INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19938063 Bezoekers
16 Bezoekers online
De Zeereis van Holland naar Ned. Indië in oorlogstijd.
28 Januari - 5 februari 1918.
De dagen van wachten - 3.
Tot zes uur in den avond zagen we niets dan lucht en water doch daarna kwamen de voorste punten der Frroer eilanden in de avondschemeing op en dra zagen wij de door rotsen beschermde stijle kusten op welke eilanden zich hooge bergen zich prachtig teekenend op den achtergrond afschilderden, welk schilderachtiger werd nadat de donker was ingevallen en de maan de randen en andere begrenzingen der bergen met een dikke gele lijn aftekende. Na dit schoone kunstgezicht verliet ons het land zoodat het eerste wat wij nu zouden zien pas over vele dagen zou zijn als we de Atlantische Oceaan grootendeels waren overgevaren.
Thans (29 Jan.) zijn we in het hooge noorden en wel op de 60e N.B graad en toch is de temperatuur gelijk aan die in Holland zo nu en dan hangt er zware mist of valt er stofregen maar bijzonder koud is het niet. Zo kan Jeane in al haar zeeziekte aan het dek verschijnen doch niets hielp, ze voelde zich zelfs in de benauwde door leven en schommelende beroerde hut nog beter dan boven, waarom zij maar zoveel mogelijk daar bleef. Met het eten werd ze door mij de hutsteward en de linnenjuffrouw zeer voldoende bediend zoodat ze eigenlijk niets te kort behoefde te komen, doch de engelsche tafel stond reeds tegen en ze at aldus nagenoeg niets. Zienderwijs werd ze steeds zieker en trots al m'n inspanning mismoediger zoodat ook ik dikwijls dacht dat de reis ons minder aangenaam zou worden. Onze hoop vestigden we echter op het verblijf aan land in Amerika en de zeereis aan de andere zijde van Amerika waarvan wij al veel goeds hoorden vertellen. De engelsche keuken ging langzaamaan een ieder vervelen en een gemopper en geklaag over de beroerde tafel was zelfs het onderwerp van het gesprek aan iedere speeltafel. Behalve dat kwamen ook de verschillende gebreken vanwege het te groot aantal passagiers nu pas goed uit. Alle zalen waren altijd door te vol, de muzikale houding welke er aan de wal in Holland de stemming er goed inhield verdreven met de zeeziekte, van wel 90% der passagiers op de ergste dagen n.m. van 28 Jan. tot 3 Febr., waarvan ik gelukkig voor Jeane, geen hinder had.
Door deze omstandigheid werd de dameszaal benevens de conversatiezaal gedeeltelijk ingenomen door liggende zeezieken welke soms kussens dekens enz. zelfs uit de hutten meebrachten, terwijl de rookzaal werd gereserveerd door een troep zwaar gokkende - om tientallen soms honderden guldens - jonge en oude heeren. Op die manier restten er voor normaal gezonde een gezellig spelletje willende spelen luitjes weinig goeden plaats.
Bij al deze minder prettige dingen kwam nog dat hoe Zuidelijker wij namelijk kwamen des te kouder werd het en wel zo koud dat het tegen het schip slaand schuim der golven bijna onmiddelijk bevroor en deze barre koude zelfs werd vermeerderd door een snijdende wind die een zachte sneeuw ijskoud in ieder gelaat joeg. De geheele buitenwand van het schip met de op het sloependek aanwezige grillige lijnen van touwen masten, kokers enz. dat alles was dik bevroren en zag er welliswaar schilderachtig, in het licht der honderden electrische lampen, doch ook ijzig koud uit. Zoo aldus voeren we onder het eenige gezicht van water en lucht tot den derden Februari toe. Deze dag gaf werkelijk afleiding.
De koude in den ochtend was minder en werd zelfs met het uur zachter zoodat zelfs wandelende paartjes zich meer en meer aan dek waagden alwaar matrozen hard werkten om de nu reeds loszittende sneeuw – het dooide dus al wat - op te ruimen.
Ook Jeane voelde het merkwaardig stil liggen van het schip en na opgestaan te zijn wandelden wij even op het dek. Daar vertoonde zich in de verte aan bakboord zijde een witte streep op het water en menigeen verbeeldde zich land te zien. Zelf dacht ik land is zwart en niet wit doch vergat een oogenblik de hevige koude en sneeuw en ja hoor duidelijker werd het al en zelfs in de verte teekenden zich witte bergen aan den horizont. Hetgeen wij zagen was Cape Race d. i. de Zuid-Oost kaap van het groote Amerikaanse eiland New Foundland. Wij naderden het land tot zeer nabij en zagen zeer tot ons genoegen de schilderachtige hooge witte kust welke beschenen door de gouden zon een machtig indruk maakten. Tevens passeerden ons aan bakboordzijde een Noorsch vrachtschip hetwelk de door ons afgelegde weg nog moest beginnen.
Tegen twaalf uur s'middags verdween het land weer aan de horizont achter ons en aldra werden ook de golven weer hooger welke zelfs in den avond reeds weer huizenhoog waren. Hierdoor zochten alle zeezieken hun bedje weer op voor eenig dagen. De morgen der volgende dag (4 Febr.) gaf weer weinig goeds. De temperatuur was weliswaar matig doch de golven sloegen nog geregeld over het achterdek, zoodat de dag met een spel kaart of dam enz. door de meesten werd zoek gebracht. Vele zeezieken evenwel waren reeds goed ter been, hoogstens een 20% was in de mat zoodat er wel wat meer fleurige levenslust was. In den avond dan ook werd er een verloting en een rede door Mevr. Flier gehouden welke voor het Belgische steuncommitee naar Amerika reisde voor de tweede maal. Zij vertelde van haar werken en reizen in haar eerste werktijd in Amerika, beneven van het leven en de gewoonten in dat land, alsmede verklaarde zij hoe zij als nu haar werktaak had opgesteld zoodat we een leerzame door muziek afwisselend prettig gemaakte avond doorbrachten.
Den morgen van den volgende dag (5 Feb.) kunnen we vergelijken met de vorigen doch wij hadden het allen erg druk want morgen zouden we te New York aankomen waardoor een ieder zijn bagage eens terdeege in de verschillende koffers moest rangschikken. Aldus was het avond voor wij het wisten en een ieder begaf zich nogal vroeg naar bed aangezien niet zuiver te berekenen was hoe laat we morgen zouden arriveren. De gedachte was in den middag waarom een ieder den daarop volgenden morgen (6 Febr.) vroeg opstond. De drukte aan het wandeldek - vermeerdert door de kleine golven en het zachte winterweer - begon al na het ontbijt, doch zelfs tegen twaalf uur was er nog geen land te zien.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage