INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19753312 Bezoekers
31 Bezoekers online
Zeegebied van Ned.-Indië.
Naar het onderscheid in flora en in fauna kan men zeggen dat Sumatra, Borneo, Java, Madoera, Bali en de naburige eilanden Aziatisch zijn, terwijl Nieuw-Guinée en omliggende eilanden Australisch zijn. Tusschen deze Aziatische en Australische gebieden is een overgangsgebied dat zich kenmerkt door zeer diepe zeeën, talrijke eilanden en steile hellingen van dit bewegelijke en onvaste deel van de aardkorst. Horizontaal vormen de zeeën van dit centrale gedeelte van den archipel ééne zee, maar verticaal onderscheidt men vijf en twintig diepe bekkens, gescheiden door verheffingen van den bodem van verschillende hoogte, waarvan onderscheidene zichtbaar zijn als eilanden. Al deze bekkens komen uit op de Stille Zuidzee; daar waar de drempels het laagst zijn, is de ingang naar dezen oceaan groot. Zoodoende is het complex van de talrijke zeeën binnen den boezem van den archipel niet anders dan een van de groote secundaire oostelijke zeegebieden van den Stillen Oceaan. Aan dit overgangsgebied tusschen Azië en Australië (Celebes, de Molukken en de Kleine Soenda Eilanden) heeft men den naam Wallacea gegeven, naar Alfred Russel Wallace, de eerste die in zijn werk „Malay Archipelaga" (1869) de kenmerken van de overgangszone tusschen Azië en Australië aantoonde. De aardrijkskunde heeft deze theorie overgenomen omdat de karakteristieke Aziatische bevolking, flora en fauna in den archipel de overhand hebben boven de arme, weinig ontwikkelde fauna, de minder rijke flora en de primitieve, dungezaaide bevolking van Australië. De zeeën welke eenerzijds Sumatra, Java en Borneo van elkander en anderzijds van het vaste land scheiden zijn slechts 40 'à. 50 m. diep. Evenals in Europa, de Noordzee, het Kanaal, de Baltische zee, zijn de Indische zeeën gevormd gedurende de geologische periode die men het Pleistoceen noemt of de ijstijdperken. Gedurende elke koude-periode bevroor een grooter deel van het water der zeeën, hetwelk de ijslagen van de poolgebieden ver buiten de normale grenzen vergrootte. Tusschen de ijsperiodes in smolt een groot deel van deze geweldige ijsmassa's, waardoor de oppervlakte der zeeën merkbaar steeg. De kusten en de laaggelegen gedeelten van het vaste land werden overstroomd, en de rotsen welke nog aan de getijden waren blootgesteld werden langzamerhand ingevreten. Overal waar de nakomende verticale bewegingen de demarcatielijn tusschen de zee en het vaste land niet hebben gewijzigd, zijn deze ondiepe zeeën met vlakke bodems het gevolg van hetgeen zich in de evengenoemde periode heeft afgespeeld. De mensch is getuige geweest van deze opeenvolgende tijdperken van koude en warmte en heeft er den invloed van ondergaan. In de tropen ontbreken uiteraard de sporen van de poolgletschers uit het Pleistoceen. Maar er zijn andere bewijzen dat de oppervlakte van den oceaan toen veel lager was en dat deze door overstroomingen ontstane zeeën toen nog niet bestonden. Vooral Dr. Molengraaff heeft het bestaan er van in het Aziatisch gedeelte aangetoond: de vroegere kustriffen van koraal, nu teruggevonden midden in zee; de vroegere rivierbeddingen, nu onder de zee, die vroeger haar uitmonding hadden in de Chineesche Zee of in het Zuiden van de Straat van Makassar; de overeenkomst van de Visch-fauna van de rivieren van West-Borneo en die van Sumatra, welke zijrivieren waren van een grooten stroom. De isobathe (gelijke diepte) van 200 m. wordt beschouwd als de grens van het Aziatische en het Australische deel.
Van de zeer oude vlakte, welke door de zee is verzwolgen, zijn alleen de hoogere rotsmassieven over, die aan het erosieproces hebben kunnen weerstand bieden.
Deze overgebleven bergfragmenten zijn de granietcentra van de archipels der Chineesche Zee met hun tinrijke eilanden die het verlengde vormen van het Maleische Schiereiland: de Riouw en de Lingga Archipel, Bangka en Billiton, waar men het secundaire erts delft in de groote valleien der rivieren die in het Pleistoceen zijn ondergeloopen. De onderzeesche voortzetting van het vasteland van Azië tot de isobathe van 200 m. wordt door Molengraaff het Soendaplat genoemd naar de groote Soenda-eilanden, die van Australië waarop Nieuw-Guinee ligt, het Sahoelplat, naar de reusachtige sahoel-zandbank tusschen Timor en Nieuw-Guinee.
Borneo is grootendeels gelegen op het Soendaplat; van Java maakt het noordelijk-, van Sumatra het westelijk kustgebied er deel van uit. Beide eilanden bestonden reeds in het Pleistoceen en raken slechts dit plat. Vermits deze langs den zeer diepen Indischen Oceaan uitgestrekte eilanden in geenen deele behooren tot het constante en massieve blok van het vasteland van Azië, kunnen zij ook niet geacht worden er deel van uit te maken.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage