INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
19199038 Bezoekers
7 Bezoekers online
Onder het bestuur van de Javaanse Vorsten beschouwden deze zich als eigenaar van alle gronden, terwijl de bevolking die er woonde, die in deelbouw bewerkte.
De vorst stelde dan over een complex gronden een hoofd aan, een běkěl, die het aan de vorst toe komend gedeelte van de opbrengst had af te dragen en daarvoor gewoonlijk 1/5 deel van de gronden voor zichzelf mocht bewerken.
Wilde de vorst voor een bepaald doeleinde fondsen beschikbaar stellen bijv. voor beloning van bewezen diensten of voor de instandhouding van een godsdienstschool of een heilig graf, dan wees hij daarvoor bepaalde gronden aan, waarvan de opbrengst en de door de daarop wonende bevolking verschuldigde diensten dan voor dat doel gebruikt konden worden.
Van deze gronden hoefde de opbrengst dan niet langer aan de vorst te worden afgedragen, zij werden belastingvrij en ook herendiensten ten behoeve van de vorst of zijn rijk hoefden door de bewerkers niet te worden gepresteerd.
Vooral in de landen, die na het einde van de Javaoorlog in 1830 bij het Gouvernementsgebied gevoegd werden, vindt men nog veel van die vrijgestelde complexen grond, die thans een honderdvijftigtal afzonderlijke desa’s vormen.
De meeste treft men dus aan in Midden-Java, enkele ook op het eiland Madoera.
De privileges bleven na de overgang in stand.
De Vrije desa’s worden dikwijls in het algemeen perdikandesa’s genoemd.
Men kan vier soorten onderscheiden;
a. de eigenlijke perdikan- of pěsantrèndesa’s, aan bepaald aangewezen personen of hun afstammelingen geschonken voor het oprichten of onderhouden van een godsdienstschool, pěsantrèn.
b. de midjèn-desa’s, geschonken aan bepaalde personen en hun afstammelingen als beloning, soms
voor weinig belangrijke diensten.
Een zekere midjèn-desa is bijv. ontstaan als beloning van een stalknecht omdat hij het lievelingspaard van de vorst goed verzorgd had.
c. Pěkoentjèn desa’s gesticht voor het onderhoud van heilige of belangrijke graven of van een moskee.
d. Kepoetihan desa’s gesticht ten behoeve van bepaalde zeer vrome personen en hun afstammelingen.
De rechtstoestand in die desa’s is een zeer bijzondere.
Gewoonlijk wordt aangenomen, dat het hoofd van de desa, de bekel, nog steeds het recht heeft over alle gronden te beschikken, maar hij is niettemin verplicht dit op een billijke en rechtvaardige wijze te doen, wil hij geen onrust in de desa verwekken of het bestuur tegenover zich vinden.
Zijn aandeel in de opbrengst van de gronden wordt ook geregeld naar de oude gebruiken en bestaande gewoonten.
Ook bij andere heffingen en het vorderen van diensten moet daarmee rekening worden gehouden. In een register, laatstelijk vastgesteld in 1912 (Bijblad 7847), zijn de vrije desa’s opgenomen met vermelding van de voor haar gebied geldende voorrechten en regelingen.
Met goedvinden van de zelfbestuurders van Soerakarta en Djokjakarta heeft het Bestuur getracht in verschillende, vooral in de kleinere vrije desa’s aan die uitzonderingstoestand een einde te maken, door aan het hoofd een passende schadeloosstelling aan te bieden en zo nodig op andere wijze in het doel van de instelling te voorzien.
De toestand van de bevolking werd dan gelijk gemaakt aan die van de omliggende desa’s.
Zij kreeg rechten op de door haar bewoonde grond en moest dan verder ook aan de gewone verplichtingen tegenover het Gouvernement voldoen.
De kleine vrije desa’s werden dan meestal bij de grotere, aansluitende Gouvernementsdesa
ingedeeld.
Voor de opheffing van de meer belangrijke vrije desa’s kon echter soms geen medewerking
van de betrokken bevolking verkregen worden en dus moest daarvan worden afgezien.
Het aantal vrije desa’s is sedert 1912 met enige tientallen verminderd.
De vrijstellingen kunnen bovendien niet worden uitgebreid.
De vrije desa’s zijn Inlandse gemeenten en vallen dus onder art. 128 I. S.
De hoofden worden echter niet door de bevolking gekozen.
Hun ambt is erfelijk, behoudens uiteraard geschiktheid voor het ambt.
Vroeger werden zij door den Gouv.-Gen. benoemd, in de laatste tijd door de resident.
Behalve vrije desa’s heeft men nog bepaalde gronden, die belastingvrij zijn, omdat de opbrengst is aangewezen voor een bepaald doel, bijv. de moskee ambtsvelden in het Semarangse.
Verder ook z.g. perdikan-lieden, bepaalde personen, door het bestuur erkend, die in verband met
bepaalde hun opgedragen werkzaamheden vrij zijn van sommige belastingen en herendiensten.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage