebouwen gegooid. Op verscheidene plaatsen sloeg de brand uit de 1½ km. lange loodsenrij.
Vlak neven onze loods was een voltreffer op het W.C. gebouw terecht gekomen, en 500 m. in het rond daarvan was het een glibber partij over de rondgestrooide uitwerpselen en een stank van geweld. Allen deden wij een stuk doek om de neus.
Bij het belendende gebouw waren verplegers en doktoren doende de gewonden en dooden te verzorgen. Ook enkele Jappen waren getroffen.
De aanblik van die bloedende lichamen waar het inwendige overal naar buiten gulpte en beenen en armen hier en daar lagen, was diep en diep schokkend. Wij moesten verder naar de grootere branden en met alle macht aan het blusschen. Ook honderden Jappen werkten mede en tegen middernacht was het ergste voor verdere uitbreiding voorzien. De heele nacht en volgende dagen bleef de brand echter woeden. De vernieling was wat je noemt af.
Ook in de stad waren bommen geworpen op Gas electriciteit en water voorzieningen welke prompt geen van allen meer functioneerden. Het duurde maanden eer een beetje van die drie nuttige zaken weer kon worden benut. Ook de vele electrische trams konden niet meer rijden.
De volgende dagen kwamen verkenners over en constateerden dat enkele punten niet goed geraakt werden en die werden vervolgens ook weer op de korrel genomen. Van nu af aan duurde deze kleinere bombardementen tot Augustus toe, door en door.
Het werd een angstige tijd en velen werkte dit op de zenuwen. Ik voor mij was wonderlijk kalm en verwerkte alles van binnen. Naar buiten was ik ijskoud en zag geen gevaar. In al die tijd ging het corvee van onze jongens door en vanaf Mei begonnen weer vertrek partie's naar de grens van Indo China te verhuizen. Ook van de nabij Grens Burma gelegen kampen kwamen weer nieuwe verder trekkers aan.
Zij bleven een dag of wat nabij ons en gingen weer door.
Ik voor mij had nooit geen zwaar buiten corvee en bleef trouw
kamerwacht tot de dag der Capitulatie. Daardoor knapte ik steeds meer op en nam ook mijn lichaamsgewicht toe.
Een 600 man van ons werd aangewezen als de partij Bangkok corveeërs en keukenpersoneel, die pas het laatst zou vertrekken, als er ongeveer 15.000 krijgsgevangenen zouden voorbij zijn getrokken. Die 600 man werden een zoogenaamd show partij en werd ook eenigzins gekleed.
Voor zoover de menschen Bangkok in moesten kregen zij een korte blauwe broek en een net hemd aan alsmede een stroohoed. Ook deelde wij nogal eens met Rode Kruis barang die daar bij hoopen opgeslagen was.
Er waren duizenden kisten met kleeren en eetwaren wel genoeg om 10.000 man uit te rusten en lekker te laten eten.
Doch slechts mondjesmaat kregen wij wat in de buitenkampen nog minder. Ook boeken waren er en in de laatste maanden werden die ook gedistribueerd, doch het was alles engels en nogal erg wetenschappelijk dus had ik er weinig aan.
Het eten was in dit kamp vrij behoorlijk althans het beste wat wij tot nog toe ergens kregen. Alleen drinkwater was moeilijk en gaf dikwijls groot gebrek. Ook de ligging was beroerd geworden door het bombardement op 23 Maart. Toen waren alle daken, die van eterniet waren, op duizenden plaatsen vol met gaten. De regens begonnen al in April en dat gaf vooral in de nacht de onmogelijkste toestanden.
Veel nachten werden wij en al ons hebben en houden klets nat. Ja dat was een ware plaag. Slechts heel langzaam werd
eenige verbetering verkregen door ligging op plankiers en verruiming van de gelegenheid, zoodat op de ergste plaatsen geen menschen direct onder de drup lagen.
Als het dan 's nachts ging regenen bleef je met een beetje geluk nog droog, doch onder je stroomde het modderwater door en vormde overal modderplassen. Alles bij elkaar was het nog maar een armzalig gedoe.
De berichten waren echter hoopvol vooral in de slechtste maanden Maart en April. Wij verwachten allen spoedig de val van Duitschland en jawel hoor begin Mei was dat waarheid en vernamen wij het al heel vlug van de Thailanders. Wij dachten nu is het met de Jap ook zoo gedaan, doch alles ging z'n gewone gangetje. Ja het transport van krijgsgevangenen werd nog drukker. De heele Stadswacht, voor zoover die nog over was, had ik al zien passeeren. Ook een groep van duizend officieren kwam langs en ook een groep van 100 officieren van Saigon.
Ik informeerde druk naar Han alhoewel ik niet wist dat hij toen in Saigon zat doch kreeg geen definitieve inlichtingen. Na al die belevingen was ik in begin Augustus weer fit voorzoover dit in krijgsgevangenschap mogelijk is. Sedert December 1944 had ik geen koorts meer gehad.
Mijn lichaam was puisten vrij, dank zij het zoute water waar wij in konden baden en zwemmen. M'n haar was weer lang geworden en eens in de week scheerde ik mijn stoppels weg. Langzaam maar zeker verdwenen de harde trekken van lichamelijk en geestelijk lijden. De berichten over een komende aanval op Japan waren legio en sterk overdreven, doch dat hield de moed erin. Geruchten deden ook de ronde dat een groot deel van Indië ook al bezet was en Borneo al geheel ontruimd. Ieder oogenblik verwachtten wij het eind van de oorlog en toch dachten wij door alles heen dat het toch nog wel weer het volgend jaar zou worden.
In de eerste dagen van Augustus was de Jap weer erg actief met inspectie's en allerlei strenge maatregelen waaruit ons bleek dat er wat gaande was.
Plots op de tiende kwam er een goed bericht binnen en werden wij door onzen kampcommandant, toen de Vaandrig Kooi van Semarang, er op geattendeerd, doch wij moesten kalm blijven en vooral niets aan de Jap laten merken. Een paar dagen tevoren heb ik op verzoek van die kampcommandant mijn, gedurende 3½ jaar bijgehouden dagboek, vernietigd omdat hij gehoord had dat daar speciaal naar zou worden gezocht en mijn, leven dus niet zeker was.
Alhoewel ik wel kans zag het bundeltje ook deze keer te verbergen, heb ik toch met een bloedend hart aan zijn verzoek voldaan, terwille van pressie die op mijn mede krijgsgevangenen bij eventueel ontdekken zou volgen.
Wonderlijk vlug was ik weer over mijn hartzeer heen en dank ik nu God dat het ellende boek vernietigd is.
Ik heb mij toen al voorgenomen mijn herinnering in minder reeële vorm later weer te geven en dat is dan nu bijna ten einde.
Op den elfde Augustus 1945 kwam meer teekening in de berichtgeving en werd gefluisterd dat Japan zou zijn ge capituleerd.
===========================
Copyright: R.Derks
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage