INDOPEDIA
|
De Indische Encyclopedie
|
20217813 Bezoekers
38 Bezoekers online
betekent „bast” (eigenlijk „mantel”).
Men verstaat er onder de bast van de kinaheesters — waarvan een 40-tal bekend is — welke oorspronkelijk voorkwamen in het Andesgebergte van Zuid-Amerika.
De bast werd naar Spanje meegenomen door gravin Del Chinchon, echtgenote van de onderkoning van Peru.
Zodoende werd dit koortswerend middel in Europa bekend en later beroemd. In 1855 werd de plant met regeringssteun op Java en op de helling van de Gedeh uitgeplant.
In 1865 kocht het gouvernement zaden waaruit kinaplanten van nog hoger kininegehalte werden geteeld.
Op het plateau van Pengalengan (W.-Java) werd de cultuur uitgebreid.
Het zaad wordt op kweekbedden uitgezaaid, de jonge plantjes op andere kweekbedden overgebracht en pas als ze 2 jaar oud zijn voorgoed verplaatst.
De volwassen planten worden gerooid.
De bast wordt door kloppen, bij sommige soorten met mesjes, losgemaakt en komt opgerold in pijpen in de handel.
In Indië maakt de Bandoengse kininefabriek er kinine van.
Op het Lands kina- en theebedrijf te Tjinjiroean is een kinaproefstation. De grootste hoeveelheid kinabast komt uit Ned.-Indië.
Amsterdam is de voornaamste kinamarkt.
Ten einde een lonend prijsniveau te handhaven werd in 1931 de productie met 10 % ingekrompen.
De productie kinabast van Java en Sumatra bedroeg in 1931: 10600 ton, in 1929 en 1930: 11.900 ton.
Er heeft nog niemand gereageerd.
Voor meer informatie over nieuws uit de kranten van Nederlands-Indië
La vie est un pélerinage